ECLI:NL:GHAMS:2023:1603

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juni 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
23-002606-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het in vereniging ontvangen, zich verschaffen, in voorraad hebben, vervoeren en uitvoeren van Britse 1 pond muntstukken, waarvan de valsheid hem bekend was.

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, aangeduid als [verdachte 1], is veroordeeld voor het in vereniging ontvangen, zich verschaffen, in voorraad hebben, vervoeren en uitvoeren van valse Britse 1 pond muntstukken. De zaak is voortgekomen uit het opsporingsonderzoek 'Monte Leone', waarbij meerdere verdachten betrokken zijn. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij op 6 juli 2018 was veroordeeld. Het hof heeft de zaak behandeld op verschillende zittingen in april en juni 2023, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging omvatte dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 in Nederland en Groot-Brittannië opzettelijk valse munten heeft uitgegeven, waarvan hij wist dat deze vals waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in de grootschalige handel in valse munten, waarbij hij samen met anderen handelde. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de handel in valse munten zwaar laten wegen in de strafoplegging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002606-18
Datum uitspraak: 30 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-733000-15 tegen
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres verdachte 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3, 4, 6, 21 en 28 april 2023 en 16 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
Deze strafzaak komt voort uit het opsporingsonderzoek dat bekend is onder de naam ‘Monte Leone’. In dit onderzoek is sprake van meer verdachten. Ten aanzien van vijf verdachten, onder wie [verdachte 1] , wordt gelijktijdig arrest gewezen. De verdachte wordt hierna aangeduid als ‘de verdachte’ dan wel ‘ [verdachte 1] ’. De medeverdachten worden hierna aangeduid als [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] .

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Amsterdam en/of Aalsmeer en/of te Maasbracht en/of te Urmond (gemeente Stein), in elk geval in Nederland en/of te Dover en/of Newcastle, in elk geval in Groot Brittanië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven een hoeveelheid van (ongeveer) 690.969 en/of 450.000 en/of 7.450 Britse 1 pond muntstukken, die verdachte en/of zijn mededaders zelf had(den) nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of de vervalsing hem, toen hij, verdachte en/of zijn mededader(s) deze ontving(en), bekend was of deze Britse 1 Pond muntstukken met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen en/of heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft vervoerd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof op onderdelen anders overweegt en tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Feit 1 (Valse munten)

1.1
Inleiding [1]
De Belastingdienst heeft sinds begin 2012 onderzoek gedaan naar de activiteiten van [verdachte 3] en zijn vennootschappen. [verdachte 3] was in de ten laste gelegde periode enig aandeelhouder van [BV1] . Deze vennootschap was op haar beurt enig aandeelhouder van [BV2] ( [BV2] ). [BV2] is een muntfabriek, gevestigd op de [adres loods 1] . [2]
Op basis van het onderzoek door de belastingdienst ontstond het vermoeden dat in de muntfabriek valse Britse 1 pondmuntstukken werden gemaakt, die via Aalsmeer en/of Maasbracht in Urmond terechtkwamen en van daaruit werden uitgevoerd naar het in Engeland gevestigde bedrijf [bedrijf 1] ( [bedrijf 1] ). Uit het onderzoek kwam voorts een aantal andere verdachten in beeld, onder wie [verdachte 3] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 5] en [verdachte 6] .
1.2
Standpunten van partijen
De advocaat-generaal heeft tot bewezenverklaring gerekwireerd.
De verdediging heeft verzocht de verdachte vrij te spreken. Daartoe is aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat bij de verdachte wetenschap heeft bestaan van de valsemunterij en evenmin dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van valsemunterij. De verdachte heeft enkel als bemiddelaar en daarna administratief medewerker gefungeerd: hij heeft een overeenkomst en de daarop volgende transacties met [bedrijf 1] voor het door [verdachte 5] en [verdachte 6] opgerichte bedrijf [Ltd 1] geregeld, waarna hij de betalingen van [Ltd 1] naar de begunstigde op instructie van [verdachte 5] en/of [verdachte 6] heeft overgemaakt. [bedrijf 1] betrof een deugdelijke onderneming en de verdachte heeft de munten bij [bedrijf 1] laten testen. De op instructie van [verdachte 5] en/of [verdachte 6] aangegeven wisselende wijzen van betaling duiden niet op (wetenschap van) valsemunterij, evenals betalingen aan verschillende bedrijven; dat laatste moet juist normaal worden geacht indien de munten, zoals de verdachte door [verdachte 5] en [verdachte 6] was voorgehouden, afkomstig waren van verschillende bedrijven waar munten worden ontvangen. Ook de door de verdachte ontvangen vergoeding van om en nabij de 4 tot 5 % van de totale waarde van een aangeleverde partij munten, is niet buitenissig en kan derhalve niet als een verdacht signaal worden beschouwd.
1.3
Redengevende feiten en omstandigheden
Bij de beoordeling gaat het hof uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.3.1
Omschrijving loods [adres loods 1] te Amsterdam
In de muntfabriek is een productiestraat voor het fabriceren van munten opgezet. De productiestraat stond in het hele pand. Het pand was gescheiden door een muur. De perceelnummers 2 en 4 vormden één geheel en nummer 6 zat achter de muur. In nummer 6 stonden muntbakken. Ook stonden daar bakken voor rondellen en twee trommelmachines (in onderdelen) om munten glimmend te maken. Je kon van de ene ruimte naar de andere via een deur. Je hoefde niet buitenom; een deel van de apparatuur en machines stond in nummer 6. [3]
1.3.2
Observaties Amsterdam, Aalsmeer, Maasbracht en Urmond en verklaringen naar aanleiding van observaties
De [adres loods 1] is in de periode juni-november 2013 geobserveerd met behulp van camera’s. Bij het uitkijken van de beelden werd gezien dat [verdachte 3] geregeld bij [BV2] op de [adres loods 1] aanwezig was, ook op momenten dat [verdachte 4] daar bezig was met het laden en/of lossen van de door hem bestuurde vrachtauto met het kenteken [kenteken 1] , dan wel een (huur) vrachtauto met ander kenteken of een trailer. Op 26 juni 2013, 31 juli 2013 en 21 augustus 2013 in het bijzonder is gezien dat [verdachte 3] samen met [verdachte 4] dan wel [verdachte 2] werkzaamheden verrichtte, zoals het bedienen van de laadklep van de vrachtauto met kenteken [kenteken 1] , het rijden met een palletwagen uit loods 6 [4] , het uitladen van palletkisten en het sjouwen met dozen. [5]
Op
26 juni 2013, de dag dat de belastingdienst een bezoek bracht aan [BV2] , is door de ambtenaren gezien dat de loopdeur tussen loods 2-4 en loods 6, die op een eerdere datum zichtbaar was, aan het zicht was onttrokken door een container, een machine en verpakkingsmaterialen. Op die dag is verder geobserveerd dat [verdachte 3] samen met een man ’s morgens vroeg vanuit loods 6 met een heftruck pallets met vaten en opvangbakken in een schuin tegenover de loods geparkeerde trailer heeft geplaatst. ’s Avonds hebben de mannen gezamenlijk alle eerder uit de loods gehaalde goederen weer terug het bedrijf ingebracht. [6]
Op
10 september 2013arriveerde de auto van [verdachte 3] om 11.05 uur bij het kantoor van de loods aan [adres loods 1] . Een klein halfuur later kwam een vrachtwagentje van Drive Yourself met kenteken [kenteken 1] aanrijden met [verdachte 4] als chauffeur en een NN-man als passagier. NN-man is al vaker gezien op [adres loods 1] en [verdachte 4] is al vaker in gezelschap van NN-man gezien in en nabij loods 6. NN-man liep naar het kantoor. [verdachte 4] reed de vrachtauto met de achterkant tot vlak bij de deur van loods 6. Hij haalde een steekwagentje uit de loods en zette dat op de laadklep van de vrachtauto.
