ECLI:NL:GHAMS:2023:1618

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
200.322.814/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang met een minderjarige in het kader van jeugdhulp en de impact van eerdere incidenten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om ontzegging van het recht op omgang voor de vader, die eerder een contactverbod met de moeder had opgelegd gekregen. De vader heeft in het verleden onder begeleiding van Triade Vitree enkele omgangsmomenten met zijn dochter gehad, maar na een incident waarbij de moeder aangifte deed van bedreiging en stalking door de vader, is de situatie veranderd. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder en de minderjarige dochter, die al trauma gerelateerde problematiek vertoont, zich in een onveilige situatie bevinden. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om op dit moment geen begeleide omgang vast te stellen. Het hof heeft geoordeeld dat het recht op omgang met de vader op dit moment moet worden ontzegd, gezien de impact van de gebeurtenissen op de minderjarige en de noodzaak voor haar om eerst de juiste hulpverlening te ontvangen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de moeder is toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.322.814/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/273698 / FA RK 18-2538
Beschikking van de meervoudige kamer van 11 juli 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.J.J.M. Wijngaard te Haarlem,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M. Kers te Haarlem.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 9 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 9 februari 2023 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 november 2022.
2.2
De vader heeft op 6 april 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de vrouw van 18 mei 2023 (producties DD tot en met FF);
- een bericht van de vrouw van 25 mei 2023 (productieoverzicht);
- een bericht van de man van 30 mei 2023 (producties 1-3);
- een bericht van de man van 30 mei 2023;
- een bericht van de vrouw van 31 mei 2023.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Wijngaard;
- de vader, bijgestaan door mr. Kers;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw M. Eijpe.
In de zittingszaal was tevens aanwezig [begeleidster] , persoonlijk begeleidster van de vader.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn de ouders van:
- [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] ), geboren [in] 2016. De moeder oefent alleen het gezag uit over [minderjarige] .
3.2
Bij vonnis van 20 februari 2017 is aan de vader een contactverbod met de moeder voor de duur van twee jaar opgelegd.
3.3
De vader woont sinds januari 2020 in een zelfstandige woning, die onder begeleid wonen van het [X] (regionale instelling voor begeleid wonen) valt. Er is 24-uurs nabijheid, waarbij hulp aan de vader wordt geboden als hij dat nodig vindt.
3.4
Bij -herstelde- beschikking van 28 augustus 2019 van de rechtbank is aan de vader vervangende toestemming verleend om [minderjarige] te erkennen. De vader heeft [minderjarige] inmiddels erkend.
Verder is in de beschikking van 28 augustus 2019 bepaald dat de moeder de vader eenmaal per twee maanden schriftelijk informeert over [minderjarige] en daarbij eenmaal per vier maanden een recente foto van [minderjarige] meestuurt. Daarnaast is bepaald dat de moeder zo spoedig mogelijk, docht uiterlijk binnen drie maanden na de datum van de beschikking, zal beginnen met het geven van statusvoorlichting aan [minderjarige] en dat de vader gerechtigd is vanaf drie maanden na de datum van de beschikking, eenmaal per drie weken een kaartje aan [minderjarige] te sturen. De beslissing over de omgangsregeling is aangehouden.
3.5
Bij beschikking van de rechtbank van 20 januari 2021 is vervolgens bepaald dat partijen zich dienen te wenden tot het Omgangshuis Noord-Holland voor begeleide omgangscontacten tussen de vader en [minderjarige] . De beslissing over de omgang werd pro forma aangehouden tot 14 juli 2021.
Omdat partijen, als gevolg van de verhuizing van de moeder, in de beschikking van 20 januari 2021 naar de verkeerde voorziening voor omgangsbegeleiding waren verwezen, is bij herstelbeschikking van 1 april 2021 voornoemde beschikking van 20 januari 2021 gewijzigd in die zin, dat bepaald is dat partijen zich dienen te wenden tot het Omgangshuis dan wel een andere vorm van professionele hulpverlening die begeleide omgang met minderjarigen aanbiedt, voor begeleide omgangscontacten tussen de vader en [minderjarige] .
