Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.MOMENTUM CAPITAL B.V.,
MOMENTUM ESTATE FUND I B.V.,
STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
private equitykantoor dat investeert in ‘
urban development’en ‘
clean technology’in onder meer Latijns-Amerika. MC is enig aandeelhouder en bestuurder van MEFI.
49. De rechtbank stelt voorop dat de verwijten die AFM hier aan eiseressen maakt nauw samenhangen met wat AFM heeft gesteld inzake onjuiste of misleidende mededelingen. (…)
De gemachtigde van AFM stemt in met opschorting van de door de rechtbank Rotterdam vastgestelde begunstigingstermijn tot twee weken na de uitspraak van het College op het hoger beroep en zegt toe dat AFM in die periode niet zal overgaan tot publicatie. (…)”
8.3 Het College overweegt (…) dat appellanten hun informatieverplichtingen jegens de obligatiehouders en andere potentiële investeerders niet zijn nagekomen. Daardoor zijn de consumenten misleid. Daarbij heeft het College al betrokken dat appellanten weliswaar aan hun financiële verplichtingen hebben voldaan, zij het voor een niet onbelangrijk deel door de verkoop van nieuwe financiële producten aan obligatiehouders in plaats van aflossing in geld, maar niet uit de aan de consumenten voorgespiegelde bron. Dat neemt niet weg dat appellanten de wet hebben overtreden door misleidende informatie te verstrekken.
Het College overweegt dat (…) AFM de bevoegdheid heeft om een beschikking omtrent het opleggen van een last onder dwangsom openbaar te maken. Het waarschuwen van de markt uit een oogpunt van generale preventie is een doel waarvoor de openbaarmaking een geschikt en noodzakelijk middel is. AFM mag dit belang bij het openbaarmaken van het besluit tot het opleggen van de last onder dwangsom zwaarder laten wegen dan het belang van appellanten om niet tot openbaarmaking daarvan over te gaan. Aan het gegeven dat inmiddels de obligaties volledig zijn afgelost, MEFI geen financiële producten meer heeft en dat Momentum reputatieschade kan lijden, komt geen doorslaggevende betekenis toe. Daartegenover staat namelijk de ernst van de overtreding en het belang dat de markt wordt gewaarschuwd dat tegen misleiding van consumenten zoals die in dit geval door beide appellanten gezamenlijk is gepleegd, handhavend wordt opgetreden. De openbaarmaking is daarom niet onevenwichtig. Er is daarom geen strijd met het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.(…)”
De publicatie van deze last onder dwangsom is lange tijd opgeschort geweest tot het moment van de uitspraak in hoger beroep.heeft AFM enkele uren na het eerste moment van publicatie toegevoegd, na commentaar daarover van MC c.s.
4.Beoordeling
De gemachtigde van AFM stemt in met opschorting van de (…) begunstigingstermijn tot twee weken na de uitspraak van het College op het hoger beroepenzegt toe dat AFMin die periodeniet zal overgaan tot publicatie.”(nadruk hof). Taalkundig slaat
periodeterug op twee weken en het woord periode geeft niet meer of anders dan een tijdvak aan; het woord termijn, laat staan begunstigingstermijn, is niet gebruikt. Aangenomen mag worden dat de bewoordingen met zorg gekozen zijn, zoals gebruikelijk is wanneer een rechter een ter zitting gemaakte afspraak als de onderhavige vastlegt, die leidt tot intrekking van een verzoek.