ECLI:NL:GHAMS:2023:1619

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
200.322.503/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van gezamenlijk gezag en toekenning van eenhoofdig gezag aan de moeder in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over het gezag van de minderjarige kinderen van de ouders, die in 2015 zijn gehuwd en in 2021 zijn gescheiden. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten, omdat zij vreest voor haar veiligheid en die van de kinderen door de vader. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft het verzoek van de moeder afgewezen en verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden, waaronder het ontbreken van communicatie tussen de ouders en de ondertoezichtstelling van de kinderen. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen belast, in het belang van de kinderen. De raad voor de kinderbescherming heeft in zijn rapportage geadviseerd om de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten, gezien de onveilige situatie en de noodzaak voor stabiliteit in het leven van de kinderen. Het hof heeft geconcludeerd dat gezamenlijk gezag niet uitvoerbaar is en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat de moeder alleen het gezag uitoefent.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.322.503/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/305628 / FA RK 20-3922
Beschikking van de meervoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J.M. Kleiweg te Amsterdam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Akkas te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] ).
Als informant is aangemerkt:
- het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (hierna: LET).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd de Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 16 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 8 februari 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de bestreden beschikking.
2.2
De vader heeft op 30 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken binnengekomen:
- een bericht van de moeder van 14 maart 2023, inhoudende het proces-verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van 19 oktober 2022;
- een bericht van de moeder van 26 april 2023 met het verzoek aan het hof om haar via beeldbellen op een ander moment dan tijdens de zitting te horen, buiten aanwezigheid van de vader.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 24 mei 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de moeder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- twee medewerkers van het LET;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
Het verzoek van de moeder van 26 april 2023 is toegewezen, in die zin dat de moeder bij aanvang van de zitting via beeldbellen buiten aanwezigheid van de vader is gehoord, waarbij voor haar een tolk in de Turkse taal aanwezig was, de heer M.A Budak. Tijdens de daaropvolgende schorsing van de zitting is de vader door zijn advocaat op de hoogte gesteld van de inhoud van het verhoor van de moeder. De mondelinge behandeling is vervolgens voortgezet in aanwezigheid van de vader, waarbij de moeder is vertegenwoordigd door haar advocaat.

3.De vaststaande feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna gezamenlijk ook te noemen: de ouders) zijn met elkaar gehuwd [in] 2015 te [plaats B] , Turkije. Het huwelijk is op 8 november 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 2 juni 2021 in de registers van de burgerlijke stand.
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit en de moeder heeft de Turkse nationaliteit.
3.2
De minderjarige kinderen van de ouders zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2016 te [plaats C] , België;
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2018 te [plaats D] ; en
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2018 te [plaats D] .
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn hierna gezamenlijk ook ‘de kinderen’ te noemen.
De kinderen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Bij beschikking voorlopige voorzieningen van de rechtbank van 8 december 2020 is de raad verzocht een onderzoek te verrichten ten aanzien van het gezag over de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling)
3.4
De raad heeft op 7 april 2021 een eerste rapport uitgebracht over de in 3.3 genoemde onderwerpen. De raad verzoekt de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) de kinderen onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Overijssel voor de periode van één jaar. Ten aanzien van het gezag adviseert de raad het verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag te belasten, af te wijzen. Ten slotte adviseert de raad het verzoek van de vader om een omgangsregeling met de kinderen vast te stellen aan te houden voor een periode van negen maanden, in afwachting van de resultaten van de hulpverlening/de begeleide omgangsregeling.
3.5
De kinderen zijn door de kinderrechter onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming Overijssel tot 29 april 2022. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd, voor het laatst tot 29 oktober 2023.
De uitvoering van de ondertoezichtstelling is in december 2021 overgenomen door het LET.