3.6
In de periode van oktober 2021 tot mei 2022 hebben onder begeleiding van Triade Vitree twee begeleide omgangsmomenten plaatsgevonden. Op 9 mei 2022 heeft Triade Vitree verslag gedaan van de omgangsmomenten tussen de vader en [minderjarige] .
3.7
De moeder heeft op 26 november 2022 aangifte van bedreiging door de vader (gepleegd op 18 november 2022) gedaan. Op 3 december 2022 heeft het Openbaar Ministerie aangegeven dat er geen strafzaak komt.
Op 21 februari 2023 heeft de moeder aangifte gedaan van stalking door de vader, gepleegd in de periode tussen 12 januari 2023 en 9 februari 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat partijen zich dienen te wenden tot (een vorm van) professionele hulpverlening die begeleide omgang met minderjarigen aanbiedt, voor begeleide omgangscontacten tussen de vader en [minderjarige] , waarbij betrokkenen zich dienen te houden aan de door die professionele instantie te geven aanwijzingen, een en ander met inachtneming van wat onder rechtsoverweging 2.11 van de beschikking is overwogen (een begeleide omgang van iedere zes weken gedurende één uur, welke omgang onder leiding van professionals kan worden uitgebreid naar een dagdeel van vier uren). Het meer of anders verzochte is afgewezen.
Deze beschikking is gewezen op het – gewijzigde - verzoek van de vader een omgangsregeling vast te stellen waarbij de vader en [minderjarige] omgang hebben:
- eenmaal per drie weken een begeleid contactmoment, dat wordt opgebouwd van aanvankelijk één uur naar uiteindelijk een dagdeel per drie weken, met een opbouw van steeds één uur extra per opvolgend omgangsmoment;
- een beeldbelmoment eens twee weken.
De moeder had verzocht de omgang tussen de vader en [minderjarige] te ontzeggen vanaf de datum van het verstrijken van het contactverbod met de moeder en [minderjarige] , totdat [minderjarige] 18 is.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking:
- te bepalen dat de vader de omgang met [minderjarige] wordt ontzegd;
- te bepalen dat indien en voor zover wordt overwogen de omgang weer op te starten, dat niet eerder zal gebeuren dan nadat [minderjarige] en de vrouw hun traumatische ervaringen hebben kunnen verwerken, er een nader raadsonderzoek heeft plaatsgevonden en er een gedegen psychiatrische beoordeling aan ten grondslag ligt, met medeneming van de meest recente
dreiging jegens de vrouw en [minderjarige] .
4.3
De vader verzoekt de grieven van de moeder af te wijzen en - naar het hof begrijpt - de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De zaak in het kort
5.1
In deze zaak heeft de rechtbank bepaald dat de ouders naar een professionele instantie voor begeleide omgang moeten gaan, zodat de vader en [minderjarige] onder begeleiding van een professional omgang met elkaar kunnen hebben, neerkomend op in ieder geval een uur per zes weken. Aan de orde is nu de vraag of aan de vader het recht op omgang met [minderjarige] alsnog moet worden ontzegd, dat wil zeggen dat er (voorlopig) geen begeleide omgang plaatsvindt en dat er dus ook geen professionele begeleidingsinstantie hoeft te worden gezocht, of dat de beschikking van de rechtbank in stand moet blijven.
De standpunten van de moeder en de vader en het advies van de raad
5.2
De moeder wil dat aan de vader de omgang met [minderjarige] wordt ontzegd, waarvoor zij met name wijst op de gebeurtenissen die na de beschikking van de rechtbank hebben plaatsgevonden en de psychiatrische problematiek van de vader. De vader wil wel graag dat er begeleide omgang tussen hem en [minderjarige] zal komen en wijst op de eerdere positief verlopen contacten bij Triade Vitree en op het belang van [minderjarige] om haar vader te leren kennen. De raad heeft op de zitting geadviseerd om op dit moment geen begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen. Op de standpunten van de moeder, de vader en het advies van de raad wordt hierna, voor zover nodig, bij de beoordeling terug gekomen.