Enige minuten later kwam NN-man met een heftruck loods 6 uitrijden, met daarop een pallet met zilverkleurige vaten. Deze werden in de laadruimte van de vrachtwagen geplaatst. Daarna werden door hem ook nog blauwe vaten in de laadruimte gezet. NN-man ging loods 6 weer in en [verdachte 4] reed om 11.49 uur met de vrachtauto weg. [7]
Gelet op de verklaring van [verdachte 4] dat hij nooit zonder [bijnaam verdachte 2] in of bij de loods aan [adres loods 1] is geweest, dat hij altijd in opdracht van [bijnaam verdachte 2] kwam [8] en dat [bijnaam verdachte 2] een sleutel van de loods had, gaat het hof ervan uit dat deze NN-man [verdachte 2] betreft (door [verdachte 4] herkend aan de hand van een foto als ‘ [bijnaam verdachte 2] ’). [9]
Door het observatieteam is vervolgens waargenomen, dat [verdachte 4] te 12.24 uur met deze vrachtauto het terrein van een loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer opreed.
[verdachte 4] parkeerde de vrachtwagen in de loods, waar de vaten kennelijk door hem werden gelost. Links naast de vrachtauto stonden vijf grote kartonnen dozen, twee grote blauwe vaten en zes kleine grijze vaten. Vervolgens reed [verdachte 4] met de vrachtwagen naar een parkeerterrein in Aalsmeer, waar een ‘snackcar’ genaamd Snackhouse Aalsmeer stond geparkeerd. Door tussenkomst van een onbekende man maakte [verdachte 4] contact met een man en een vrouw (NN3 en NN4). NN3 en NN4 reden vervolgens in een Renault bestelwagen met kenteken [kenteken 2] achter de vrachtwagen van [verdachte 4] aan, terug naar de loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer. De Renault bestelwagen werd achteruit de loods ingereden. Gezien werd dat [verdachte 4] in de loods een steekwagen pakte en naar de Renault liep. NN3 stond in de laadruimte van deze auto.
NN3 en NN4 vertrokken te 13.58 uur met de Renault bestelauto naar een café in Maasbracht. Daar vond om 16.02 uur een ontmoeting plaats met een man, NN5. NN3 overhandigde hem de sleutels van de Renault bestelauto. NN5 reed vervolgens met de Renault bestelwagen naar het adres [adres verdachte 6] te Urmond. Nadat NN5 de zijdeur van de bestelwagen had geopend, kwam een andere man, NN6, met een heftruck aanrijden. Door hem werd een pallet met twee grote blauwe vaten en een krat met grijze emmers vanuit de bestelwagen in de schuur geplaatst. [10]
[verdachte 6] heeft verklaard dat hij de persoon is die op 10 september 2013 bij zijn woning op het adres [adres verdachte 6] te Urmond met een heftruck vaten heeft uitgeladen. [11] Hij is aangeduid als NN6.
[verdachte 5] heeft verklaard dat hij acht of tien keer vrachten met munten heeft vervoerd en heeft afgeleverd bij de woning van [verdachte 6] . De munten werden meestal afgegeven in Maasbracht, waarna hij de reeds geladen wagen overnam en ermee naar [verdachte 6] reed. [12] Hij is aangeduid als NN5.
Op
5 november 2013opende een onbekende man, NN1, de deur van de loods aan [adres loods 1] . Een vrachtbusje reed vervolgens achteruit de loods in. Een man die is herkend als [verdachte 4] deed iets bij de laadklep van de vrachtauto en liep daarna de loods uit. Kort daarna ging [verdachte 4] via de laadklep met een steekwagen de vrachtauto in. NN1 laadde met behulp van een heftruck vier vaten in de vrachtwagen. De vrachtwagen reed vervolgens om 09.09 uur de loods uit, die door NN1 werd gesloten. [13]
[verdachte 4] heeft verklaard dat [verdachte 2] degene is die op 5 november 2013 de vrachtwagen heeft geladen met de heftruck; hij heeft twee pallets met vier vaten in de auto gezet en hij heeft [verdachte 4] een vrachtbrief meegegeven. [14] NN1 betreft derhalve [verdachte 2] .
1.3.3
Levering rollen metaallegering CuNi6Zn24 door [bedrijf 2]
Het Turkse bedrijf [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] of [bedrijf 2] ) heeft vijf partijen metaal geleverd aan [BV2] . Blijkens de Turkse douaneverklaringen zijn deze leveringen op 22 november 2012, 29 mei 2013, 25 juni 2013 en tweemaal op 27 september 2013 op het douanekantoor aan de Turkse grens verwerkt. Het geleverde metaal had een nettogewicht van respectievelijk 14.449, 13.960, 10.060, 14.012 en 16.810 kilogram en een verkoopwaarde van in totaal € 420.761,22. [15]
De directeur van [bedrijf 2] , [getuige 3] , heeft verklaard dat deze vijf leveringen hebben plaatsgevonden op basis van drie bestellingen. Het ging om rollen metaal met de legering CuNi6Zn24 en de afmetingen 2.88*193mm. Voorafgaande aan de eerste bestelling is [verdachte 3] , als vertegenwoordiger van het bedrijf dat de bestelling wilde plaatsen, bij de fabriek in Turkije geweest. [16]
[getuige 3] heeft een aantal werk-gerelateerde gesprekken met [verdachte 3] gevoerd. [17] In het dossier bevindt zich correspondentie tussen [verdachte 3] en een medewerker van [bedrijf 2] , [getuige 4] . Op 20 augustus 2012 heeft [verdachte 3] namens [BV2] per e-mail een (test)order bevestigd van het materiaal, waarna [getuige 4] op 28 augustus 2012 heeft laten weten dat deze (test)order de ‘first business’ is tussen [BV2] en [bedrijf 2] . [18]
In een e-mailbericht van 10 september 2013 heeft [getuige 4] [verdachte 3] benaderd in verband met betalingen door [BV3] , [BV4] en het Britse bedrijf [bedrijf 1] voor de levering van het materiaal. Genoemde bedrijven moesten bevestigen dat hun betaling was verricht ten behoeve van de rekening van [BV2] . [19] In zijn antwoord daarop mailde [verdachte 3] dat de gevraagde informatie zal worden verstuurd. Vervolgens vraagt hij om een financieel overzicht, ‘so I know the balance and how much I still owe you’. [20]
De zendingen van [bedrijf 2] zijn na aankomst in Nederland in een douaneloods van het bedrijf [BV5] te Venlo opgeslagen, in afwachting van betaling van de BTW en invoerrechten door [BV2] . [21] Een medewerker van [BV5] , [getuige 5] , heeft verklaard dat [verdachte 3] het bedrag van de tweede zending, € 19.500,00 contant op de bankrekening van het bedrijf heeft gestort. [22] Met betrekking tot de volgende zending is volgens dezelfde medewerker op 5 juli 2013 door [verdachte 3] een bedrag van
