ECLI:NL:GHAMS:2023:1539

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.323.187/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot onderzoek naar beleid en gang van zaken van de Resim vennootschappen

In deze zaak heeft verzoeker [A] op 23 februari 2023 een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Hij verzoekt om een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van de Resim vennootschappen, alsmede om onmiddellijke voorzieningen te treffen. De Resim vennootschappen zijn opgericht voor het beheren van een vastgoedportefeuille en zijn betrokken bij de ontwikkeling en aan- en verkoop van onroerende zaken. Na het overlijden van hun vader hebben [A] en [B] certificaten van aandelen in deze vennootschappen geërfd. [A] heeft bezorgdheid geuit over het dividendbeleid en de governance van de vennootschappen, en stelt dat hij als houder van 66% van de certificaten onvoldoende zeggenschap heeft. De Ondernemingskamer heeft de zaak behandeld op 20 april 2023, waarbij de advocaten van beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De Ondernemingskamer heeft geconcludeerd dat er geen gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van de Resim vennootschappen. Het verzoek van [A] is afgewezen, en hij is veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.323.187/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 28 juni 2023
inzake
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. G.T.J. Hoff, kantoorhoudende te Haarlem,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED BEHEER B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED BEHEER II B.V.,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED BEHEER III B.V.,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED BEHEER IV B.V.,
alle gevestigd te Ede,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. A.W. van der Veen, kantoorhoudende te Rotterdam, en
mr. C.J.S. de Bruinen
mr. B.A.R. Zeelte, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED B.V.,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CITY HOUSE B.V.,
7. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED III B.V.,
8. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM FACILITAIR PAARDEN CENTRUM B.V.,
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM FACILITAIRE DIENSTEN B.V.,
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM CLASSICO B.V.,
11. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM WONINGEN B.V.,
12. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EVC EDESE VASTGOED COMBINATIE B.V.,
13. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCHPORT B.V.,
14. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RESIM VASTGOED IV B.V.,
alle gevestigd te Ede,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
e n t e g e n
de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR RESIM,
gevestigd te Ede,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. A.W. van der Veen, kantoorhoudende te Rotterdam, en
mr. C.J.S. de Bruinen
mr. B.A.R. Zeelte, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als [A] ;
  • verweersters sub 1 tot en met 4 gezamenlijk als de Resim vennootschappen;
  • verweersters sub 5 tot en met 14 gezamenlijk als de Resim dochtervennootschappen;
  • verweersters sub 1 tot en met 14 gezamenlijk als de Resim (dochter)vennootschappen;
  • belanghebbende als StAK;
  • de Resim vennootschappen en StAK gezamenlijk ook als Resim c.s.;
  • [B] als [B] ;
  • [C] als [C] ;
  • [D] als [D] ;
  • [E] als [E] .

1.Het verloop van het geding

1.1
[A] heeft bij verzoekschrift van 23 februari 2023 de Ondernemingskamer verzocht, samengevat,
een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van de Resim (dochter)vennootschappen over de periode vanaf 11 oktober 2019;
als onmiddellijke voorzieningen voor de duur van de procedure
a. een derde persoon te benoemen tot bestuurder van de Resim vennootschappen met beslissende stem en te bepalen dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is de Resim vennootschappen te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder de Resim vennootschappen niet vertegenwoordigd kunnen worden;
b. te bepalen dat artikel 13 lid 11 van de statuten van de Resim vennootschappen buiten toepassing wordt gesteld;
c. een derde persoon te benoemen tot bestuurder van StAK met beslissende stem en te bepalen dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is StAK te vertegenwoordigen en dat zonder deze bestuurder StAK niet vertegenwoordigd kan worden;
d. de door StAK gehouden aandelen in de Resim vennootschappen over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder;
e. of een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht;
3. de Resim vennootschappen te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.2
Resim c.s. hebben bij verweerschrift van 30 maart 2023 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van [A] af te wijzen, kosten rechtens.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 20 april 2023. De advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van tevoren toegestuurde nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over [A] en [B] die na het overlijden van hun vader certificaten van aandelen in de Resim vennootschappen hebben geërfd.