Het wettelijk kader
5.3
Een kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Dit recht wordt, wat betreft de niet met het gezag belaste ouder en degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, gewaarborgd door artikel 8 EVRM en artikel 1:377a lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) en, wat het kind aangaat, niet alleen door die laatstgenoemde bepaling, maar ook door artikel 9 lid 3 IVRK en artikel 24 lid 3 Handvest van de grondrechten van de EU. De rechter kan de niet met het gezag belaste ouder het recht op omgang met het kind uitsluitend ontzeggen op de in artikel 1:377a lid 3 BW limitatief opgesomde gronden, te weten als (voor zover hier van belang):
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang,
(…) of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De beoordeling
5.4
Het hof is van oordeel dat de vader het recht op omgang met [minderjarige] op dit moment moet worden ontzegd, zoals de moeder heeft verzocht. Dat betekent dat de beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en op dit moment geen begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] tot stand hoeft te worden gebracht. Daarvoor is het volgende van belang.
5.5
[minderjarige] is geboren uit een korte relatie tussen de ouders. Deze relatie is voor de geboorte van [minderjarige] al verbroken. In de periode na de relatie is aan de vader een contactverbod met de moeder voor de duur van twee jaar opgelegd. In deze procedure, die al sinds 2016 speelt, is aan de vader eerst vervangende toestemming verleend om [minderjarige] te erkennen. Vervolgens is het de vader toegestaan om kaartjes naar [minderjarige] te sturen en aan de moeder is een informatieverplichting opgelegd. Daarna heeft de procedure zich toegespitst op het opstarten van begeleid contact tussen de vader en [minderjarige] , die elkaar nooit eerder hadden ontmoet. Daarvoor is een traject bij Triade Vitree gestart. Nadat Triade Vitree onder meer eerst gesprekken met de vader had gevoerd, heeft de vader [minderjarige] twee keer onder begeleiding van een medewerker gezien. Dat was op 10 februari 2022 en 6 mei 2022. Triade Vitree heeft daarvan verslag gedaan en vervolgens heeft de rechtbank op 9 november 2022 een eindbeschikking gewezen. Vrijwel direct na die beschikking heeft echter een incident plaatsgevonden, dat er in elk geval toe heeft geleid dat bij zowel de moeder als [minderjarige] (hernieuwde) stress- en angstgevoelens voor de vader zijn ontstaan en zij niet in staat zijn om verdere uitvoering aan de bestreden beschikking te geven.
Uit de stukken en de verklaringen op de mondelinge behandeling is gebleken dat de vader, nadat hij de beschikking van de rechtbank had ontvangen, is gaan “zwerven” in de woonplaats van de moeder en [minderjarige] . [begeleidster] , de begeleidster van de vader, is op die dag aan de deur van de vader gekomen en trof hem niet aan in zijn woning. Zij heeft toen tevergeefs (telefonisch) contact met de vader gezocht. Daarop heeft zij contact opgenomen met de dienstdoende psychiater van de vader. Deze psychiater heeft vervolgens een gesprek met de vader gehad en de mededelingen die de vader toen heeft gedaan zijn voor haar in ieder geval aanleiding geweest om, na overleg met de jurist van de organisatie, haar geheimhoudingsplicht te doorbreken en contact op te nemen met de politie. De politie heeft vervolgens aanleiding gezien om de moeder te waarschuwen voor de vader en haar geadviseerd naar een Blijf-van- mijn-lijf huis te gaan dan wel onder te duiken. De moeder en [minderjarige] zijn daaropvolgend een week ondergedoken gebleven. Hoewel de vader zijn uitlatingen tegenover de psychiater en de daarop volgende acties van de psychiater en de politie in een ander perspectief zet, is door deze gebeurtenissen voor de moeder en [minderjarige] hoe dan ook een zeer beangstigende situatie ontstaan. [minderjarige] is daarna aangemeld bij het Centrum voor Jeugd en gezin (CJG). Uit de e-mail van de begeleidend psycholoog, mevrouw M. Storm, van 30 januari 2023 (productie AA), alsmede haar samenvatting (productie FF, volgens de verklaring van mr. Wijngaard gedateerd