ECLI:NL:GHAMS:2023:1581

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
200.325.336/01 en 200.325.336/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voorlopige omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [minderjarige] El Khattabi. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft op 5 april 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2023, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft op 9 mei 2023 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 12 mei 2023 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 2011 gehuwd en hebben in 2018 een dochter, [minderjarige], gekregen. Hun huwelijk is op 10 februari 2022 ontbonden. De moeder heeft sinds de echtscheiding het gezag over [minderjarige]. De rechtbank had eerder een voorlopige omgangsregeling vastgesteld waarbij de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang had met [minderjarige]. De moeder is van mening dat deze regeling onterecht is, gezien de ernstige gevolgen van het verleden, waaronder huiselijk geweld door de vader.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar heeft deze aangevuld met de bepaling dat de moeder zal zorgdragen voor verwijzing van [minderjarige] naar een kinderpsycholoog, die het effect van de omgang op [minderjarige] zal monitoren. Het hof heeft benadrukt dat de omgang moet plaatsvinden onder begeleiding van YouthCare Nederland en dat de bevindingen van de kinderpsycholoog en de omgangsbegeleiding aan de Raad voor de Kinderbescherming moeten worden gerapporteerd. Het schorsingsverzoek van de moeder is niet-ontvankelijk verklaard, omdat het hof in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.325.336/01 en 200.325.336/02
Zaaknummer rechtbank: C/13/692300 / FA RK 20-7221
Beschikking van de meervoudige kamer van 20 juni 2023 in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
tevens verzoekster in het schorsingsincident,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.E. Hoogenraad te Maassluis,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
tevens verweerder in het schorsingsincident,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Öz te Noord-Scharwoude.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] El Khattabi (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 5 april 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de voormelde beschikking. Zij heeft daarbij tevens verzocht schorsing te bevelen van de werking van de bestreden beschikking, voor zover het de voorlopige omgangsregeling betreft (zaak met zaaknummer: 200.325.336/02).
2.2
De vader heeft op 9 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 23 april 2023, met bijlage;
- een bericht van de zijde van de moeder van 8 mei 2023, met bijlage,
- een e-mailbericht van de zijde van de vader van 10 mei 2023, met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling in het hoger beroep en het schorsingsverzoek heeft op 12 mei 2023 gelijktijdig plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat en de heer A. Ifzaren, tolk in de Marokkaans-Berberse taal;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd [in] 2011 te [plaats] (Marokko). Hun huwelijk is op
10 februari 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 10 november 2021 in de registers van de burgerlijke stand.
Uit dit huwelijk is [minderjarige] geboren [in] 2018 te [plaats A] .
De moeder oefent sinds de beslissing van de rechtbank van 10 november 2021 alleen het gezag uit over [minderjarige] .
3.2
Dit hof heeft bij beschikking van 1 november 2022 de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het gezag bekrachtigd. Daarnaast is een informatieregeling vastgesteld, inhoudende dat de moeder elke twee maanden is gehouden de vader schriftelijk op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de school(resultaten), de gezondheid, hobby's en het wel en wee van [minderjarige] en gehouden is dan telkens een recente foto en eventuele rapporten van [minderjarige] aan de vader te verstrekken.
3.3
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, op verzoek van de vader, bij wijze van voorlopige omgangsregeling bepaald dat de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang heeft met [minderjarige] , eenmaal per 14 dagen, gedurende één uur, dan wel op een wijze als YouthCare Nederland in het belang van [minderjarige] vindt, zolang YouthCare Nederland de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] haalbaar en wenselijk vindt. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De behandeling van de zaak is voor het overige pro forma aangehouden tot 7 augustus 2023 in afwachting van het verloop van de voorlopige omgangsregeling.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, het verzoek van de vader alsnog af te wijzen. Tevens verzoekt zij voor de duur van het geding in hoger beroep de werking van de bestreden beschikking ten aanzien van de voorlopige omgangsregeling te schorsen.
4.3
De vader verzoekt het door de moeder ingestelde hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking in zoverre te bekrachtigen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten. Tevens verzoekt de vader het schorsingsverzoek van de moeder af te wijzen. Tot slot verzoekt de vader de in de bestreden beschikking voorlopig vastgestelde omgangsregeling definitief vast te stellen, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist zal achten.