2.2
De Resim vennootschappen zijn opgericht met als doel het beheren van een vastgoedportefeuille, bestaande uit onder meer kantoren, bedrijfspanden, winkels, horeca, woningen en bedrijventerreinen. De Resim vennootschappen verstrekken leningen aan de Resim dochtervennootschappen en zijn betrokken bij de ontwikkeling en aan- en verkoop van onroerende zaken.
2.3
AIG I B.V. (hierna: AIG), een vennootschap waarvan [A] bestuurder is, en Eureka Beheer B.V. (hierna: Eureka), een vennootschap waarvan [B] bestuurder is, vormen het bestuur van de Resim vennootschappen. De Resim vennootschappen zijn op hun beurt zowel enig bestuurder als enig aandeelhouder van de Resim dochtervennootschappen, waarin het vastgoed wordt gehouden.
2.4
De aandelen van de Resim vennootschappen zijn sinds 11 oktober 2019 (zie hierna 2.5) gecertificeerd. StAK houdt alle aandelen in het kapitaal van de Resim vennootschappen. [A] houdt twee derde van de certificaten van aandelen en [B] een derde. [A] , [B] , [D] en [E] vormen het bestuur van StAK.
2.5
De onderneming is opgebouwd door [C] Zijn wens was de continuïteit en verdere groei van de onderneming te waarborgen voor volgende generaties van de familie. In overleg met [D] , die op dat moment als notaris werkzaam was, is besloten tot een herstructurering van de groep. In dat kader zijn op 11 oktober 2019 de aandelen van de Resim vennootschappen gecertificeerd, waarbij alle aandelen zijn overgedragen aan StAK. Alle certificaten zijn uitgegeven aan [C] Daarnaast zijn op diezelfde datum de statuten van StAK gewijzigd. De akte van wijziging is door [D] in zijn hoedanigheid van notaris gepasseerd. Als gevolg van de wijziging werd [C] enig bestuurder van StAK, waarbij is bepaald dat in het geval in zijn opvolging zou moeten worden voorzien, het bestuur zou worden gevormd door [A] , [B] , [E] en [D] . In de gewijzigde statuten van StAK is in artikel 3 lid 4 opgenomen:
“De Stichting zal de Aandelen beheren op een zodanige wijze dat daarmee zowel het belang van de Certificaathouders als het belang van de direct of indirect onder de Vennootschappen opererende werkmaatschappijen en allen die daarbij zijn betrokken, deelnemingen en joint ventures wordt gediend. Daarbij dient de Stichting de continuïteit van de gezamenlijke onderneming van de Vennootschappen te allen tijde voorop te stellen. Uitgangspunt is de voortzetting, ontwikkeling en groei van de activiteiten van de gezamenlijke onderneming van de Vennootschappen met het oog op de lange termijn. Ieder risico van liquidatie van (delen van) de gezamenlijke onderneming van de Vennootschappen dient te allen tijde te worden voorkomen. Het bestuur is niet bevoegd tot het nemen van een besluit tot een dergelijke liquidatie. Indien dit uitdrukkelijk in het belang van de continuïteit van de gezamenlijke onderneming van de Vennootschappen is, is het Bestuur echter bevoegd tot het nemen van een besluit tot verkoop, fusie of splitsing van (een deel van) de Vennootschappen, de direct of indirect daaronder opererende werkmaatschappen, deelnemingen en/of joint ventures of hun activiteiten.”
