In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2023 een tussenbeschikking gegeven in een hoger beroep betreffende de zorgregeling voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, en de vader, verweerder in principaal hoger beroep, zijn betrokken bij een complexe situatie die vraagt om zorgvuldige afweging van de belangen van de kinderen. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de resultaten van de hulpverleningstrajecten voor de ouders en de kinderen. Een voorlopige zorgregeling is vastgesteld voor de omgang tussen de vader en het jongste kind, [minderjarige 2].
De zaak is eerder behandeld op 28 juni 2022, waarbij het hof de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om onderzoek te doen naar de situatie van de kinderen. De Raad heeft op 19 januari 2023 gerapporteerd dat de kinderen, vooral [minderjarige 1], in een zorgelijke toestand verkeren, met ernstige emotionele problemen en een verstoorde relatie met de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders bereid zijn om deel te nemen aan een hulpverleningstraject, genaamd Ouderschap Blijft, om hun communicatie en samenwerking te verbeteren in het belang van de kinderen.
De behandeling van de zaak is aangehouden tot 10 maart 2024, waarbij het hof de advocaten heeft verzocht om uiterlijk twee weken voor deze datum schriftelijk te rapporteren over de voortgang van de hulpverlening. De voorlopige zorgregeling houdt in dat de vader en [minderjarige 2] iedere vrijdag van 14.30 uur tot 16.45 uur omgang hebben, onder begeleiding van een hulpverlener. Het hof benadrukt het belang van hulpverlening voor zowel de ouders als de kinderen, en de noodzaak om de situatie van de kinderen te verbeteren voordat verdere beslissingen over de zorgregeling worden genomen.