3.6
Bij beschikking van de rechtbank van 2 juni 2021 is de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en is de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de moeder bepaald. De raad is daarbij verzocht ten aanzien van het gezag een (aanvullend) onderzoek te verrichten en de beslissingen over het gezag en de zorgregeling zijn door de rechtbank aangehouden in afwachting van het raadsadvies en van de resultaten van de regievoering door de GI.
3.7
De raad heeft op 27 mei 2022 een tweede rapport uitgebracht (hierna: het raadsrapport) over de vraag in hoeverre een wijziging in het gezag tegemoet komt aan de belangen van de kinderen. De raad adviseert de rechtbank de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten.
3.8
De moeder woont met de kinderen op een geheime locatie. De vader heeft op dit moment geen omgang met de kinderen.

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder haar alleen met het gezag over de kinderen te belasten, afgewezen.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking (in zoverre) en uitvoerbaar bij voorraad, naar het hof begrijpt, het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen.
4.3
De vader verzoekt het verzoek van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking, zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van gronden, te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, is de Nederlandse rechter bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld naar Nederlands recht. Daartegen is niet gegriefd, zodat toepassing van Nederlands recht ook het hof tot uitgangspunt strekt.
Het wettelijk kader
5.2
Op grond van artikel 1:253n, lid 1, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of één van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in (onder meer) artikel 251, lid 2, BW worden beëindigd, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Op grond van artikel 1:253n, lid 2, BW zijn de gronden van artikel 1:251a, lid 1, BW van overeenkomstige toepassing. Hierin is bepaald dat de rechter het gezamenlijk gezag kan beëindigen indien er a. een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zullen raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of b. indien dit anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
De standpunten van partijen
5.3
De moeder stelt dat de rechtbank het verzoek om haar met het eenhoofdig gezag over de kinderen te belasten ten onrechte heeft afgewezen. Zij voert daartoe aan dat gedurende de relatie van de ouders sprake was van huiselijk geweld. De moeder woont sinds 29 juni 2020 met de kinderen op een geheime locatie omdat zij bang is voor de vader en zijn familie. Zij vreest voor haar eigen veiligheid en de veiligheid van de kinderen. Verder heeft de raad in het raadsrapport weloverwogen en onderbouwd aangegeven dat een wijziging van het gezag in het belang is van de kinderen, naar welk rapport de moeder verwijst. Het kan niet van de moeder worden gevraagd dat zij gezamenlijk met de vader beslissingen neemt over de kinderen. Bovendien hebben de ouders geen enkel contact met elkaar waardoor zij niet in staat zijn om gezamenlijk gezagsbeslissingen over de kinderen te nemen, aldus de moeder.
5.4
De vader voert aan dat er thans geen sprake is van een situatie waarbij de kinderen een onaanvaardbaar risico lopen klem of verloren te raken tussen de ouders. De raad heeft in het eerste raadsrapport van 7 april 2021 bevestigd dat de vader de afgelopen jaren zijn medewerking heeft verleend aan alle noodzakelijke gezagsbeslissingen en dat hij zijn gezag nooit heeft misbruikt om achter de woonplaats van de kinderen te komen. De vader wil dat het goed gaat met de kinderen en wil, zodra dit toegestaan wordt en mogelijk is, de kinderen zien. Het feit dat de vader familie is van de leider van de Koerdische Arbeiderspartij (hierna: PKK) is geen keuze van de vader en betekent niet dat hij daarom een veiligheidsrisico vormt voor de moeder en de kinderen. Bovendien zijn de door de moeder gestelde veiligheidsrisico’s niet onderbouwd noch met bewijs gestaafd. Het is in het belang van de kinderen dat hun vader betrokken is in hun leven en hij wil alle benodigde medewerking verlenen, aldus de vader.