In artikel 3 lid 5 van de gewijzigde statuten is verder opgenomen dat StAK ervoor zal zorgen dat van de uitkeerbare winst van de Resim vennootschappen niet meer dan 20% zal worden uitgekeerd met het oog op de continuïteit en de groei van de onderneming. In artikel 3 lid 6 van de statuten is bepaald dat StAK ervoor zal zorgen en dat in de statuten van de Resim vennootschappen wordt opgenomen dat het bestuur van de Resim vennootschappen voor een aantal besluiten de goedkeuring van de algemene vergadering nodig heeft. In artikel 9 van de statuten is bepaald dat het bestuur van StAK in een vergadering waar de meerderheid van de bestuurders aanwezig is besluiten kan nemen met een gewone meerderheid van de stemmen, behoudens besluiten tot wijziging van de statuten of ontbinding en vereffening, waarvoor unanimiteit is vereist.
2.6
Op 11 oktober 2019 zijn de statuten van de Resim vennootschappen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 lid 6 van de statuten van StAK gewijzigd. In artikel 13 lid 11 van de statuten van elk van de Resim vennootschappen is bepaald dat het bestuur de goedkeuring van de algemene vergadering nodig heeft voor besluiten omtrent:
“a. het verkrijgen, vervreemden, met beperkte rechten bezwaren, huren en verhuren van onroerende zaken, welke rechtshandeling het belang of de waarde een bedrag van tweehonderd vijftigduizend euro (€ 250.000,00) te boven gaat of waardoor de Vennootschap voor langer dan één jaar wordt verbonden, waarbij met elkaar samenhangende handelingen als één handeling worden beschouwd; de Algemene Vergadering is steeds bevoegd bedoeld bedrag te wijzigen;
b. het benoemen en ontslaan van procuratiehouders en het vaststellen van hun bevoegdheden;
c. het verlenen of het wijzigen van (eventueel bestaande) pensioenrechten;
d. het aangaan van dadingen, compromissen en akkoorden;
e. het instellen van - en het berusten in rechtsgedingen;
f. het vestigen en opheffen van filialen en/of bijkantoren, het uitbreiden der zaken met een nieuwe tak van bedrijf en het sluiten, anders dan tijdelijk, of opheffen (overdragen daaronder begrepen) van het bedrijf of een deel ervan;
g. het deelnemen in - of het aanvaarden van het beheer over, of het zich financieel interesseren in andere ondernemingen, het overdragen of liquideren van bedoelde deelnemingen, het uitbreiden van de zaken van deze ondernemingen met een nieuwe tak van bedrijf en het sluiten anders dan tijdelijk, of opheffen ( overdragen daaronder begrepen) van het bedrijf van deze ondernemingen of een deel ervan;
h. het uitoefenen van stemrecht op niet ter beurze genoteerde aandelen in andere vennootschappen;
i. het aangaan van duurzame rechtstreekse of middellijke samenwerking met een andere onderneming en het verbreken van een zodanige samenwerking;
j. het aangaan van geldleningen ten laste van de Vennootschap, waaronder niet is begrepen het, met inachtneming van het hierna sub n bepaalde, gebruik maken van een aan de Vennootschap verleend krediet;
k. het sluiten van kredietovereenkomsten;
l. het stellen van persoonlijke of zakelijke zekerheid voor derden;
m. het ter leen verstrekken van gelden;
n. het aangaan van alle rechtshandelingen, andere dan hiervoor genoemd, waarvan het belang of de waarde een jaarlijks door de Algemene Vergadering te bepalen bedrag te boven gaat, of waardoor de Vennootschap voor langer dan één jaar wordt/worden verbonden, waarbij met elkaar samenhangende handelingen als één handeling worden beschouwd; de Algemene Vergadering is steeds bevoegd bedoeld bedrag te wijzigen.”
2.7
Eveneens op 11 oktober 2019 heeft [C] zijn testament gewijzigd waarbij, kort gezegd, [A] voor twee derde deel tot erfgenaam is benoemd en [B] voor een derde deel. Voor deze verdeling is blijkens het testament gekozen om te bereiken dat de nalatenschap uiteindelijk in gelijke delen bij de kleinkinderen van [C] terechtkomt; [A] heeft twee kinderen, [B] heeft één kind.