€ 13.762,78 gestort op de rekening van [BV5] . Het betrof de kosten BTW en de inklaring van 7 pallets met in totaal 10.000 kilogram rollen van metaal. [23] Dit bedrag was op 4 juli 2013 overgeboekt vanaf de bankrekening van [partner verdachte 3] , de partner van [verdachte 3] . [24]
Op 8 juli 2013 is gezien dat bij de [adres loods 1] uit een Turkse vrachtauto 7 pallets met goederen werden gelost en loods 6 werden binnengebracht. [25]
[getuige 6] , Manager Operations bij de Koninklijke Nederlandse Munt, heeft het vermoeden geuit dat de geleverde legering CuNi6Zn24 met de afmetingen 2.88*193mm kan worden gebruikt voor het slaan van Britse 1 pondmuntstukken. Het nikkel gehalte in de legering kan volgens [getuige 6] bewust verlaagd zijn om zo goedkoop mogelijk te zijn en toch te voldoen aan de specificaties van de munt. Ook de samenstelling en dikte van het materiaal komt volgens [getuige 6] redelijk in de buurt van het Britse pond. [26]
1.3.4
Doorzoekingen en inbeslagname
Vrachtwagen met kenteken [kenteken 3]
[verdachte 4] , bestuurder van de vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] , is op 5 november 2013 omstreeks 09.10 uur op de Ruijgoordweg te Amsterdam aangehouden. [27] In deze vrachtwagen werden vier vaten aangetroffen die waren gevuld met in totaal ongeveer
99.551 Britse 1 pondmuntstukken. Deze zijn in beslag genomen. Bovenop de munten lag steeds een compacte hoeveelheid metalen carrosserieringen, die de munten aan het zicht onttrok. [28]
Loods [adres loods 1] te Amsterdam
Van 5 tot en met 11 november 2013 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de loods aan de [adres loods 1] . [29] In een ruimte, door de FIOD genummerd VIII, werd een grote hoeveelheid Britse 1 pond muntstukken aangetroffen. Een deel van deze munten bevond zich in vaten en dozen. Ook op de munten in deze vaten en in de bovenste dozen lag steeds een dikke laag met metalen carrosserieringen die het zicht op de onderliggende ponden wegnam. Tevens stonden in de loods drie op elkaar gestapelde vultrechterbakken en twee plastic emmers met Britse 1 pondmuntstukken. Ook was een vulbak aanwezig met geheel onbewerkte rondellen (rondellen zijn munten zonder muntafbeelding op de zijden, soms wel met een bewerkte rand) en een vultrechterbak met rondellen waarbij de randen al waren bewerkt. In totaal werden in de betreffende ruimte ongeveer 570.395 Britse 1 pond muntstukken en 331.452 rondellen in beslag genomen. [30] In een andere ruimte, genummerd I, zaten in vulbakken die deel uitmaakten van een machine en in de machine zelf, rondellen. In een vulbak die naast deze machine stond zaten ongeveer 9.328 Britse 1 pond muntstukken. [31] Aldus waren in de loods aan de [adres loods 1] in totaal ongeveer
579.723 Britse 1 pond muntstukkenaanwezig, zowel verpakt als onverpakt, zowel zichtbaar als verhuld.
De in de loods aanwezige machines, stempels, vaten en andere voorwerpen zijn door de FIOD beschreven. Twee deskundigen van de Koninklijke Nederlandse Munt hebben een groot aantal machines, gereedschappen en materialen aangewezen die vermoedelijk gebruikt of geschikt zijn voor het vervaardigen van Britse 1 pond muntstukken. Tevens hebben zij enkele machines die vermoedelijk gebruikt zijn bij het vervaardigen van valse Britse 1 pond muntstukken in werking gesteld. In ruimte VIII stond een machine die rondellen voorziet van een randinscriptie. In ruimte I stond een muntslagmachine (machine 15) die rondellen voorziet van een kop- en muntinscriptie. In de trechterbak bij deze machine zaten rondellen met randschrift, terwijl zich in de machine kop- en muntstempels bevonden. Na het aanzetten van de machine kwamen er geslagen munten uit. Deze munten zijn veiliggesteld. Het betreft Britse 1 pondmuntstukken met het jaartal 2006. [32]
[adres verdachte 4] te Amsterdam
Op 5 november 2013 is de woning van [verdachte 4] , [adres verdachte 4] te Amsterdam, doorzocht. Daarbij werd onder meer een Birkenstock schoenendoos met persstempels, een Albert Heijn tas met schriftelijke bescheiden en telefoons, een emmer met munten en een bak met metalen ringen in beslag genomen. In totaal is in de woning een hoeveelheid van
2123 Britse pondenaangetroffen. [33] Op de slagstempels in de schoenendoos was de beeltenis van koningin Elisabeth en de woorden ‘one pound’ zichtbaar. [34] Van de 21 stempels hadden 4 een negatieve afbeelding (zogenaamde matrijzen) en 17 een positieve afbeelding (zogenaamde poincoenen). [35]
Loods [adres loods 2] te Aalsmeer
Op 11 november 2013 is de loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer doorzocht. Daarbij werden onder meer 8 blauwe en 24 grijze vaten aangetroffen. In deze vaten zaten in totaal ongeveer
11.695 Britse 1 pondmuntstukkenen 4.157 rondellen. Deze zijn in beslag genomen. [36]
[adres verdachte 6] te Urmond
Op 23 april 2014 is de woning van [verdachte 6] , [adres verdachte 6] te Urmond, doorzocht. Daarbij werden onder meer 30 carrosserieringen en vier Britse 1 pondmuntstukken in beslag genomen. De ringen en munten werden aangetroffen op en tussen de betontegels in de garage bij de woning. Het betreft twee Britse 1 pondmuntstukken met het jaartal 2005, één met het jaartal 2006 en één met het jaartal 2007. [37]
1.3.5
Eerdere inbeslagname Britse 1 pond muntstukken in het Verenigd Koninkrijk op 13 december 2012 en 30 juli 2013
Vrachtwagen [getuige 9] Newcastle, Verenigd Koninkrijk
Uit informatie van de Britse opsporingsautoriteiten blijkt dat op 13 december 2012 in Newcastle, Verenigd Koninkrijk, in een door [getuige 9] bestuurde vrachtauto een partij met
450.000 valse Britse 1-pondmuntstukkenin beslag is genomen. De munten zaten in 18 vaten, geplaatst op drie pallets. Bovenop de munten zat steeds een 5 centimeter dikke laag van metalen ringen. [38]
[getuige 7] en [getuige 8] , Dover, Verenigd Koninkrijk
Op 30 juli 2013 zijn [getuige 7] en [getuige 8] in Dover, Verenigd Koninkrijk, aangehouden met in totaal
7.450 valse Britse 1 pondmuntstukkenin de koffer van [getuige 7] . Zij kwamen met de Eurolines-bus vanuit Amsterdam. [39]
1.3.6
Onderzoek in beslag genomen Britse 1 pond muntstukken
Een deel van de Britse 1 pond muntstukken en stempels die op de genoemde locaties in beslag zijn genomen is door de FIOD voorzien van een SIN nummer [40] en aangeleverd bij het NFI.
