ECLI:NL:GHAMS:2023:1534

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.302.035/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake voorlopige zorgregeling en hulpverleningstrajecten voor ouders en kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2023 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in principaal hoger beroep, zijn betrokken bij een complexe situatie die vraagt om zorgvuldige afweging van de belangen van de kinderen. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverleningstrajecten voor de ouders en de kinderen. Een voorlopige zorgregeling is vastgesteld voor de omgang tussen de vader en het jongste kind, [minderjarige 2].

De zaak is eerder behandeld op 28 juni 2022, waarbij het hof de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen. De Raad heeft op 19 januari 2023 gerapporteerd dat de kinderen, vooral [minderjarige 1], in een zorgelijke toestand verkeren, met ernstige emotionele problemen en een verstoorde relatie met de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders bereid zijn om deel te nemen aan een hulpverleningstraject, genaamd Ouderschap Blijft, om hun communicatie en samenwerking te verbeteren in het belang van de kinderen.

De behandeling van de zaak is aangehouden tot 10 maart 2024, waarbij het hof de advocaten heeft verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de hulpverlening. De voorlopige zorgregeling houdt in dat de vader en [minderjarige 2] iedere vrijdag van 14.30 uur tot 16.45 uur omgang hebben, onder begeleiding van een hulpverlener. Het hof benadrukt het belang van hulpverlening voor zowel de ouders als de kinderen, en de noodzaak om de situatie van de kinderen te verbeteren voordat verdere beslissingen over de zorgregeling worden genomen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.302.035/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/313630 /FA RK 21-1023
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. de Geest te Heerhugowaard,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. P. de Haan te Almere.
Het hof heeft als belanghebbenden aangemerkt de minderjarigen:
- [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof heeft in deze zaak op 28 juni 2022 een beschikking gegeven (hierna te noemen: de tussenbeschikking). Voor het procesverloop tot die datum wordt naar die beschikking verwezen.
1.2
In de tussenbeschikking heeft het hof, alvorens verder te beslissen, de raad verzocht onderzoek te doen aan de hand van hetgeen in die beschikking onder 5.5 is overwogen en het hof daaromtrent uiterlijk één week voor de pro forma datum of zoveel eerder als mogelijk is te rapporteren. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 22 januari 2023. Het hof heeft bepaald dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na de ontvangst van het raadsrapport te bepalen datum, waarvoor de ouders en de raad zullen worden opgeroepen. Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.3
Vervolgens is bij het hof ingekomen:
- een rapport van de raad van 19 januari 2023.
1.4
De voortgezette mondelinge behandeling heeft op 30 maart 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1
Ter beoordeling ligt voor het verzoek van de moeder om, met vernietiging van de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 31 augustus 2021 (hierna: de bestreden beschikking) in zoverre, ten aanzien van de omgang tussen de vader en [minderjarige 2] te bepalen dat deze in onderling overleg met en onder begeleiding van de hulpverlening wordt vormgegeven. Daarnaast ligt ter beoordeling voor het verzoek van de vader om, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat [minderjarige 1] een weekend per 14 dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij hem verblijft, en ook de helft van de vakanties, in onderling overleg te verdelen.
2.2
Het hof heeft bij de tussenbeschikking, alvorens verder te beslissen, de raad verzocht onderzoek te verrichten. Met name wil het hof door de raad worden geïnformeerd over de mogelijkheden tot uitbreiding van het contact tussen [minderjarige 2] en de vader en tot hervatting van het contact tussen [minderjarige 1] en de vader, over de belemmeringen die zich daarbij voordoen en over de wijze waarop de zorgregeling tussen de vader en elk van beide kinderen al dan niet vormgegeven kan worden.