2.8
Op 13 oktober 2019 is [C] overleden. Vanaf dat moment vormen [A] , [B] , [E] en [D] het bestuur van StAK, conform de wens van [C] (zie 2.5); alle vier hebben die benoeming aanvaard.
2.9
Bij e-mail van 21 januari 2020 heeft [D] in zijn hoedanigheid van notaris onder meer aan [A] en [B] bericht:

Ik ben er vooralsnog vanuit gegaan dat jullie zuiver wensen te aanvaarden. De verklaringen van zuivere aanvaarding heb ik bijgesloten. Indien jullie daar inderdaad mee akkoord zijn, verzoek ik jullie die te tekenen en per e-mail en per post aan mij te retourneren.”
[A] en [B] hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.1
Bij brief van 10 oktober 2022 heeft mr. Hoff namens [A] een aantal bezwaren geuit tegen het beleid en de gang van zaken bij de Resim (dochter)vennootschappen. In de brief heeft [A] bezwaar gemaakt tegen het dividendbeleid van de Resim vennootschappen en tegen de corporate governance van de vennootschappen. Over dat laatste heeft mr. Hoff onder meer het volgende opgenomen:
“[ [A] ]
maakt verder bezwaar dat zijn medebestuurder van de Resim-vennootschappen weigert collegiaal te besturen. Hij weigert ieder normaal overleg met[ [A] ]
of laat dat via anderen verlopen. In de rolverdeling binnen het bestuur was afgesproken dat het primaat bij de leiding aan de Resim-vennootschappen bij de medebestuurder van[ [A] ]
ligt. Dat betekent niet dat[ [A] ]
verder buitenspel staat.[ [A] ]
wenst ten minste één maal per maand van zijn medebestuurder een verslag te ontvangen van de gang van zaken met bepaalde financiële kerngegevens.(…)”
Verder heeft [A] StAK verzocht een besluit te nemen tot decertificering, met als reden dat de certificering van de aandelen van de Resim vennootschappen geen redelijk doel dient, anders dan het geërfde vermogen ‘op slot’ te zetten.
2.11
Op diezelfde dag heeft mr. Hoff namens [A] een tuchtklacht ingediend tegen [D] bij de Kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden met betrekking tot diens werkzaamheden kort voor en na het overlijden van [C] en zijn werkzaamheden als één van de vier bestuurders van StAK. Ten tijde van de mondelinge behandeling van het enquêteverzoek had de Kamer voor het notariaat deze klacht nog niet beoordeeld.
2.12
Eveneens op 10 oktober 2022 heeft het bestuur van StAK, als algemene vergadering van elk van de Resim vennootschappen besloten om aan [B] , althans Eureka, de titel algemeen directeur te verlenen, waardoor hij zelfstandig bevoegd is elk van de Resim vennootschappen te vertegenwoordigen. [B] heeft niet deelgenomen aan de besluitvorming in het bestuur van StAK. [A] was niet aanwezig. In de notulen van die vergadering is vermeld:
“Gezien de slechte verhoudingen tussen [A] en [B] , hetgeen is uitgemond in een inmiddels slepend conflict en de slechte communicatie is er de dreiging dat er een impasse in besluitvorming kan ontstaan bij de Resim Groep. (…) Derhalve stellen [E]en [D]voor dat [B] zelfstandig bevoegd wordt om de Resim holding vennootschappen te besturen.”
2.13
Bij brief van 28 oktober 2022 heeft mr. Van der Veen namens de Resim groep gereageerd op de bezwaren zoals opgenomen in de brief van 10 oktober 2022, en daarbij geconcludeerd dat de bezwaren ongegrond zijn en dat geen aanleiding bestaat om over te gaan tot decertificering, wijziging van het dividendbeleid of wijziging van de governance. Nadien hebben partijen nog gecorrespondeerd over de door [A] aangevoerde bezwaren.