[getuige 10] , NFI-deskundige, heeft een forensisch onderzoek verricht naarde Britse 1 pond muntstukken en stempels die op de diverse locaties in beslag zijn genomen.
Op de vraag of de aangetroffen munten vals zijn of echt, heeft de deskundige geantwoord, dat er slechts één instantie ter wereld is die (officieel) Britse ponden vervaardigt, te weten de Royal Mint in het Verenigd Koninkrijk. Het gehele productieproces vindt plaats in Cardiff en wordt niet uitbesteed aan derden. Alle Engelse ponden die niet geproduceerd zijn in de Royal Mint (Cardiff) zijn per definitie niet echt.
De originele matrijsstempels, moederstempels en werkstempels worden per valuta en jaargang bewaard in kluizen. Gebruikte werkstempels worden uit het productieproces verwijderd en duurzaam vernietigd. Het is dus niet mogelijk dat stempels rouleren buiten het (streng bewaakte) circuit van de Royal Mint. Iedere stempel van de Britse pond die buiten dit circuit wordt aangetroffen, is per definitie niet echt. [41]
Ook overigens bevestigt het rapport de valsheid van de onderzochte munten uit jaargang 2004 en 2006. De onderzoeker heeft geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 (de onderzochte munten zijn vals) juist is dan wanneer hypothese 2 (de onderzochte munten zijn echt) juist is, waarbij het onderzoek zich heeft gericht op:
- munten 2004 en 2006 en stempels 2004 en 2006 (waaronder randschriftblokken), in beslag genomen in
de loods [adres loods 1] te Amsterdam;
- munten 2004 en 2006, in beslag genomen in de vrachtwagen [kenteken 3] ;
- munten 2006 in beslag genomen in de loods [adres loods 2] te Aalsmeer;
- munten 2004 en 2006 en een matrijsstempel 2004, in beslag genomen op het adres [adres verdachte 4] te
Amsterdam (woning [verdachte 4] );
- een munt 2006, in beslag genomen op het adres [adres verdachte 6] te Urmond (woning [verdachte 6] );
- munten 2004 en 2006, in beslag genomen onder [getuige 9] (Newcastle) en onder [getuige 7] en [getuige 8] (Dover) (door de UKNCO (UK National Central Office) van de NCA (National Crime Agency) ter beschikking gesteld). [42]
Daarbij blijkt uit het onderzoek nog het volgende.
Uit het onderzoek naar jaargang 2004 blijkt dat de matrijsstempel aangetroffen op de locatie [adres verdachte 4] te herleiden is naar alle onderzochte munten jaargang 2004 die werden aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken 3] ;
• op de locatie [adres loods 1] ;
• op de locatie [adres verdachte 4] ;
• te Newcastle;
• te Dover.
De onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels op [adres loods 1] , kunnen worden herleid naar de matrijsstempel ( [adres verdachte 4] ).
De onderzochte gebruikte werkstempels op [adres loods 1] kunnen worden herleid naar de onderzochte munten in de vrachtauto [kenteken 3] en naar de onderzochte munten op [adres loods 1] .
De onderzochte munten [adres loods 1] , vrachtauto [kenteken 3] , [adres verdachte 4] , Newcastle en Dover en de muntstempels op [adres loods 1] en de matrijsstempel ( [adres verdachte 4] ) zijn niet te herleiden naar de officiële munten of muntstempels. [43]
In het onderzoek naar jaargang 2006 is onder meer te lezen dat in de loods aan [adres loods 1] aangetroffen werkstempels zijn te herleiden naar de onderzochte munten aangetroffen:
• in de vrachtauto [kenteken 3] ;
• op de locatie [adres loods 1] ;
• op de locatie [adres loods 2] :
• op de locatie [adres verdachte 6] ;
• op de locatie [adres verdachte 4] ;
• te Newcastle;
• te Dover. [44]
De aangetroffen klasse- en individuele kenmerken in de onderzochte gebruikte en ongebruikte werkstempels [adres loods 1] en de onderzochte munten [adres loods 1] , vrachtauto [kenteken 3] , [adres loods 2] , [adres verdachte 4] , [adres verdachte 6] , Newcastle en Dover, zijn niet aangetroffen in de originele munten en stempels van de Royal Mint. [45]
De deskundige [getuige 11] heeft in zijn contra-rapportage van 22 augustus 2017 de door [getuige 10] gevolgde werkwijze en de uitkomsten van het NFI-rapport onderstreept, met de kanttekening dat hij het verrichte onderzoek aan de door de Royal Mint ter beschikking gestelde munten en stempels niet kan beoordelen, omdat hij dit materiaal niet heeft kunnen zien. [46]
Het hof stelt op basis van de bevindingen van de deskundige [getuige 10] vast dat de onderzochte munten die in beslag zijn genomen in de loods aan de [adres loods 1] te Amsterdam, in de vrachtwagen met kenteken [kenteken 3] , op het adres [adres verdachte 4] te Amsterdam, in de loods [adres loods 2] te Aalsmeer, op het adres [adres verdachte 6] te Urmond, te Newcastle onder [getuige 9] en te Dover onder [getuige 7] en [getuige 8] , vals zijn en zijn te herleiden naar de stempels aangetroffen in de loods aan [adres loods 1] en/of de matrijsstempel in de woning van [verdachte 4] , waarbij laatstgenoemde mattrijsstempel weer is te herleiden naar de werkstempels op [adres loods 1] .
1.3.7
Overige relevante verklaringen
[verdachte 2]
mocht van [verdachte 3] gebruik maken van de machines op [adres loods 1] en heeft daar ponden geproduceerd. Deze ponden werden met een deklading bedekt. [47]
[verdachte 4]
heeft ongeveer acht keer een ritje met vaten gemaakt; de eerste keer was in december 2012 of januari 2013. [verdachte 4] heeft de vracht met grijze en blauwe vaten vervoerd vanaf de loods aan [adres loods 1] naar de door hem op verzoek van [verdachte 2] gehuurde loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer. [verdachte 4] wist dat hij munten vervoerde. [verdachte 2] betaalde contant € 1.000,00 voor de huur van de loods in Aalsmeer en gaf hem daarnaast € 250,00 tot € 500,00 per rit. Van dat geld moest [verdachte 4] ook onkosten betalen, zoals de huur van de vrachtauto en afvalverwerking. [48]
[verdachte 2] bestelde geregeld carrosserie ringen bij een bedrijf genaamd [bedrijf 3] . Na twee dagen haalde [verdachte 4] de ringen op; ze zaten in doosjes. [verdachte 2] betaalde contant voor de ringen.