5.De motivering van de beslissing

In de hoofdzaak (200.325.336/01)
Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:377a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. Uit het derde artikellid volgt dat de rechter het recht op omgang slechts ontzegt, indien:
a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of
b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk
ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of
e. het kind dat twaalf jaar of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of
d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
Standpunten van partijen
5.2
De moeder is van mening dat de rechtbank ten onrechte een voorlopige omgangsregeling heeft bepaald waarin de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang heeft met [minderjarige] . De gebeurtenissen in het verleden zijn dusdanig ernstig dat omgang met de vader ernstig nadeel zal opleveren voor de ontwikkeling van [minderjarige] . Zij is regelmatig getuige geweest van het door de vader gepleegde huiselijk geweld en is zelf ook door hem geslagen, hetgeen geleid heeft tot trauma- en hechtingsproblematiek. Volgens de moeder was de vader bovendien niet in staat om zorg te dragen voor [minderjarige] . De vader heeft nooit erkend wat zijn handelen teweeg heeft gebracht bij de moeder en [minderjarige] , en zolang die erkenning er niet is, is het lastig om omgang mogelijk te maken. Er bestaat thans ook geen basis tussen partijen voor omgang. Het is beter om te wachten tot de traumabehandeling van de moeder is afgerond, dan heeft zij ook meer draagkracht en kan dat overdragen op [minderjarige] . De kinderpsychiater heeft aangegeven dat als de omgang zou moeten worden hervat, deze heel goed begeleid moet worden door gedragswetenschappers, psychologen en/of psychiaters. Voor zover bekend zijn deze professionals niet aanwezig bij de begeleide omgangsmomenten van YouthCare Nederland. Deze organisatie is dan ook niet geschikt om eventuele omgang te begeleiden, aldus de moeder.
5.3
De vader stelt dat geen sprake is van een ontzeggingsgrond voor omgang. De vader heeft zijn straf voor het mishandelen van de moeder uitgevoerd en is de afspraken met de reclassering ook nagekomen. Tevens heeft hij zijn traject bij De Waag positief afgerond. Het verleden kan de vader niet meer veranderen. Hij heeft verschillende keren geuit dat hij niet goed heeft gehandeld en heeft zijn spijt betuigd. De vader heeft [minderjarige] sinds januari 2022 niet meer kunnen zien, ondanks zijn inspanningen daartoe. De vader betreurt dat de moeder tot op heden geen psychische hulp heeft gekregen om draagvlak te creëren voor omgang en niet inziet dat het ook in het belang van [minderjarige] is dat zij gepaste hulp krijgt. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij een vaderfiguur in haar leven heeft op wie zij kan bouwen. De vader is niet verslaafd aan drugs en hij heeft [minderjarige] nooit mishandeld. Het is een aanname van de moeder dat [minderjarige] momenteel rust heeft en dat dit te danken is aan het feit dat de vader weg is. De omgang bij Omgangshuis Rotterdam verliep goed en is enkel gestopt omdat er geen aanbieder was om omgang te begeleiden, aldus de vader.
Advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het belangrijk is dat [minderjarige] zich zelfstandig een beeld kan vormen van wie zij afstamt en dat moet zo spoedig mogelijk beginnen. De omgang met de vader moet voor [minderjarige] voorspelbaar zijn zodat zij weet waar zij aan toe is. Ook continuïteit van de omgangsmomenten is heel belangrijk. De omgang tussen [minderjarige] en de vader in het Omgangshuis ging goed, maar is al 1,5 jaar gestagneerd. Het is niet goed voor [minderjarige] als er met de vader contact is en hij daarna plotseling weer langere tijd volledig uit beeld is. De omgang zou doorgezet moeten worden, of helemaal moeten stoppen, want dan is er duidelijkheid en stabiliteit voor [minderjarige] . De raad adviseert opnieuw begeleide omgang bij YouthCare Nederland, waarbij eerst contactherstel tussen de vader en [minderjarige] zal moeten plaatshebben. YouthCare Nederland is een professionele organisatie waar SKJ-geregistreerde professionals werkzaam zijn. Zij vallen onder het tuchtrecht, dus zij moeten verantwoorden wat zij doen. De raad vindt YouthCare Nederland een geschikte organisatie om de omgang te begeleiden. De raad adviseert dat [minderjarige] (enkele dagen) na de begeleide omgang gezien zal worden door een kinderpsycholoog zodat een beeld wordt verkregen van het effect dat de omgang op haar heeft. Aan de hand van de verslagen van de omgangsbegeleiding en de observaties van de kinderpsycholoog kan vervolgens worden beoordeeld of de omgang moet worden doorgezet en zo ja, hoe een omgangsregeling er op termijn uit zou moeten zien.