2.14
In een vergadering van het bestuur van StAK van 12 december 2022 is besloten de managementvergoeding van (indirect) [B] vast te stellen op € 300.000 per jaar en de managementvergoeding van (indirect) [A] op € 50.000 per jaar in plaats van € 250.000 respectievelijk € 100.000 per jaar. In de notulen van die vergadering is vermeld:
“Dit doet meer recht aan de inspanningen die beiden verrichten en is meer in verhouding tot die inspanningen”.
2.15
Ter zake de over de nalatenschap van [C] verschuldigde erfbelasting heeft mr. R. Vos namens zowel [A] als [B] onderhandeld met de belastingdienst. Bij brief van 3 april 2023 heeft de belastingdienst een laatste voorstel gedaan dat door mr. Vos bij e-mail van 12 april 2023 namens [A] en [B] grotendeels is aanvaard, zodat inmiddels, behoudens over de waardering van de certificaten, op hoofdlijnen overeenstemming met de belastingdienst bestaat.

3.De gronden van de beslissing

3.1
[A] heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van de Resim (dochter)vennootschappen en dat de toestand van de vennootschappen nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft [A] – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
a. Het vermogen van de Resim vennootschappen is op slot gezet. Het vermogen van [C] is of komt niet beschikbaar voor de certificaathouders, terwijl zij wel erfbelasting moeten betalen. Een faillissement van [A] en [B] is daardoor onafwendbaar;
b. Een reëel dividendbeleid ontbreekt bij de Resim vennootschappen;
c. StAK maakt zich als aandeelhouder schuldig aan het micro-managen van de Resim (dochter)vennootschappen; StAK laat die vennootschappen zodoende geen ruimte voor enige bestuursautonomie;
d. De bestuurders van StAK zijn ongeschikt voor hun functie, er is sprake van gegronde vrees voor belangenverstrengeling en de bestuurders van StAK genieten niet het vertrouwen van [A] als houder van twee derde deel van de certificaten;
e. [A] wordt bij de Resim groep buitenspel gezet;
f. [A] is een tuchtprocedure tegen [D] gestart omdat de handelwijze van [D] als notaris onjuist is geweest, en er kan dan ook niet zonder meer vanuit worden gegaan dat de huidige constructie in overeenstemming is met de wensen van [C]
3.2
Resim c.s. hebben gemotiveerd verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
3.3
De Ondernemingskamer stelt voorop dat StAK geen onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 2:344, aanhef en onder b, BW en het enquêterecht dus niet op StAK van toepassing is. Voor zover het verzoek betrekking heeft op het beleid en de gang van zaken van StAK stuit het daarop af. De bij StAK gevraagde onmiddellijke voorzieningen zijn om diezelfde reden niet toewijsbaar. Voor zover de bezwaren zien op het handelen van StAK in hoedanigheid van aandeelhouder van de Resim vennootschappen zal dat hierna aan de orde komen.
3.4
Een aanzienlijk deel van de door [A] aangevoerde bezwaren houdt verband met de wijze waarop in oktober 2019, kort voor het overlijden van [C] , een herstructurering van de Resim vennootschappen heeft plaatsgevonden, het testament van [C] is gewijzigd en diens nalatenschap door [A] en [B] zuiver is aanvaard en de rol die [D] daarbij heeft gespeeld. De Ondernemingskamer stelt vast dat geen beroep is gedaan op de nietigheid van de besluiten tot certificering van de aandelen en de vaststelling van de statuten van StAK en de Resim vennootschappen, of dat daarvan vernietiging is gevorderd, zodat de rechtsgeldigheid daarvan bij de verdere beoordeling door de Ondernemingskamer tot uitgangspunt strekt. Ten aanzien van de manier waarop het testament van [C] is gewijzigd en diens nalatenschap door [A] en [B] zuiver is aanvaard en de rol die [D] daarbij heeft gespeeld geldt dat het niet aan de Ondernemingskamer is om daarover in het kader van deze enquêteprocedure te oordelen. De in 3.1 onder f genoemde grond kan reeds daarom niet leiden tot toewijzing van het verzoek.