Drie maanden voor zijn aanhouding was [verdachte 4] samen met [verdachte 2] bij de snackbar in Aalsmeer. Toen er een busje kwam aanrijden, zwaaiden [verdachte 2] en de bestuurder van het busje naar elkaar. Vervolgens moest [verdachte 4] naar de loods in Aalsmeer rijden en reed het busje achter hem aan. Toen [verdachte 2] daar de deksel van een vat haalde dat retour was gekomen, zag [verdachte 4] dat er munten in zaten. Het was een zelfde vat als de vaten die hij eerder had vervoerd. [verdachte 2] zei ‘dit is niet goed. Dit moet omgesmolten worden’. In de loods in Aalsmeer heeft hij ook vaten met Britse ponden gezien. [49]
Bij de loods aan de [adres loods 2] werden de vaten overgeladen. Wanneer [verdachte 4] in Aalsmeer een vracht overdroeg, kreeg hij de vaten terug die hij daar de vorige keer had gebracht. Hij heeft gezien dat er ringen zaten in de vaten die terugkwamen. [50]
[verdachte 5]
heeft een man ontmoet die hem vroeg of hij Britse munten kon wisselen in groot geld. Na enige tijd is deze man munten gaan leveren, die werden afgeleverd in Maasbracht en één keer bij een hotel in Urmond. Deze man gaf hem een mobiele telefoon om met elkaar in contact te komen.
[verdachte 5] kreeg vooraf een e-mailbericht hoe laat hij daar moest zijn. Ter plaatse kreeg hij van deze man een sleutel van de auto, waarna hij de geladen wagen overnam. Dit is acht of tien keer gebeurd; per rit ontving hij contant € 1.000. Iedere vracht munten die [verdachte 5] vervoerde, heeft hij afgeleverd bij de woning van [verdachte 6] in Urmond. Op de munten lag steeds een laagje metalen ringen; [verdachte 5] en [verdachte 6] haalden die er met een magneet uit en pakten vervolgens de munten over in dozen en later in kleine tonnetjes. [verdachte 5] reed de auto terug naar Maasbracht. [51]
[verdachte 6]
heeft verklaard dat [verdachte 5] voor het eerst op 23 december 2012 drie of vier vaten met munten bij hem thuis heeft afgeleverd. [52]
Nadat [verdachte 5] de munten bij [verdachte 6] had gebracht, nam [verdachte 6] contact op met [verdachte 1] . [verdachte 1] vertelde [verdachte 6] dat [bedrijf 1] de munten zou afnemen. [53] De munten werden bij [verdachte 6] thuis opgehaald en [verdachte 6] was altijd aanwezig als de munten werden opgehaald; [verdachte 1] was er ook een paar keer bij. [54]
Betalingen die werden gedaan door [bedrijf 1] hadden betrekking op de levering van munten. [verdachte 6] kreeg de bankrekeningnummers van de begunstigden van [verdachte 5] en stuurde die door naar [verdachte 1] , die deze vervolgens doorstuurde naar [bedrijf 1] te Engeland. [55] De rekeningnummers die hij doorkreeg van [verdachte 5] waren steeds verschillende rekeningnummers. [56]
[verdachte 1]
heeft verklaard dat hij regelde dat de munten door het in Engeland gevestigde bedrijf [bedrijf 1] werden opgehaald en uitgevoerd naar Engeland. Van [verdachte 6] kreeg hij door op welke rekeningnummers [bedrijf 1] voor de ontvangen munten moest betalen; die informatie gaf hij op zijn beurt door aan [bedrijf 1] . [57]
Het hof stelt op basis van deze verklaringen, in samenhang bezien met de overige redengevende feiten en omstandigheden, in het bijzonder de observaties, vast dat de valse munten vanaf de loods aan [adres loods 1] te Amsterdam via de loods aan de [adres loods 2] te Aalsmeer en/of Maasbracht in Urmond terechtkwamen. Daar haalde [verdachte 5] de munten op, leverde ze af bij [verdachte 6] , die contact op nam met [verdachte 1] die regelde dat de munten werden opgehaald en uitgevoerd naar het in Engeland gevestigde bedrijf [bedrijf 1] .
1.3.8
Betalingen munten door [bedrijf 1]
Overeenkomst [bedrijf 1] en [Ltd 1]
Bij [bedrijf 1] is een overeenkomst tussen de firma [Ltd 1] en [bedrijf 1] aangetroffen van 22 februari 2013. Hierin verklaart [Ltd 1] zich bereid en in staat tot het leveren van valuta en verklaart [bedrijf 1] zich bereid tot het omwisselen daarvan. [Ltd 1] kan de methode van betalen of de bankrekening waarop de rekening moet worden voldaan, steeds veranderen. [58] Overeengekomen is verder dat alle e-mailberichten inzake de zendingen en de betalingen door [bedrijf 1] steeds in cc naar alle vier de leden van het management van [Ltd 1] , onder wie [verdachte 5] , [verdachte 6] en [verdachte 1] , zouden worden gemaild. [verdachte 1] heeft in een bericht aan [bedrijf 1] expliciet gesteld dat voornoemde personen deel uitmaakten van het management van [Ltd 1] . [59] [verdachte 1] betrof de gemachtigde van [Ltd 1] . [60]
De afspraak was dat [bedrijf 1] per keer 75.000 pondmuntstukken zou ophalen. [61]
In de ten laste gelegde periode hebben 40 betalingen van [bedrijf 1] naar [Ltd 1] plaatsgevonden, voor een totaalbedrag van ongeveer £ 1.500.000. [62]
De betaling voor de munten werd door [bedrijf 1] gedaan op verschillende bankrekeningnummers, waaronder de rekening van [bedrijf 4] te Amsterdam. Deze laatste betalingen, waarmee in totaal een bedrag van € 529.053,64 was gemoeid, werden verricht ten behoeve van goud dat door [Ltd 1] . werd aangekocht. De meeste betalingen gingen per bank en werden door [bedrijf 1] overgemaakt op de bankrekening van steeds verschillende ondernemingen. [63]
Eén van die ondernemingen was het Turkse bedrijf [bedrijf 2] , waar [verdachte 3] vanaf november 2012 grote hoeveelheden metaal heeft besteld en geleverd heeft gekregen. Op 22 juli 2013 heeft [bedrijf 1] een bedrag van omgerekend € 78.172,14 (£ 67.149,89) betaald op de bankrekening van [bedrijf 2] . [64] Gezien een e-mailbericht van [verdachte 1] aan [bedrijf 1] van 15 juli 2013 heeft [verdachte 1] op 15 juli 2013 [bedrijf 1] daartoe de opdracht gegeven en daarbij verzocht de betaling als omschrijving ‘aankoop staal’ mee te geven. [65] Uit de hiervoor vermelde e-mailcorrespondentie tussen [verdachte 3] en [getuige 4] van [bedrijf 2] op 10 september 2013 volgt dat het Turkse bedrijf voor de aankoop van staal, geleverd aan [BV2] , is betaald door [bedrijf 1] .