2.3
In zijn rapport van 19 januari 2023 heeft de raad het hof geadviseerd om de beslissing over de (vast te stellen) zorgregeling tussen de vader en de kinderen aan te houden voor een periode van negen maanden om de ouders en de kinderen de gelegenheid te geven in de tussenliggende periode hulpverlening in te roepen. De kinderen zitten niet goed in hun vel, wat zowel in de thuissituatie als op school zichtbaar is. Zij hebben het afgelopen jaar een aantal belangrijke gebeurtenissen meegemaakt, zoals de scheiding van hun ouders, de ziekte van de moeder, een verhuizing en een wisseling van school. [minderjarige 1] heeft last van depressieve en suïcidale gedachten, ervaart al langere tijd veel stress en faalangst op/voor school en verzuimt (geoorloofd) van school. De relatie tussen [minderjarige 1] en de vader is verstoord en er is al ruim twee jaar geen contact meer tussen hen. [minderjarige 1] heeft veel negatieve herinneringen aan de vader, onder meer dat hij altijd chagrijnig was, boos op haar werd en negatief over de moeder en anderen sprak. Voor [minderjarige 1] is het nog steeds moeilijk om het contact met de vader aan te gaan, omdat zij vreest voor negativiteit en boosheid vanuit hem als zij weer contact met elkaar zouden hebben. Het lukt de ouders, ondanks de hulpverlening, niet om aan contactherstel te werken. Als er niets verandert wordt het steeds lastiger om het contact tussen hen weer op te starten. Het is van belang dat [minderjarige 1] ondersteuning krijgt bij het verwerken van de gebeurtenissen uit het verleden. Als zij verder is in haar verwerkingsproces en voldoende draagkracht heeft gekregen kan er aandacht zijn voor herstel van het contact met haar vader. [minderjarige 2] heeft naar voren gebracht dat hij zich niet goed voelt in zijn (jongens)lichaam en dat hij graag een meisje zou willen zijn. Hij maakt zich zorgen om zijn ouders, met name zijn vader. [minderjarige 2] heeft een goede band met hem. [minderjarige 2] mist zijn vader en heeft na de omgang moeite met afscheid nemen. Ondanks dat [minderjarige 2] aangeeft dat de vader er moeite mee heeft om zijn emoties te controleren en dat hij snel boos wordt, verloopt de omgang tussen hen naar behoren en lijken zij beiden van dit contact te genieten. Het is raadzaam om bepaalde negatieve gebeurtenissen in het verleden een plek te geven, zoals de boosheid van de vader, en aandacht te hebben voor de somberheid van [minderjarige 2] . Het jeugdteam van de gemeente [plaats A] is als regievoerder betrokken en [minderjarige 1] is aangemeld bij GGZ Jeugd (Triversum). [minderjarige 2] krijgt ondersteuning in de vorm van speltherapie. In het kader van de hulpverlening kunnen stappen worden gezet in de richting van contactherstel en eventuele (begeleide) omgang tussen de vader en [minderjarige 1] en eventuele uitbreiding van de omgang tussen de vader en [minderjarige 2] . Volgens de raad is het van belang dat de ouders hulpverlening ontvangen en leren effectief te communiceren, zodat zij beter in staat zijn om met elkaar te overleggen en samen te werken in het belang van de kinderen, om hen voldoende te kunnen ondersteunen in hun ontwikkeling. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een gezamenlijk traject als Ouderschap Blijft.
2.4
De moeder heeft op de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren gebracht dat [minderjarige 1] nog steeds last heeft van waandenkbeelden en sinds september 2022 cognitieve gedragstherapie volgt. [minderjarige 2] staat op de wachtlijst voor het volgen van speltherapie op school. De vader en [minderjarige 2] hebben momenteel iedere week op vrijdagmiddag gedurende tweeënhalf uur begeleide omgang met elkaar. De moeder brengt [minderjarige 2] naar de locatie waar de omgang plaatsvindt. Zij wil dat de omgang begeleid blijft. Als de ouders contact met elkaar hadden, waren zij het vaak niet eens. Op dit moment is er nagenoeg geen contact tussen de ouders. De moeder kan zich vinden in het advies van de raad om de beslissing over de (vast te stellen) zorgregeling aan te houden voor een periode van negen maanden. Naar aanleiding van de resultaten van de hulpverlening kan worden bezien of uitbreiding van de omgang kan plaatsvinden. De moeder is bereid om het traject Ouderschap Blijft te volgen.