‘Op slot’ zetten vermogen en dividendbeleid (sub a en b)
3.5
[A] heeft aangevoerd dat het vermogen van de Resim vennootschappen grotendeels en eeuwigdurend ‘op slot’ is gezet. Het vermogen van de Resim (dochter)vennootschappen is niet althans zeer beperkt beschikbaar voor de certificaathouders. Dit is met name het gevolg van de in 2.7 genoemde wijzigingen in de statuten van StAK. In de statuten van StAK is een liquidatieverbod opgenomen, als gevolg waarvan het bestuur van StAK slechts beperkt bevoegd is (delen van) de onderneming te verkopen of liquideren. Als doelstelling van StAK is opgenomen dat de continuïteit van de onderneming moet worden gewaarborgd. Daarbij is opgenomen dat deze statutaire bepalingen niet gewijzigd kunnen worden. Ook kunnen besluiten tot ontbinding van StAK of decertificering uitsluitend met algemene stemmen door het bestuur genomen worden, hetgeen met de huidige samenstelling van het bestuur niet bereikt zal worden. Tot slot is bepaald dat StAK ervoor zal zorgen dat de Resim vennootschappen niet meer dan 20% van de uitkeerbare winst zullen uitkeren. Van een reëel dividendbeleid bij de Resim vennootschappen is dan ook geen sprake, aldus [A] .
3.6
De bezwaren van [A] betreffen in de kern het feit dat hij als houder van 66% van de certificaten op grond van de bestaande governance slechts beperkte zeggenschap heeft over het vermogen van de Resim vennootschappen. In dat verband klaagt [A] meer concreet dat hij als gevolg daarvan niet in staat zal zijn de naar verwachting zeer aanzienlijke aanslag voor de erfbelasting te voldoen en dat hij slechts zeer beperkt gerechtigd zal zijn tot dividenduitkeringen.
3.7
De door [A] genoemde beperkingen in de zeggenschap zijn het gevolg van het gegeven dat de aandelen in de Resim vennootschappen zijn gecertificeerd en de manier waarop de statuten van StAK zijn ingericht. De Ondernemingskamer neemt als gezegd de rechtsgeldigheid daarvan tot uitgangspunt en het beleid en de gang van zaken binnen StAK is geen onderwerp van deze procedure. Voor zover [A] betoogt dat de wijze waarop (het bestuur van) StAK als aandeelhouder in de algemene vergadering van de Resim vennootschappen uitvoering geeft aan haar statutaire taak, strijdig is met de op grond van artikel 2:8 BW jegens [A] als 66% certificaathouder in acht te nemen zorgvuldigheid, geldt dat het bestuur van StAK in zijn verweerschrift en ter zitting uitdrukkelijk heeft toegezegd dat het er aan zal meewerken dat de uiteindelijk door [A] en [B] verschuldigde erfbelasting kan worden voldaan met steun van de Resim vennootschappen, door uitkering van dividend of reserves, zo nodig met aanpassing van de administratievoorwaarden of de statuten van StAK. De beperking van het aan de certificaathouders uit te keren dividend tot 20% van de uitkeerbare reserves van de Resim vennootschappen is ingegeven door het in artikel 3 lid 4 van de statuten van StAK expliciet vastgelegde uitgangspunt dat het belang van voortzetting, ontwikkeling en groei van de activiteiten van de gezamenlijke onderneming van de vennootschappen op de lange termijn te allen tijde voorop dient te staan. Dat het bestuur van StAK daaraan uitvoering geeft door - overeenkomstig het bepaalde in artikel in artikel 3 lid 5 van de statuten van StAK - als aandeelhouder in de algemene vergadering van de Resim vennootschappen vast te houden aan het uitgangspunt dat niet meer dan 20% van de uitkeerbare reserves van de Resim vennootschappen als dividend wordt uitgekeerd, is dan niet zonder meer in strijd met het bepaalde in artikel 2:8 BW. Bijzondere omstandigheden die maken dat zulks in dit geval jegens [A] anders is, zijn gesteld noch gebleken. Bij die stand van zaken leveren de in 3.1 onder a en b genoemde bezwaren geen gegronde reden op voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van de Resim (dochter)vennootschappen.