Contante betalingen
[verdachte 6] heeft in januari 2013 [verdachte 5] € 50.000,00 cash betaald voor drie of vier vaten met munten die [verdachte 5] in december 2012 bij hem thuis had afgeleverd. Nadat de eerste levering is opgehaald door [bedrijf 1] heeft [verdachte 6] nogmaals € 25.000,00 contant betaald aan [verdachte 5] . [66]
Betalingen op diverse rekeningnummers
[Ltd 1] werd gebruikt om aan [bedrijf 1] door te geven op welke bankrekeningen betaald moest worden. [verdachte 5] gaf [verdachte 6] briefjes of een kopie van een bankpas waarop vermeld stond op welke rekeningen het geld door [bedrijf 1] moest worden gestort. [67]
In de computer van [verdachte 6] zijn overboekingen aangetroffen afkomstig van een rekening van de Santander bank aan uiteenlopende tegenrekeningen, te weten [BV9] , [BV6] , [BV7] ( [BV7] ), [BV8] en [bedrijf 2] . Genoemde ondernemingen hebben een totaalbedrag van € 547.214,48 ontvangen. [bedrijf 1] is de rekeninghouder van deze Santander bankrekening; de betalingen voor de geleverde munten zijn door [bedrijf 1] verricht. [68]
In de bij [bedrijf 1] in beslag genomen e-mail correspondentie tussen [verdachte 1] en medewerkers van [bedrijf 1] is over deze betalingen gesproken, waarbij [verdachte 1] telkens per zending geleverde munten doorgaf op welke rekeningen er betaald moest worden en welke omschrijving bij de betaling moest worden vermeld. [bedrijf 1] stuurde dan meestal een schermafdruk van de betaling aan [verdachte 1] . [69]
Op 9 mei 2013 heeft [verdachte 1] in een e-mailbericht aan [bedrijf 1] betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot de rekeninghouder
[BV9], met de omschrijving ‘Investering [Ltd 1] ’ en een rekeningnummer van hemzelf. [70] Naar deze rekeningen is op 13 mei 2013 respectievelijk £ 67.750,19 en € 1.906,48 overgemaakt. [71]
Op 22 mei 2013 volgde een soortgelijke transactie naar [BV9] en [verdachte 1] , van respectievelijk £ 62.333,09 en € 3.788,69. [72] , voorafgegaan door een soortgelijk e-mailbericht van [verdachte 1] van 21 mei 2013. [73]
Op 31 mei 2013 heeft [verdachte 1] aan [bedrijf 1] betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot
de rekeninghouder
[BV8], met de omschrijving ‘Investering [Ltd 1] ’ en een
rekeningnummer van hemzelf. [74] Naar deze rekeningen is op 5 juni 2013 respectievelijk £ 67.972,49 [75] en
€ 3.799,10 [76] overgemaakt.
Op 17 juni 2013 heeft [verdachte 1] opnieuw betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot de rekeninghouder [BV8] , met de omschrijving ‘Investering [Ltd 1] ’ en een rekeningnummer van hemzelf [77] , gevolgd door betalingen op die rekeningen van respectievelijk £ 67.913,99 en £ 3.796.56. [78]
Op 1 juli 2013 heeft [verdachte 1] aan [bedrijf 1] betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot de rekeninghouder
[BV6], met als omschrijving: ‘Aankoop 150 IPhone 5 16gb [Ltd 1] ’ en een rekeningnummer van hemzelf. [79] Naar deze rekeningen is op 5 juli 2013 respectievelijk £ 67.503,59 en
€ 3.807,56 overgemaakt. [80]
Op 15 juli 2013 heeft [verdachte 1] aan [bedrijf 1] per e-mailbericht betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot de rekeninghouder
[bedrijf 2], met als omschrijving ‘Aankoop staal’ en een rekeningnummer van hemzelf. [81] Naar deze rekeningen is op 18 juli 2013 respectievelijk £ 67.149,89 [82] en € 3.757,01 [83] overgemaakt.
Op 24 juli 2013 heeft [verdachte 1] aan [bedrijf 1] betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot
[BV7], met de omschrijving ‘Aankoop I-Phones’ en een rekeningnummer van hemzelf. [84] Naar deze rekeningen is op 30 juli 2013 respectievelijk £ 68.040,89 [85] en € 3.231,89 [86] plus € 515,67 [87] overgemaakt. [BV7] is een op 3 december 2010 opgericht bedrijf [88] op naam van de kleinzoon van [verdachte 5] [89] , dat voorheen op naam stond van [naam] , de ex-partner van [verdachte 5] . [90]
Op 5 september 2013 heeft [verdachte 5] per e-mailbericht aan [verdachte 6] het zelfde bankrekeningnummer van [BV7] doorgegeven, met de tekst ‘mag het € 38.659,82 zijn als het kan’ onder vermelding van factuurnummer 00023535130903 en met ‘groetjes, [verdachte 5] ’. Deze gegevens zijn vervolgens per e-mail doorgegeven van [verdachte 6] naar [verdachte 1] en van [verdachte 1] naar [bedrijf 1] . Op 16 september 2013 heeft [bedrijf 1] op de bankrekening van [BV7] , onder vermelding van genoemd factuurnummer en ‘iphone 5 16gb € 524,71 152x’ een geldbedrag van € 79.755,92 gestort. [91]
Op 1 augustus 2013 heeft [verdachte 1] per e-mailbericht aan [bedrijf 1] betaalgegevens doorgegeven met betrekking tot de rekeninghouder [verdachte 6] , met de omschrijving ‘Aanbetaling aankoop woonhuis’ en een rekeningnummer van hemzelf, met als omschrijving ‘deelbetaling lening [Ltd 1] ’. [92] Op 15 augustus 2013 is £ 66.878,99 overgemaakt naar [verdachte 6] . [93]
Betalingen in goud
[verdachte 6] en [verdachte 5] zijn acht keer bij [bedrijf 4] geweest, te weten op 8 maart 2013, 15 april 2013, 1 mei 2013, 30 augustus 2013, 2 oktober 2013, 14 november 2013, 5 december 2013 en 10 december 2013. Nadat het goud was overhandigd namen [verdachte 6] en [verdachte 5] steeds ieder de helft mee, in hun jas of in een tas. [94]
[bedrijf 1] betaalde rechtstreeks aan [bedrijf 4] . Wanneer [bedrijf 1] geld overmaakte naar [bedrijf 4] werd dit gestort op naam van [Ltd 1] . [bedrijf 1] heeft in totaal een bedrag van € 529.053,64 overgemaakt naar [bedrijf 4] , ten behoeve van [Ltd 1] . [Ltd 1] heeft voor een totaalbedrag van € 532.623,64 aan goud bij [bedrijf 4] gekocht. [95]
1.3.9
Verdiensten [verdachte 1] en [verdachte 5]
[verdachte 1] kreeg een vergoeding per keer van rond de 3.200 pond; voor die betaling werden steeds extra munten ingeleverd bij [bedrijf 1] . Het geld daarvoor werd door [bedrijf 1] rechtstreeks overgemaakt aan [verdachte 1] . [96] In de periode van 13 mei tot en met 28 november 2013 zijn vanaf de Santander bankrekening van [bedrijf 1] met grote regelmaat (in totaal 14 stortingen) bedragen overgemaakt naar [verdachte 1] , tot een totaalbedrag van £ 49.799,20. [97]
[verdachte 5] heeft (in ieder geval) per transport van Maasbracht naar Urmond en terug € 1.000,- ontvangen. [98]
1.4.