begin mei 2023) is onder meer het volgende gebleken. [minderjarige] is inmiddels aangemeld bij Kenter Jeugdhulp. Zij heeft vanaf jonge leeftijd al veel meegemaakt. Zij krijgt ook nu nog spanningen mee, wat voor veel onrust en een gevoel van onveiligheid zorgt. [minderjarige] heeft op school moeite zich te concentreren, lijkt weg te dromen en is in de klas erg alert op haar omgeving. Ook wordt gezien dat [minderjarige] angstig is en uit ze haar zorgen dat ze bang is dat de vader haar op school komt ophalen. Thuis merkt de moeder dat [minderjarige] een prikkelbare stemming heeft en snel boos wordt. Zij heeft nachtmerries waarin de moeder wordt vermoord en zij uit lichamelijke klachten. Volgens de psycholoog zijn de klachten die [minderjarige] laat zien, passend bij trauma gerelateerde problematiek. Dit zal verder onderzocht moeten worden wanneer de hulpverlening bij Kenter Jeugdhulp start. Gezien de angst die [minderjarige] heeft, is voorgesteld om eerst te starten bij SAFE (Kenter Jeugdhulp) om een veiligheidsplan te maken en [minderjarige] uitleg te geven over de situatie door middel van een “woord en beeld verhaal”.
Op de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] op de wachtlijst bij Kenter staat, maar dat geen indicatie is te geven over het moment dat zij geholpen kan worden. Bij SAFE staat [minderjarige] bovenaan de wachtlijst. De raad heeft erop gewezen dat het belangrijk is dat er een veiligheidsplan wordt opgesteld waaraan de vader zich moet houden, zodat de moeder zich veilig kan voelen. [minderjarige] moet geholpen worden en handvatten krijgen hoe met de situatie om te gaan en de moeder moet leren hoe zij [minderjarige] daarin kan ondersteunen. Eventuele begeleide omgang zal volgens de raad onder de leiding van SAFE of Kenter moeten plaatsvinden, op het moment dat zij aangeven dat het veilig is. Op dit moment kan er echter geen sprake zijn van begeleide omgang, gelet op de trauma gerelateerde problematiek van [minderjarige] , aldus de raad.
5.6
Ondanks dat [minderjarige] in beginsel recht heeft op omgang met de vader, zoals hiervoor onder 5.3 overwogen, ziet het hof bij de huidige stand van zaken geen mogelijkheden om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De impact van hetgeen zich na de beschikking van de rechtbank heeft afgespeeld heeft ertoe geleid dat er maatregelen moeten worden genomen zoals door de psycholoog van het CJG is geschetst. Onduidelijk is echter op welke termijn [minderjarige] de voor haar gepaste hulpverlening zal krijgen, op welk moment het veiligheidsplan in werking zal treden en welke invloed dat zal hebben op de angsten en klachten van [minderjarige] (en de moeder). Naar verwachting zal het geruime tijd duren voordat over dit alles meer duidelijkheid zal bestaan. Vervolgens kan pas worden bezien of er op enig moment weer mogelijkheden zijn om begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige] op te starten.
Dat een en ander anders is gelopen dan de bedoeling is geweest van de vader, of dat met ander handelen door de psychiater van de vader de zaken wellicht anders waren gelopen, maakt dit oordeel niet anders. De situatie is immers zo dat het, gelet op de feitelijke situatie van [minderjarige] (en de moeder) en de onzekerheid over de duur van een eventueel behandeltraject, op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen (artikel 1:377a BW lid 3, onder d) van [minderjarige] om een omgangsregeling tussen haar en de vader vast te stellen, op welke wijze dan ook. Nu de moeder in hoger beroep (opnieuw) heeft verzocht de omgang te ontzeggen, zal het hof dat verzoek dan ook toewijzen. Het hof komt daarmee niet toe aan het behandeling van het subsidiaire verzoek van de moeder.

6.De beslissing

Het hof, in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 9 november 2022 en opnieuw beschikkende:
ontzegt aan de vader het recht op omgang met [minderjarige] ;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C. Schenkeveld, mr. J.F. Miedema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. S. Rezel als griffier en is op 11 juli 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.