Micro-managen door StAK (sub c)
3.8
[A] heeft aangevoerd dat de algemene vergadering van de Resim vennootschappen zich op detailniveau bemoeit met de besluitvorming binnen de Resim dochtervennootschappen en dat zij daarmee ten onrechte treedt in de bevoegdheden van het bestuur van die vennootschappen. Ter onderbouwing heeft [A] gewezen op voorbeelden uit de notulen van bestuursvergaderingen van StAK, waarbij [E] , [D] en [B] telkens wel en [A] telkens niet aanwezig waren en waar ook de lopende zaken in de Resim dochtervennootschappen werden besproken.
3.9
Resim c.s. hebben daartegenover aangevoerd dat in artikel 13 lid 11 van de statuten van de Resim vennootschappen is bepaald dat het bestuur de goedkeuring behoeft van de algemene vergadering voor onder meer het aangaan van alle rechtshandelingen waarvan het belang of de waarde een jaarlijks door de algemene vergadering te bepalen bedrag – van op dit moment € 250.000 – te boven gaat of waardoor de vennootschap voor langer dan één jaar wordt verbonden. Deze bepaling ziet volgens Resim c.s. niet alleen op rechtshandelingen van de Resim vennootschappen maar betreft naar haar aard ook de relevante rechtshandelingen van de dochtervennootschappen, te meer nu die dochtervennootschappen voor de financiering van hun activiteiten steeds afhankelijk zijn van door de Resim vennootschappen te verstrekken leningen. Tegen die achtergrond wordt in de vergadering van het bestuur van StAK ook gesproken over de gang van zaken bij de Resim dochtervennootschappen, aldus Resim c.s.
3.1
[A] heeft het door Resim c.s. gestelde inhoudelijk niet weersproken en hij heeft ook overigens niet concreet gemaakt waarom het in de geven omstandigheden bezwaarlijk is dat de gang van zaken binnen de Resim dochtervennootschappen in vergaderingen van het bestuur van StAK wordt besproken. Daarbij is nog van belang dat [A] als bestuurder van StAK gerechtigd is om deel te nemen aan die vergaderingen en daarvoor ook wordt uitgenodigd, maar dat hij er al sinds 2020 voor kiest daarbij niet aanwezig te zijn. Niet gebleken is dat de dochtervennootschappen buiten de statutair vereiste goedkeuringen geen zelfstandig beleid kunnen voeren. Van een gegronde reden voor twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van de Resim (dochter)vennootschappen is ook op dit onderdeel niet gebleken.
Bestuurders StAK ongeschikt voor hun functie (sub d)
3.11
[A] heeft verder aangevoerd dat [E] en [D] ongeschikt zijn als bestuurders van StAK omdat zij niet het vertrouwen genieten van [A] die 66% van de certificaten houdt. [A] wijst in dat kader op de betrokkenheid van [D] in oktober 2019 bij de totstandkoming van de gewijzigde governance en het testament van [C] [D] en [E] zijn ook zelf actief als vastgoedbelegger en ontwikkelaar en zij hebben in zoverre mogelijk een eigen belang bij eventuele door de Resim (dochter)vennootschappen te nemen besluiten. [A] wijst erop dat [E] en [D] geprobeerd hebben eigen beleggingsproposities onder te brengen bij de Resim vennootschappen en dat zij daarbij een belang hadden dat strijdig was met de belangen van die vennootschappen.