Nadere (bewijs)overwegingen van het hof
Wetenschap
Het hof is van oordeel dat de verklaring van [verdachte 1] , dat hij niet wist dat de munten vals waren, als ongeloofwaardig terzijde dient te worden geschoven. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat [verdachte 1] :
- wist dat telkens grote hoeveelheden Britse munten in de schuur van [verdachte 6] waren opgeslagen;
- wist dat de munten dan weer in contanten, dan weer giraal – op uiteenlopende bankrekeningen van verschillende vennootschappen of particulieren – en dan weer met telefoons of in goudstaven betaald werden;
- wist dat niet [Ltd 1] de betalingen ontving, maar andere vennootschappen;
- wist dat de omschrijving bij de girale betalingen nooit naar de munthandel verwees.
Het hof is van oordeel dat dit samenstel van feiten en omstandigheden, waarbij
vanuit Nederlandgrote hoeveelheden
buitenlandsemuntstukken onder ongebruikelijke omstandigheden worden aangeleverd – niet via officiële instanties, maar via via – en bovendien onbeveiligd, in een schuur, terwijl sprake is van een kostbare lading, worden bewaard en op niet transparante wijze – door middel van betalingen aan steeds weer andere vennootschappen, dan wel in goud of telefoons, zonder verwijzing naar de munthandel – worden verhandeld, tot de conclusie leidt dat [verdachte 1] wist dat sprake was van vals geld. Dat de munten aan een controle door [bedrijf 1] zijn onderworpen en kennelijk niet als vals zijn aangemerkt, zegt wellicht iets over de kwaliteit van de controle en/of de kwaliteit van de namaak, maar doet niet af aan uit voornoemd samenstel volgende wetenschap. Dat geldt evenzeer voor de stelling dat er meer aanbieders in Britse ponden zouden zijn.
Medeplegen
De kwalificatie medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, derhalve dat de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. De vraag of aan deze eis is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Te denken valt onder meer aan de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte en diens aanwezigheid op belangrijke momenten.
[verdachte 1] wordt kort gezegd verweten dat hij valse Britse 1 pond muntstukken heeft ontvangen, verschaft, in voorraad heeft gehad, vervoerd en uitgevoerd met het oogmerk deze als echt en onvervalst (te doen) uitgeven. Het hof leidt uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken af dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking bij dit feit, die in de kern heeft bestaan uit een gezamenlijke uitvoering. [verdachte 1] heeft een onmisbare rol gehad in het geheel van handelingen dat heeft geleid tot de uitvoer van de valse munten. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
[verdachte 1] was gevolmachtigde van [Ltd 1] en onderhield als zodanig de contacten met [bedrijf 1] . Hij zorgde er voor dat de munten, die door [verdachte 5] bij [verdachte 6] in Urmond waren afgeleverd en aldaar door [verdachte 5] en [verdachte 6] opnieuw werden verpakt, door [bedrijf 1] werden opgehaald. [verdachte 1] verzorgde, op basis van de door [verdachte 5] verschafte informatie die [verdachte 1] via [verdachte 6] ontving, de gehele financiële afwikkeling. Hij was zodoende de persoon die er voor heeft gezorgd dat de nagemaakte Britse 1 pondmuntstukken daadwerkelijk werden uitgevoerd en feitelijk in het legale circuit werden gebracht.
Door zijn handelingen heeft [verdachte 1] een actieve en cruciale bijdrage geleverd. Het hof kwalificeert deze rol van [verdachte 1] als die van medepleger.
[verdachte 1] heeft gesteld dat zijn bemoeienis beperkt is gebleven tot een rol als bemiddelaar en administratief medewerker. Uit het voorgaande blijkt echter, dat zijn rol aanzienlijk groter is geweest dan hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft doen voorkomen. Hoewel [verdachte 5] en [verdachte 1] na een eerste contact niet meer direct met elkaar communiceerden, wisten zij van elkaars rol in het geheel en stonden zij, via [verdachte 6] , met elkaar in contact. [verdachte 5] , [verdachte 6] en [verdachte 1] wisten dat op enig moment een Ltd, [Ltd 1] , is opgericht. Op afspraak zijn de e-mailberichten over de betalingen door [bedrijf 1] steeds in cc naar alle vier de leden van het management van [Ltd 1] verzonden; zij waren zodoende steeds op de hoogte welke geldbedragen naar wiens bankrekening werden overgeboekt en op welk transport deze betalingen betrekking hadden. [verdachte 1] heeft daarbij voor 14 transacties een bedrag van bijna € 50.000,00 ontvangen, welk bepaald niet geringe bedrag naar het oordeel van het hof onderstreept dat geen sprake was van een marginale rol.
Al met al is het hof van oordeel dat [verdachte 5] , [verdachte 1] en [verdachte 6] elk een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het tenlastegelegde feit en dat zij daarbij zodanig bewust en nauw hebben samengewerkt, dat sprake is van de strafbare vorm van samenwerken die als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
Oogmerk
Uit de redengevende feiten en omstandigheden volgt dat de bijdrage die de verdachte leverde aan het ontvangen, verschaffen, in voorraad hebben, vervoeren en uitvoeren, zodanig was dat bewezen kan worden dat de verdachte het oogmerk had om deze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven.
(Overige) verweren
Hetgeen de verdediging in hoger beroep verder naar voren heeft gebracht, vindt zijn weerlegging in de aan de bewijsmiddelen ontleende redengevende feiten en omstandigheden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2012 tot en met 5 november 2013 te Maasbracht en/of te Urmond (gemeente Stein), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk als echt en onvervalst heeft uitgegeven een hoeveelheid Britse 1 pond muntstukken waarvan de valsheid hem, toen hij, verdachte, deze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, heeft ontvangen, zich heeft verschaft en in voorraad heeft gehad en heeft vervoerd en heeft uitgevoerd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze in de voetnoten zijn opgenomen.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van muntspeciën waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, ontvangen, zich verschaffen en in voorraad hebben, vervoeren en uitvoeren.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 uur hechtenis.
De raadsman heeft in het kader van de straf(maat) gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – in het bijzonder de gezondheidssituatie van zijn partner en van de verdachte zelf en daarnaast ook zijn penibele financiële situatie – het gebrek aan recente Justitiële Documentatie en de overschrijding van de redelijke termijn. De raadsman heeft het hof verzocht de verdachte enkel een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de grootschalige handel in valse Britse 1 pondmuntstukken, door deze telkens, gedurende een lange periode, af te nemen van de leverancier, ze te vervoeren, op te slaan en uit te voeren naar Groot-Brittannië.
De uitgifte van geld is bij uitstek voorbehouden aan de overheid. Door valse munten in het economische en financiële verkeer te brengen wordt inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat kan en moet worden gesteld in de waarde van geld. Daarnaast wordt de ontvanger van het valse geld in zijn vermogen getroffen. Het hof acht dit een ernstig feit.