De informatie van het LET
5.5
Het LET heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. De GI, Jeugdbescherming Overijssel, heeft aangegeven dat zij onvoldoende uitvoering konden geven aan de ondertoezichtstelling van de kinderen omdat de hulpverleners zich onveilig voelden. Daarom is het LET ingeschakeld. De politie is betrokken bij het gezin en zij geven aan risico’s te zien voor kinderontvoering en verdwijning, dit wordt ondersteund door rapporten van de politie. De politie heeft ook met het LET gedeeld dat de familie van de vader druk uitoefent op de moeder en haar familie. In het gebied in Turkije waar de ouders vandaan komen, kan sprake zijn van eerwraak, omdat wanneer ouders scheiden het daar gebruikelijk is dat de kinderen bij de vader blijven. Het LET kan de veiligheidsrisico’s thans niet zelf met bewijzen staven en dit maakt de situatie ingewikkeld.
Zolang de moeder geen eenhoofdig gezag heeft, ervaart zij onrust en kan zij geen behandeling voor haar trauma ondergaan. Ook voor de kinderen is het van belang dat zij behandeld kunnen worden en een traumabehandelaar advies kan geven over de vraag in welke mate de kinderen in staat zijn contact te hebben met de vader. Als de moeder rust ervaart en stabiel is, kunnen de kinderen ook toekomen aan deze behandeling. Indien de behandelaars van de kinderen begeleide omgang met de vader adviseren, zal het LET daarnaartoe werken.
De vader laat naar het LET weinig tot geen agressiviteit zien, maar mogelijk zijn er veiligheidsrisico’s op de achtergrond. Zo blijft de vader alle risico’s ontkennen. De politie brengt echter niet zonder reden de moeder en de kinderen naar een [X] en de vader dient te erkennen dat er sprake is van een voor de moeder en de kinderen angstige situatie, aldus het LET.
Het advies van de raad
5.6
De raad adviseert het hof de bestreden beschikking te vernietigen, het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen te beëindigen en de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten. De raad heeft vraagtekens bij de door de moeder gestelde onveiligheid; het is onduidelijk waar deze onveiligheid vandaan komt en de raad is onvoldoende overtuigd van de gestelde risico’s. Het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag behouden na echtscheiding. Gezamenlijk gezag dient echter wel uitgevoerd te kunnen worden. In het eerste raadsrapport, van 7 april 2021, is duidelijk geworden dat sprake is geweest van huiselijk geweld waar de kinderen getuige van zijn geweest. De ouders hebben ook beide erkend dat sprake is geweest van huiselijk geweld. Ten tijde van het tweede raadsonderzoek in 2022 is de raad meer geïnformeerd, onder andere door de politie, over de situatie binnen het gezin. Tijdens dit tweede onderzoek is voor de raad gebleken dat gezamenlijk gezag praktisch onmogelijk is. De moeder verblijft namelijk op een voor de vader geheime locatie en er is geen contact tussen hen. Het tijdsverloop tussen beide raadsonderzoeken waarin de situatie zich niet heeft gewijzigd, heeft ertoe geleid dat de raad in het raadsrapport, anders dan in april 2021, adviseert de moeder met het eenhoofdig gezag te belasten.
De beoordeling
5.7
Het hof overweegt als volgt.
Het hof is allereerst van oordeel dat sprake is van gewijzigde omstandigheden als bedoeld in artikel 1:253n, lid 1, BW. Zo ontbreekt sinds het uiteengaan van de ouders iedere vorm van communicatie tussen hen en zijn de kinderen onder toezicht gesteld, welke maatregel reeds drie keer is verlengd. Verder heeft de vader de kinderen sinds juni 2020 niet meer gezien of gesproken.
5.8
Vervolgens dient te worden beoordeeld of er reden is voor beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouders. Uit de stukken in het dossier en de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de ouders een belaste voorgeschiedenis hebben en dat hun onderlinge verstandhouding de afgelopen jaren ernstig verstoord is geraakt. De moeder informeert de vader niet over aangelegenheden die de kinderen betreffen en voert geen overleg met hem. De afgelopen jaren heeft zij één keer aan de vader toestemming voor een gezagsbeslissing gevraagd, hij heeft toen de benodigde formulieren getekend.
