ECLI:NL:GHAMS:2023:1595

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
23-003223-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis politierechter; Medeplegen poging tot diefstal met bewijsvoering en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 19 november 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1975, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor diefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het subsidiair tenlastegelegde, namelijk het medeplegen van poging tot diefstal. De feiten vonden plaats op 3 maart 2021 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een ander een emballage trolley met kratjes van de winkel [winkel01] heeft geprobeerd weg te nemen. Het hof heeft de bewijsvoering van de politie en getuigenverklaringen in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte en zijn mededader op heterdaad zijn betrapt. De verdachte werd vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, maar het subsidiair bewezenverklaarde werd als strafbaar gekwalificeerd. De strafoplegging werd vastgesteld op een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003223-21
datum uitspraak: 4 juli 2023
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-106399-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) in het jaar 1975,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 maart 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een emballage trolley met kratjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair
hij op of omstreeks 3 maart 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een emballage trolley met kratjes en/of meer goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [winkel01] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen het middels een slagboom afgesloten terrein van [winkel01] is/zijn opgelopen en de aldaar aanwezige trolley heeft/hebben beetgepakt en/of verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 maart 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een emballage trolley met kratjes die geheel aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [winkel01] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen het, middels een slagboom afgesloten, terrein van [winkel01] is opgelopen en de aldaar aanwezige trolley heeft beetgepakt en verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de volgende bewijsmiddelen zijn vervat:
Een proces-verbaal van aangifte van 3 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] , doorgenummerde pagina's 03 en 06 tot en met 07.
Ik doe aangifte van diefstal namens [winkel01] . Ik ben werkzaam bij [winkel01] , het [adres02] te Amsterdam, alwaar de diefstal plaatsvond op 3 maart 2021.
Net buiten het magazijn bewaren wij de emballage. Er hangt buiten het magazijn een camera, waarvan de beelden binnenkomen in het magazijn. Om 19:00 uur kreeg ik via mijn “oortje” te horen dat er iets gaande was bij de magazijndeur.
Ik stuurde een collega direct naar het magazijn terwijl ik zelf de camerabeelden ging bekijken. Ik zag twee mannen die probeerden een kar met klapkratjes te verplaatsen.
Ik hoorde in mijn oortje dat een collega versterking had opgeroepen en de deur van het magazijn had opengedaan waarna de mannen het op een lopen zetten. Ik hoorde dat mijn collega met twee andere collega’s één van de mannen had kunnen tegenhouden. Ze hebben hem in bedwang gehouden tot de politie kwam. Helaas is de tweede betrokkene ontkomen.
Een proces-verbaal van getuige [getuige01] van 4 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, [verbalisant02] , doorgenummerde pagina’s 11 tot en met 12.
Het was 3 maart 2021 omstreeks 19.00 uur. Ik bevond mij in het magazijn van de [winkel01] . Ik had goed zich op de plek waar een aantal karren met daarin emballagekratjes stonden. Ik zag twee mannen regelrecht op de plek aflopen waar de karren stonden.
Eén van de mannen is later door ons aangehouden en aan de politie overgedragen. Ik zag dat deze mannen één van de karren, waarin emballagekratjes lagen, vastpakten en die in de richting van de uitgang reden. Ze waren ongeveer een zestal meters verwijderd vanaf de plek waar de karren stond.
Proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant03] en [verbalisant04] , doorgenummerde pagina’s 04 tot en met 05.
Wij, verbalisanten, waren op 3 maart 2021 in uniform gekleed en met noodhulpsurveillance
belast, toen wij de opdracht kregen van het Operationeel Centrum te Amsterdam om te gaan naar
het [adres02] te Amsterdam.
Aldaar werden wij aangesproken door een medewerker die wij, verbalisanten, herkenden aan de
werkkleding van [winkel01] . Ik hoorde de medewerker zeggen: “Daar staan mijn collega’s met
de aangehouden meneer.”
De verdachte bleek volgens zijn rijbewijs te zijn:
[verdachte01] geboren op [geboortedatum01] -1975.
Ik, verbalisant [verbalisant04] , was ondertussen met de medewerkers van [winkel01] in gesprek. Ik hoorde de dame zeggen: “Er zijn camerabeelden van het geheel. Hierop is te zien dat de man kratten wegneemt.” Ik, verbalisant [verbalisant04] , ben vervolgens ook gaan kijken naar de camerabeelden die de vrouw van [winkel01] liet zien. Hierop zag ik dat er twee mannen tussen de emballagekratten rommelden en vervolgens een kar mee wilde nemen. De kar was voor mij al helemaal uit beeld. Daarna zag ik de deur open gaan en zag ik een medewerker. Daarna zag ik de verdachten wegrennen. Ik herken een van deze mannen als verdachte [verdachte01] .
Een proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, [verbalisant05] , doorgenummerde pagina 10.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar:
Ik heb telefonisch contact gelegd met de bedrijfsleider om te vragen hoe je toegang kan krijgen tot de stalling van de emballage. De manager verklaarde mij het volgende: “er zit geen hek om het terrein heen, maar er is wel een slagboom. Te voet kan je er gewoon langs lopen, maar in principe heeft iemand die daar niets te zoeken heeft geen reden om daar te zijn. Het is geen doorgaande weg.”

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis, waarvan 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel heeft de politierechter als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan het vinden van dagbesteding verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag, met aftrek van voorarrest en een taakstraf van 58 uur, subsidiair 29 dagen hechtenis, waarvan 30 uur, subsidiair 15 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Zij heeft tevens verzocht aan het voorwaardelijke strafdeel dezelfde voorwaarden te verbinden als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal. De verdachte heeft het met een slagboom afgesloten terrein van [winkel01] betreden en heeft vervolgens geprobeerd een trolley met emballagekratjes – hetgeen aanzienlijke waarde vertegenwoordigt – weg te nemen. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor andermans eigendom. Hoewel dit type delict op zichzelf beschouwd misschien niet het meest ernstige strafbare feit betreft dragen de onbeschaamdheid en brutaliteit van een poging diefstal als de onderhavige bij aan een zeer onwenselijk gevoel in de samenleving dat men zijn spullen altijd maar moet afsluiten of in de gaten houden om te voorkomen dat lieden als de verdachte er mee van door proberen te gaan. Een dergelijk feit zorgt bovendien voor veel overlast bij de gedupeerde ondernemer en – indirect – tot kostenverhoging voor de consument.
Uit het strafblad van de verdachte volgt dat hij eerder – voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit – voor (gekwalificeerde) vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld, hetgeen het hof in zijn nadeel weegt. De verdachte heeft zeer kort voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit, te weten in de periode van 12 november 2020 tot en met 8 januari 2021, een gevangenisstraf uitgezeten ter zake van diefstal in vereniging met braak. Het of acht de omstandigheid dat de verdachte kort na zijn vrijlating op dezelfde voet is verdergegaan zorgelijk in die zin dat het zich af vraagt wanneer de verdachte ophoudt met het plegen van dit soort feiten. Gelet op het voorgaande is het hof dan ook van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf geen recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. Het hof zal in plaats van de gevorderde (deels voorwaardelijke) taakstraf een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. T. de Bont en mr. P.C. Kortenhorst, in tegenwoordigheid van
mr. L.C. de Groot, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 juli 2023.
Mr. Kortenhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]