2.5
De vader heeft op de voortgezette mondelinge behandeling in hoger beroep naar voren gebracht dat hij momenteel iedere week op vrijdag omgang met [minderjarige 2] heeft. De vader heeft [minderjarige 1] sinds 2019 niet gezien en hij wil graag omgang met haar hebben. De vader kan zich vinden in het advies van de raad dat de omgang met [minderjarige 1] niet wordt opgestart zolang haar behandeling nog niet is afgerond. Hij is bereid om het traject Ouderschap Blijft te volgen, maar in de tussentijd moeten wel stappen worden gezet, in die zin dat de omgang met [minderjarige 2] wordt uitgebreid. De vader deelt een eengezinswoning met een vriend, zodat [minderjarige 2] eenmaal per veertien dagen bij hem kan overnachten.
2.6
Het hof stelt, met de raad, vast dat de situatie nog steeds erg zorgelijk is. Volgens het raadsrapport is [minderjarige 1] vanwege chronische suïcidaliteit en een belaste voorgeschiedenis op 6 december 2022 aangemeld bij het FACT-team van GGZ Noord-Holland-Noord jeugd & gezin, dat intensieve ambulante begeleiding aan [minderjarige 1] en de moeder biedt. [minderjarige 1] loopt vast op alle leefgebieden. Er is inmiddels een start gemaakt met diagnostiek. De hulpverlening voor [minderjarige 2] in de vorm van speltherapie op school is vanwege een wachtlijst nog niet aangevangen. De moeder heeft zich tot de gemeente gewend om het advies van de raad te bespreken. Het jeugdteam van de gemeente [plaats A] is al als regievoerder betrokken. De ouders ontvangen (nog) geen hulpverlening.
2.7
Het hof ziet dat beide ouders veel van de kinderen houden en dat zij beiden het beste met de kinderen voorhebben. Het hof constateert echter ook dat tussen de ouders over en weer sprake is van wantrouwen. Met de raad is het hof van oordeel dat het van groot belang is dat de ouders door middel van het volgen van een hulpverleningstraject nader tot elkaar komen, zodat er een betere verstandhouding, communicatie en samenwerking kan ontstaan en er met betrekking tot de zorgregeling goede afspraken kunnen worden gemaakt, die in de praktijk ook (kunnen) worden nagekomen. Beide ouders hebben ingestemd met deelname aan Ouderschap Blijft. Het hof draagt beide ouders op zich ten spoedigste tot de gemeente te wenden voor deelname aan dit traject. Van beide ouders wordt in het kader van de te volgen hulpverlening verwacht dat zij geen beschuldigingen tegenover de ander (meer) uiten, maar reflecteren op hun eigen aandeel in de ontstane situatie door te onderzoeken wat zij in het verleden zelf (mogelijk) verkeerd hebben gedaan. Verder acht het hof het van groot belang dat de hulpverlening aan de kinderen wordt aangevangen, voor zover dit nog niet is gebeurd, dan wel wordt voortgezet.
