ECLI:NL:GHAMS:2023:1617
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kinderalimentatie en vaststelling van de bijdrage door het Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 juli 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende kinderalimentatie. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg geen verweer gevoerd tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin was bepaald dat hij vanaf 13 september 2022 een bijdrage van € 500,- per maand aan de moeder, verweerster in hoger beroep, moest betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind. De vader verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een lagere bijdrage van € 136,- per maand vast te stellen, terwijl de moeder verzocht om het hoger beroep van de vader af te wijzen en de eerdere beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft het verloop van het geding in eerste aanleg en de ingediende stukken in hoger beroep in overweging genomen. Het hof oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen over de kinderalimentatie, omdat de vader slechts onder voorwaarde had ingestemd met de betaling van € 500,- per maand. De vader had geen verweer gevoerd in eerste aanleg en het hof stelde vast dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie op 8 december 2022 moest worden vastgesteld, de datum van de bestreden beschikking.
Bij de bepaling van de behoefte van het kind en de draagkracht van beide ouders heeft het hof rekening gehouden met hun netto besteedbare inkomens. Het hof concludeerde dat de gezamenlijke draagkracht van partijen € 870,- per maand bedraagt, wat voldoende is om de behoefte van het kind van € 473,- per maand te dekken. Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en bepaald dat de vader met ingang van 8 december 2022 een kinderalimentatie van € 357,- per maand aan de moeder moet betalen, uitvoerbaar bij voorraad.