Daarbij heeft de verdachte, anders dan de verdediging heeft gesteld, niet (enkel) als bemiddelaar en administratief medewerker gefungeerd, maar is sprake geweest van een cruciale en onmisbare rol, zoals uit de bewijsoverwegingen volgt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 maart 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld.
Naar het oordeel van het hof kan vanwege de ernst van het feit en de rol van de verdachte niet worden volstaan met een andere straf dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf van 18 maanden passend en geboden, derhalve een zwaardere straf dan door de rechtbank opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, waarbij het hof in hetgeen de raadsman en de verdachte in hoger beroep hebben aangevoerd met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, aanleiding ziet een gedeelte van deze straf, 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, aangezien de termijn is aangevangen op 14 oktober 2014 (met de aanhouding van de verdachte in de onderliggende strafzaak), de rechtbank uitspraak heeft gedaan op
6 juli 2018 en het hof heden, op 30 juni 2023, arrest wijst. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie.
In eerste aanleg heeft een overschrijding van de redelijke termijn plaatsgevonden met 1 jaar en 8 maanden en in hoger beroep met bijna drie jaren. Het hof zal deze overschrijding verdisconteren in de straf, in die zin dat in plaats van een voorwaardelijk deel van 6 maanden, een voorwaardelijk deel van 9 maanden zal worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 209 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M. Senden, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
30 juni 2023.

Voetnoten

1.Bij de verwijzing naar bewijsmiddelen uit het FIOD dossier met nummer 52275 gaat het om processen-verbaal, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (AH, G en V), dan wel om geschriften (Doc). Alle overige bewijsmiddelen zijn - voor zover niet benoemd als proces-verbaal - geschriften, gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen. Daarbij ziet de letter AH op ambtshandelingen, de letter G op de bij de FIOD afgelegde verklaring van [getuige 1] , destijds werknemer bij [BV2] (G01) en [getuige 2] , directeur van [bedrijf 4] (G05), respectievelijk op de in Turkije (hoofdbureau Gendarmerie te Velimese) afgelegde verklaring van getuige [getuige 3] , adjunct-directeur bij de firma [bedrijf 2] (G07) en de letter V op bij de FIOD afgelegde verklaringen van de verdachte [verdachte 3] (V01), [verdachte 4] (V03), [verdachte 6] (V05), [verdachte 5] (V06) en [verdachte 1] (V07).
2.AH-001, p. 1 en 2.
3.G01-01, p. 2 en 3.
4.AH-016, p.2.
5.AH-10, p. 3 tot en met 9, AH-16, p. 1 en 2, AH-17, p. 2 en 3.
6.AH-006 en AH-016.
7.AH-14 p. 2.
8.V03-03, p. 6.
9.V03-05, p. 2 en D-054 (pasfoto [verdachte 2] volgens index).
10.OBS-F-001, p. 3 tot en met 6.
11.V05-01, p. 3.
12.V06-01, p. 2.
13.AH-19, p. 2 en 3.
14.V3-02, p. 2.
15.D-82 tot en met D-86 en AH-126, p. 1.
16.G07-01, p. 1 en p. 2.
17.G07-01, p. 1 en 2.
18.D-125 en D-126.
19.D-128.
20.D-76 en AH-126 p. 2.
21.AH-005.
22.AH-005.
23.AH-008, p. 1.
24.D-025, p. 28 dossier [partner verdachte 3] .
25.AH-008, p. 1 en 2.
26.D-005, p. 1 en 2.
27.AH-20, p. 2 en 3.
28.AH-34, p. 1 en 2.
29.AH-53.
30.AH-32, p. 1 tot en met 6.
31.AH-33, p. 2.
32.AH-54, p. 1 tot en met 4 en AH-FO-16A p. 3.
33.AH-21, AH-21A en AH-65, p. 3.
34.AH-25.
35.AH-127J en G-09-01, p. 5.
36.AH-31 en AH-35, p. 2.
37.AH-77, AH-77A en AH-78.
38.AH-002, AH-003 en AH-98.
39.AH-99, p. 1.
40.AH-53 bijlage, AH-54, p. 2, AH-FO15, AH-FO16A en B, AH-FO17, AH-FO21 (en idem AH-127B-M).
41.Een rapport van het NFI van 10 december 2014, genaamd ‘een onderzoek n.a.v. vermoedelijke valsemunterij van Britse ponden, gepleegd op verschillende data en plaatsen’, deel 2, pagina 19 (hierna: NFI rapport).
42.NFI rapport deel 2 p. 27, 2 en 3 en NFI rapport deel 3, p. 43, en p. 2 tot en met 5 en AH-FO-4B.
43.NFI rapport deel 2, conclusie vraagstelling 4, 5, 6 en 8, pagina 28, 29 en 30.
44.NFI rapport deel 3, conclusie vraagstelling 7, pagina 46 en 47.
45.NFI rapport deel 3, conclusie vraagstelling 4, bullit 1, pagina 45.
46.Rapport ‘Beoordeling forensisch werk uitgevoerd in een onderzoek naar de productie van vermoedelijk valse Britse 1 pond munten gepleegd op verschillende data en plaatsen’ van [getuige 11] van 22 augustus 2017.
47.Schriftelijke verklaring [verdachte 2] , ongedateerd, ter terechtzitting in eerste aanleg overgelegd.
48.V03-02, p. 2 tot en met 5.
49.V03-03, p. 3 en 4.
50.V03-03, p. 3 en 4 en V03-02, p. 2 tot en met 5.
51.V06-01, p. 2.
52.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 6] door de rechter-commissaris van 22 april 2015, p. 1.
53.V05-03, p. 2
54.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 6] door de rechter-commissaris van 22 april 2015, p. 1.
55.V05-04, p. 9.
56.V05-03, p. 3.
57.Een proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 1] door de rechter-commissaris van 22 mei 2015, p. 3-5.
58.D-206.
59.D-204 en D-200.
60.V05-04, p. 7
61.V05-03, p. 4.
62.D-268 en D-276.
63.AH 100.
64.AH-100, p. 1, 2 en 3.
65.AH-100, p. 1 en 2, D-77, 78 en D-90.
66.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 6] door de rechter-commissaris op 22 april 2015.
67.Proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte 6] door de rechter-commissaris op 22 april 2015.
68.AH-100, p. 1 en 2 en D-065, D-079, D-070, D-72, D-077 en D-080
69.AH-130 en de hieronder weergegeven e-mailberichten en AH-124 p. 6-8.
70.D-219.
71.D-222.
72.D-226.
73.D-223.
74.D-227.
75.D-228.
76.D-229.
77.D-230.
78.D-231
79.D-233.
80.D-234.
81.D-235.
82.D-237.
83.D-236.
84.D-238.
85.D-241.
86.D-239.
87.D-240.
88.AH-128, p. 13
89.V06-01, p. 4.
90.D-039 en AH-128, p. 13.
91.AH-124 p. 5 en D-101 tot en met D-104.
92.D-242.
93.D-243.
94.G05-01, p. 2 en 3.
95.AH-093, p. 1 en 2.
96.AH-124, p. 2 en V05-04, p. 2.
97.D-274.
98.V06-01, p. 2