De reden voor het niet voeren van overleg is voor de moeder gelegen in de omstandigheid dat zij het contact met de vader als onveilig ervaart. Deze door de moeder gestelde veiligheidsrisico’s bestaan uit twee aspecten. Enerzijds bestaan er volgens de moeder veiligheidsrisico’s vanwege het fysiek en/of psychisch geweld in de huiselijke sfeer jegens de moeder en de kinderen in het verleden. Anderzijds stelt de moeder dat er veiligheidsrisico’s voortvloeien uit de omstandigheid dat de vader familie is van de leider van de PKK en hij banden zou hebben met de PKK.
5.9
Ten aanzien van de gestelde veiligheidsrisico’s vanwege geweld in de huiselijke sfeer overweegt het hof als volgt. De moeder woont met de kinderen sinds 29 juni 2020 in een [X] . De politie [plaats] heeft over de vestiging van de moeder en de kinderen in het [X] verklaard dat zij in juni 2020 een gesprek hebben gehad met de moeder, in aanwezigheid van de kinderen en [X] (productie 14 beroepschrift). Het beeld dat uit dit gesprek kwam, gaf aanleiding voor de politie om de moeder en de kinderen per direct, in samenwerking met [X] , naar een opvanglocatie te brengen. Redengevend hiervoor waren aanwijzingen voor geweldsdreiging en eer gerelateerde aspecten die het dreigingsbeeld verhoogden. Vanwege de aard en de ernst van de bij de politie bekende feiten achtte de politie het dringend noodzakelijk dat de moeder en de kinderen per direct in het [X] werden geplaatst. Ook heeft de moeder een AWARE (alarmknop) gekregen.
De kinderen hebben na deze plaatsing in het [X] verschillende hulpverleningstrajecten gevolgd vanwege de opgelopen trauma’s door de opvoedingssituatie in het verleden. Uit het eerste raadsrapport van 7 april 2021 blijkt namelijk dat de kinderen een aantal keer getuige zijn geweest van ruzies, conflicten en huiselijk geweld tussen de ouders. De betrokken hulpverlening heeft aangegeven dat er sterke aanwijzingen bestaan dat de kinderen al vanaf de zwangerschap van de moeder te maken hebben gehad met langdurige stress en onrust. Zo hebben de behandelend orthopedagoog en intern begeleider van het Integraal Kind Centrum in april 2021 verklaard veel signalen van stress en spanning te zien. Zij constateerden afwijkingen bij de kinderen in hun sociale en emotionele ontwikkeling, niet passend bij hun kalenderleeftijd. De orthopedagoog en intern begeleider geven aan dat de kinderen te maken hebben gehad met forse spanning, onveiligheid, onrust en stress.
De kinderen krijgen behandeling voor hun zorgelijke (gedrags)ontwikkeling, waarbij er over [minderjarige 1] de meeste zorgen zijn. Zo heeft het [X] verklaard dat aan het begin van de opname naar voren kwam dat [minderjarige 1] zijn broertje en zusje sloeg en kneep. Ook de politie merkte op dat [minderjarige 1] tijdens voornoemd gesprek in juni 2020 voortdurend zijn broertje [minderjarige 2] pijn deed en hij nauwelijks corrigeerbaar was op zijn gedrag. De moeder heeft hierover bij haar aangifte tegen de vader in oktober 2022 bij de politie verklaard dat [minderjarige 1] vanaf zijn eerste levensjaar van de vader heeft geleerd om gewelddadig te zijn. Ook geeft zij aan dat de vader geweld gebruikte tegen [minderjarige 1] en hij [minderjarige 1] dagelijks sloeg. Verder blijkt uit het raadsrapport dat [minderjarige 1] moeite heeft zichzelf te reguleren, zo lijken emoties hem te overvallen en lichamelijk is er onrust en drukte zichtbaar. Zijn spraak- en taalontwikkeling laten een forse achterstand zien en hij kan heftig reageren op een betrekkelijk kleine correctie. In het verslag van de behandelend psycholoog van [minderjarige 1] van september 2022 wordt dit beeld bevestigd. Uit het raadsrapport blijkt verder dat [minderjarige 3] gevoelig is voor aansturing, stemverheffing en heftige emoties van anderen. Ook