Oordeel van het hof
5.5
Het hof overweegt het volgende. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking uitgebreid gemotiveerd waarom een voorlopige omgangsregeling tussen [minderjarige] en de vader in het belang van [minderjarige] is en onder welke voorwaarden voornoemde regeling dient plaats te vinden. Het hof neemt de overwegingen en de beslissing van de rechtbank in zoverre over en maakt deze tot zijne. Gelet hierop zal het hof in zoverre de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.6
In aanvulling daarop overweegt het hof dat, zoals de raad heeft geadviseerd, bekeken zal moeten worden wat het effect van de omgang op [minderjarige] is en wel op de wijze zoals de raad ter zitting in hoger beroep heeft aangegeven. Aan de hand van de bevindingen van YouthCare Nederland en van de kinderpsycholoog zal duidelijk moeten worden of en op welke wijze de omgangsregeling in de toekomst vorm zal kunnen krijgen. Het effect van de omgang op [minderjarige] is, zoals de raad heeft aangegeven, het best meetbaar een dag of enkele dagen ná de omgangsmomenten. Ter zitting in hoger beroep is besproken dat dit concreet inhoudt dat de omgangsmomenten op een neutrale plaats zullen plaatsvinden onder begeleiding van YouthCare Nederland, en de moeder de dag of enkele dagen na elk omgangsmoment met [minderjarige] naar een kinderpsycholoog zal gaan, zodat helder wordt hoe [minderjarige] de contactmomenten heeft beleefd en kan worden bezien hoe haar draagkracht en draaglast voor de omgang met de vader is. Zoals de raad ter zitting heeft uitgelegd is het belangrijk dat de kinderpsycholoog kan zien en horen hoe [minderjarige] haar ervaringen verwoordt.
Daarnaast is de vraag in hoeverre de moeder uiteindelijk in staat zal zijn om aan [minderjarige] emotionele toestemming te geven om omgang met de vader te hebben en in hoeverre de vader aansluit bij [minderjarige] , hetgeen eveneens van invloed is op de mogelijkheden tot omgang.
De moeder zal moeten zorgen voor de verwijzing naar de kinderpsycholoog via de huisarts of het wijkteam. Ter zitting in hoger beroep heeft de moeder toegezegd dit te zullen doen. De raadsvertegenwoordiger heeft ter zitting in hoger beroep aangeboden dat de ouders hem mogen uitnodigen om aan te sluiten bij de intake bij zowel YouthCare Nederland als bij de kinderpsycholoog om de kaders te duiden.
Verder heeft de moeder ter zitting in hoger beroep toegezegd de start van hulp door een GZ-psycholoog, waarvoor zij al geruime tijd op de wachtlijst staat, niet af te zullen wachten, maar zich op korte termijn te zullen wenden tot de praktijkondersteuner van de huisarts voor een spoedige start van de psychologische hulp voor haarzelf.
Het hof zal, overeenkomstig het advies van de raad, de beslissing van de rechtbank aanvullen met de bepaling dat de moeder zal zorgdragen voor verwijzing naar de kinderpsycholoog, die het effect van de omgang op [minderjarige] zal monitoren door gesprekken met [minderjarige] (enkele dagen) na de begeleide omgangsmomenten. Ook zal het hof YouthCare Nederland en de voor [minderjarige] in te schakelen kinderpsycholoog verzoeken hun verslagen/bevindingen aan de raad kenbaar te maken, teneinde de raad in staat te stellen om de rechter vervolgens te adviseren over de mogelijkheden tot omgang in de toekomst.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat aan de hand van het verloop van de voorlopige regeling zal moeten worden bezien wat de mogelijkheden voor verdere omgang zullen zijn. Het verzoek dat de advocaat van de vader heeft gedaan om de door de rechtbank vastgestelde voorlopige regeling als definitieve omgangsregeling te bepalen, is reeds daarom niet toewijsbaar, dit nog afgezien van de vraag of een dergelijk verzoek in dit hoger beroep aan de orde kan zijn. De behandeling van het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling ligt immers nog aan de rechtbank voor.
In het schorsingsincident (200.325.336/02)
5.8
De advocaat van de moeder heeft ter zitting in hoger beroep het schorsingsverzoek ingetrokken, nu het hof in de hoofdzaak aanstonds (bij beschikking) uitspraak gaat doen. De moeder heeft daarom geen belang meer bij haar schorsingsverzoek, reden waarom het hof de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
In de hoofdzaak (200.325.336/01)
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en vult die beschikking aan, zodat het hof als voorlopige omgangsregeling bepaalt dat:
- de vader onder begeleiding van YouthCare Nederland omgang heeft met [minderjarige] , eenmaal per 14 dagen, gedurende één uur, dan wel op een wijze als YouthCare Nederland in het belang van [minderjarige] vindt, zolang YouthCare Nederland de omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] haalbaar en wenselijk vindt;
- de moeder zal zorgdragen voor verwijzing van [minderjarige] naar de kinderpsycholoog, die het effect van de omgang op [minderjarige] zal monitoren door gesprekken met [minderjarige] (enkele dagen) na de begeleide omgangsmomenten;
alles zoals hiervoor onder r.o. 5.6 beschreven;
verzoekt YouthCare Nederland en de voor [minderjarige] in te schakelen kinderpsycholoog de verslagen van de omgangsbegeleiding respectievelijk de bevindingen uit de gesprekken met [minderjarige] aan de raad te doen toekomen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
In het schorsingsincident (200.325.336/02)
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in het schorsingsverzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F Miedema, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. P.A.M. Jongens-Lokin, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 20 juni 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.