2.8
Gelet op het voorgaande zal het hof de behandeling van de zaak negen maanden aanhouden, tot zondag 10 maart 2024 pro forma. Het hof verzoekt de advocaten uiterlijk twee weken voor de genoemde datum het hof en de raad schriftelijk te informeren over het verloop van het hulpverleningstraject aan de ouders en de kinderen. Het hof zal bepalen dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van de schriftelijke reacties van de advocaten nader te bepalen datum, waarvoor partijen en de raad zullen worden opgeroepen. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
2.9
Ten aanzien van het verzoek van de vader om in de tussentijd de omgang met [minderjarige 2] uit te breiden naar eenmaal per veertien dagen met een overnachting overweegt het hof als volgt. In de bestreden beschikking is bepaald dat [minderjarige 2] een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijft en dat de verdeling van de vakanties in overleg geschiedt, met als uitgangspunt een verdeling bij helfte. In weerwil van laatstgenoemde beschikking hebben de vader en [minderjarige 2] elkaar, voordat de moeder in april 2022 ernstig ziek werd, wekelijks een dagdeel in het bijzijn van de moeder gezien. Toen de moeder ziek werd, was zij niet meer in staat om de omgang zelf te begeleiden en heeft zij geregeld dat de omgang door de thuiszorg werd begeleid. Het hof heeft in de tussenbeschikking overwogen dat de moeder ter zitting heeft toegezegd het contact weer wekelijks in haar bijzijn te laten plaatsvinden en dat ervan wordt uitgegaan dat zij haar toezegging zal nakomen. Volgens het rapport van de raad is de vader aanvankelijk om de week op vrijdag van [plaats B] naar [plaats A] gereisd om van 14.30 uur tot 16.45 uur omgang met [minderjarige 2] te kunnen hebben. Sinds december 2022 vindt de omgang, die door de Omring wordt begeleid, wekelijks plaats. De vader en [minderjarige 2] ondernemen verschillende activiteiten met elkaar. Het hof acht het onder de gegeven omstandigheden - met de raad - niet in het belang van [minderjarige 2] om, vooruitlopend op de uitkomst van de hulpverlening aan de ouders en de kinderen, de huidige zorgregeling tussen de vader en [minderjarige 2] uit te breiden, in die zin dat omgang plaatsvindt eenmaal per veertien dagen met een overnachting, zoals de vader heeft verzocht. Hiervoor is redengevend dat [minderjarige 2] zich niet goed voelt in zijn (jongens)lichaam en zich daarnaast zorgen maakt om zijn vader. [minderjarige 2] staat op de wachtlijst voor speltherapie op school, maar ten tijde van de voortgezette mondelinge behandeling had hij nog geen hulpverlening ontvangen. Daarbij komt dat [minderjarige 2] wekelijks kortdurend contact met zijn vader heeft, onder begeleiding. De door de vader verzochte omgang met overnachting zou onbegeleid plaatsvinden op een aanzienlijke afstand van de woonplaats van [minderjarige 2] in een situatie waarin sprake is van onderling wantrouwen, een verstoorde verstandhouding en een zeer moeizame communicatie tussen de ouders, zodat de verwachting gerechtvaardigd is dat voorafgaand aan en tijdens het verblijf van [minderjarige 2] bij de vader tussen de ouders geen (deugdelijke) afstemming over het verloop van de omgang zal plaatsvinden. Onder de gegeven omstandigheden zou dit voor [minderjarige 2] een (te) grote stap en opgave betekenen, zodat dit verzoek van de vader zal worden afgewezen. Het hof zal - in afwachting van de resultaten van de hulpverlening aan de kinderen en de ouders en met dienovereenkomstige wijziging van de bestreden beschikking een voorlopige zorgregeling bepalen, die inhoudt dat de vader en [minderjarige 2] iedere vrijdag van 14.30 uur tot 16.45 uur omgang met elkaar hebben, onder begeleiding van een hulpverlener van de Omring. Het staat de ouders uiteraard vrij om in onderling overleg en in samenspraak met de hulpverlening tot een uitbreiding van de nu vast te stellen voorlopige zorgregeling te komen, als het belang van [minderjarige 2] dit vergt.
2.1
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
bepaalt, met dienovereenkomstige wijziging van de bestreden beschikking in zoverre, als voorlopige zorgregeling dat de vader en [minderjarige 2] iedere vrijdag van 14.30 uur tot 16.45 uur omgang met elkaar hebben, onder begeleiding van een hulpverlener van de Omring;
houdt, alvorens verder te beslissen, de behandeling van de zaak aan tot
zondag 10 maart 2024 pro forma, in afwachting van het verloop en de resultaten van de hulpverleningstrajecten voor de ouders en de kinderen (zie hiervoor 2.6 en 2.7);
verzoekt de advocaten van de ouders om uiterlijk twee weken voor de genoemde datum het hof en de raad schriftelijk te informeren over het verloop en de resultaten van de hulpverleningstrajecten voor de ouders en de kinderen;
bepaalt dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een na ontvangst van de schriftelijke reacties van de advocaten nader te bepalen datum, waarvoor de ouders en de raad zullen worden opgeroepen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. van Haeringen, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van de griffier, en is op 13 juni 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.