wordt gezien dat zij alerter kan zijn en wellicht meer veiligheid nodig heeft dan een gemiddelde peuter. [minderjarige 2] vindt het lastig om zich te uiten, is qua emoties vlakker en hij imponeert kwetsbaar op emotioneel gebied. Ook loopt hij, net zoals zijn zus [minderjarige 3] , in vergelijking met leeftijdsgenootjes achter op het gebied van taalontwikkeling. De betrokken hulpverlening verklaart hierover dat het invoelbaar is dat langdurige stress invloed heeft op de ontwikkeling van de kinderen, wat resulteert in regulatieproblemen op het gebied van emoties, gedrag en lichaamsbesef. Ook op school wordt gesignaleerd dat de kinderen bovenmatig veel signalen van stress en onveiligheid laten zien en dat zij een taalachterstand hebben.
5.1
Uit de stukken in het dossier en de mondelinge behandeling in hoger beroep is gebleken dat de vader iedere vorm van relatie- en opvoedingsproblematiek blijft ontkennen. Deze ontkenning door de vader is niet te rijmen met het gedrag dat de kinderen vertonen en de hiervoor genoemde observaties en verslagen van betrokken hulpverlening en van de school van de kinderen. De onveiligheid die de moeder ervaart is in het licht van al hetgeen hiervoor is vermeld niet zonder grond. De ontkennende houding van de vader zorgt ervoor dat de zorgen over de veiligheid van de moeder en de kinderen blijven bestaan. De moeder kan op dit moment geen traumabehandeling ondergaan omdat voor de uitoefening van gezamenlijk gezag mogelijk noodzakelijk contact met de vader grote spanning bij haar oplevert, hetgeen ook zijn weerslag heeft op de kinderen. Het is voor de kinderen van belang dat er rust en stabiliteit in hun leven komt, zodat ook zij de benodigde traumahulp voldoende effectief kunnen ontvangen.
Bovendien is het de vraag in hoeverre de vader in staat is om gezagsbeslissingen in het belang van de kinderen te kunnen nemen. Hij heeft reeds drie jaar geen contact meer met de kinderen en hij weet zodoende niet wat er in hun leven speelt en wat hun ontwikkelingsbehoeften zijn. Hoewel de vader toestemming voor een gezagsbeslissing niet heeft geweigerd, is er van samenwerking tussen de ouders geen sprake. De ouders zijn niet in staat om beslissingen van enig belang over de kinderen in gezamenlijk overleg te nemen, of om afspraken te maken over situaties die zich rond de kinderen kunnen voordoen. Het hof acht het, net als de raad, gezien de huidige situatie waarin de verhoudingen ernstig verstoord zijn, niet aannemelijk dat de communicatie tussen de ouders binnen afzienbare tijd zal verbeteren.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat eenhoofdig gezag van de moeder in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Het hof zal de bestreden beschikking daarom vernietigen, het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen beëindigen en de moeder belasten met het gezag over de kinderen.
Gelet op deze beslissing behoeft de vraag in hoeverre de overige door de moeder gestelde veiligheidsrisico’s een gezagswijziging noodzakelijk zouden maken, geen bespreking meer.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover daarbij het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over de kinderen is afgewezen, en – in zoverre – opnieuw rechtdoende:
beëindigt het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen;
belast de moeder met het gezag over de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2016 te [plaats C] , België,
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2018 te [plaats D] , en
- [minderjarige 3] , geboren [in] 2018 te [plaats D] ;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands-Bottema, J.F. Miedema en L.M. Coenraad, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 11 juli 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.