3.12
Resim c.s. hebben aangevoerd dat [A] niet concreet heeft gemaakt waarom [E] en [D] ongeschikt zijn als bestuurder van StAK. Dat hij geen vertrouwen in hen heeft is daartoe onvoldoende. Anders dan [A] betoogt is er niets op tegen dat [E] of [D] mogelijke vastgoedbeleggingen voor de Resim (dochter)vennootschappen aandragen, mits dat op een zakelijke grondslag beoordeeld wordt en zij niet deelnemen aan de beraadslaging en de besluitvorming daarover. Van enige ongeoorloofde belangenverstrengeling is geen sprake, aldus Resim c.s.
3.13
De vraag of [E] en [D] geschikt zijn als bestuurders van StAK ligt in deze enquêteprocedure niet ter beoordeling voor, gelet op het in 3.3 overwogene. Dat [A] kennelijk geen vertrouwen heeft in [E] en [D] maakt niet dat zij als bestuurders van StAK ongeschikt zijn om in de algemene vergadering van de Resim vennootschappen op te treden. [A] heeft niet weersproken dat, zoals Resim c.s. stellen, [E] en [D] niet betrokken zijn bij de beraadslaging en besluitvorming over door hen voorgestelde beleggingsproposities en dat de voorstellen uitsluitend op zakelijk gronden worden beoordeeld. Dat sprake zou zijn van ongeoorloofde belangenverstrengeling is niet gebleken. Ook deze grond levert geen twijfel aan een juist beleid of een juiste gang van zaken op.
[A] wordt bij de Resim groep buitenspel gezet (sub e)
3.14
[A] heeft aangevoerd dat hij via AIG nog steeds bestuurder is van de Resim vennootschappen, maar dat hij door [B] niet bij de besluitvorming binnen die vennootschappen wordt betrokken en dat hij ook overigens niet wordt geïnformeerd over de gang van zaken. Dat [A] buitenspel wordt gezet blijkt ook uit de benoeming van [B] tot algemeen directeur, waardoor hij zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd is geworden, de aankoop van een pand in Ede voor € 595.000 waarin [A] niet is gekend en het eenzijdige besluit van StAK tot wijziging van de managementfee, waarbij [B] € 300.000 ontvangt en [A] slechts € 50.000, aldus steeds [A] .
3.15
De Ondernemingskamer overweegt dat tussen partijen niet in geschil is dat [A] en [B] hebben afgesproken dat [B] de dagelijkse leiding over de Resim vennootschappen op zich zou nemen en dat [A] alleen op afstand betrokken zou zijn. In dat kader is afgesproken dat [A] maandelijks een overzicht krijgt van de belangrijkste ontwikkelingen en financiële kerngegevens. [A] heeft dat overzicht per 7 maart 2023 ook gekregen. Verder heeft hij als bestuurder desgewenst toegang tot vergaderingen van het bestuur van StAK en de administratie en bestuursvergaderingen van de Resim (dochter)vennootschappen, maar hij kiest ervoor daar niet te verschijnen. Het besluit van de algemene vergadering om [B] ter voorkoming van een impasse in het bestuur van de Resim vennootschappen zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd te maken (zie 2.12), is in het licht van de inmiddels ontstane geschilpunten niet onbegrijpelijk. Het besluit tot verkoop van een pand voor € 595.000 is aan [A] voorgelegd en hij heeft daar bij e-mail van 12 september 2022 mee ingestemd. Het besluit tot vaststelling van de managementvergoedingen is genomen op een vergadering van StAK van 12 december 2022 waarvoor [A] was opgeroepen, maar niet is verschenen. Het verschil in beloning is ook niet zonder meer onredelijk nu het aansluit bij de afgesproken taakverdeling binnen het bestuur van de Resim vennootschappen. De slotsom is dat ook deze grond niet slaagt.
Conclusie
3.16
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat niet is gebleken van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken van de Resim (dochter)vennootschappen. De verzoeken van [A] zullen worden afgewezen. De Ondernemingskamer zal [A] als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de kosten van de procedure.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
wijst het verzoek van [A] af;
veroordeelt [A] in de kosten van de procedure tot op heden aan de kant van de Resim vennootschappen en StAK gezamenlijk begroot op € 4.332.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.A.M. Vaessen en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2023.