ECLI:NL:GHAMS:2023:1531

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
200.320.059/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging beschikking omgangsregeling met minderjarige op verzoek van de vader

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2012, met zijn vader. De vader, die geen gezag heeft over de minderjarige, verzocht om uitbreiding van de omgangsregeling die door de rechtbank was vastgesteld. De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige om de week op vrijdagmiddag omgang had met de vader en in de vakanties één nacht bij hem verbleef. De vader was van mening dat deze regeling niet in het belang van de minderjarige was en dat er meer ruimte moest zijn voor contact.

De GI (gecertificeerde instelling) en de Raad voor de Kinderbescherming waren betrokken bij de procedure. De GI stelde dat de huidige regeling in het belang van de minderjarige was en dat uitbreiding van de omgang niet haalbaar was. De Raad adviseerde echter om te kijken naar mogelijkheden voor uitbreiding van de omgang, mits dit passend en haalbaar was voor alle betrokkenen.

Het hof oordeelde dat de huidige omgangsregeling met de vader in het belang van de minderjarige kon worden uitgebreid. Het hof stelde een nieuwe regeling vast waarbij de minderjarige om de week op zaterdag bij de vader verblijft en in de vakanties twee extra nachten bij hem zal zijn. Het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen werd afgewezen, omdat de stem van de minderjarige voldoende was gehoord. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen, en de nieuwe omgangsregeling werd vastgesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.320.059/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/715208/ FA RK 22/1674 (LB/JS)
Beschikking van de meervoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak van
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.C. Sneper te Baarn,
en
de gecertifieerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio [plaats B] ,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige] );
- [de moeder] (hierna: de moeder);
- [de pleegmoeder] (hierna te noemen: de pleegmoeder) en haar partner [X] .
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 14 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 14 december 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
De GI heeft op 24 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vader van 24 april 2023, met bijlage;
- een brief van de GI van 2 mei 2023, met bijlage;
- een bericht van de zijde van de vader van 12 mei 2023, met bijlage.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 25 mei 2023 plaatsgevonden. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door mr. I. Roos, waarnemend voor mr. C.C. Sneper;
- de GI, vertegenwoordigd door de zittingsvertegenwoordiger
,
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.
De moeder, de pleegmoeder en haar partner zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De advocaat van de vader heeft pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna samen te noemen: de ouders) hebben een relatie met elkaar en daaruit is [minderjarige] geboren [in] 2012 te [plaats C] . De ouders wonen samen.
[minderjarige] is niet erkend door de vader en de vader heeft geen gezag. Bij beschikking van 3 februari 2016 heeft de rechtbank het gezag van de moeder beëindigd en de Gl met de voogdij over [minderjarige] belast.
3.2
Sinds april 2015 woont [minderjarige] , met toestemming van de ouders, bij de pleegmoeder (oma mz) en haar partner. Eens per twee weken op vrijdagmiddag van 14.00 uur tot 20.00 uur heeft [minderjarige] omgang met de vader/ de ouders en in de vakanties slaapt [minderjarige] daar één nacht, van maandag op dinsdag. Volgens de huidige regeling is [minderjarige] twee keer per maand een weekend bij haar weekendpleegmoeder, [Y] (hierna te noemen: de weekendpleegmoeder), maar op initiatief van de weekendpleegmoeder is het contact tussen haar en [minderjarige] sinds de bestreden beschikking gestopt vanwege conflicten met de overige betrokkenen. De GI heeft bij de rechtbank inmiddels een verzoek gedaan tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de weekendpleegmoeder en [minderjarige] met een frequentie van één weekend per zes weken. De mondelinge behandeling van dat verzoek zal naar verwachting van de GI eind juli 2023 plaatsvinden.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is voorts, voor zover hier van belang, – uitvoerbaar bij voorraad - bepaald dat [minderjarige] in het kader van een omgangsregeling iedere (school)vakantie in plaats van één, twee aansluitende nachten bij de vader zal verblijven, waarbij de data door pleegzorg in overleg met de vader vastgesteld worden. Daarnaast is bepaald dat [minderjarige] de ouders twee keer per maand ziet op vrijdagmiddag van 14.00 uur tot 20.00 uur.
Het verzoek van de vader om een uitbreiding van de omgangsregeling door middel van een stappenplan waarbij wordt toegewerkt naar een verblijf van [minderjarige] bij de vader eens per vier weken voor de duur van een dagdeel en eens per vier weken (twee weken daarna) van vrijdag tot en met maandagochtend en gedurende de helft van de vakanties is afgewezen. Tot slot is het verzoek van de vader om een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen, afgewezen.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat zijn inleidende verzoeken alsnog worden toegewezen, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist zal achten.
4.3
De GI verzoekt het door de vader ingestelde beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen met uitzondering van de door de rechtbank bepaalde dag: de GI verzoekt de beschikking waarvan beroep te vernietigen in die zin dat 'vrijdagmiddag' wordt gewijzigd in 'zaterdagmiddag', en de beschikking voor het overige te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Standpunten van partijen
5.2
De vader stelt dat de rechtbank ten onrechte de omgang tussen hem en [minderjarige] niet conform zijn verzoek heeft uitgebreid. De rechtbank heeft overwogen dat het in het belang is van [minderjarige] om onnodige spanningen te beperken, maar onderbouwt niet waar deze spanningen dan uit zouden bestaan. De omgang tussen de vader en [minderjarige] verloopt goed. Er is geen sprake van een noodzaak om deze omgang zo beperkt te houden. Het hebben van een betekenisvolle band tussen ouder en kind is een fundamenteel recht dat voortvloeit uit artikel 8 EVRM en hier wordt thans onvoldoende aan voldaan. Eveneens blijkt uit artikel 9 lid 3 IVRK dat [minderjarige] recht heeft om op regelmatige basis rechtstreeks contact met de vader te onderhouden. De vader kan de overweging van de rechtbank volgen dat het niet de bedoeling is dat [minderjarige] overbelast wordt, maar uit niets blijkt dat hier op dit moment sprake van is. Er dient in elk geval gekeken te worden of uitbreiding van de omgang haalbaar is voor [minderjarige] . Voorts is sprake van een belangenconflict tussen de GI en de vader, omdat hun visies op de gewenste omgang wezenlijk verschillen. [minderjarige] ’s belangen dienen dus behartigd te worden door een bijzondere curator ex artikel 1:250 BW, aldus de vader.
5.3
De GI is van mening dat de huidige contactregeling in het belang is van [minderjarige] en, met een aanpassing van het dagdeel, ook haalbaar is voor de vader. De GI acht ook de logeermomenten in de vakanties het meest passend voor [minderjarige] . [minderjarige] en de vader hebben minder frequent contact dan in de bestreden beschikking staat opgenomen en dat komt door het werk van de vader. Er kan geen uitbreiding zijn van contact als de huidige omgangsregeling niet consequent wordt nageleefd. [minderjarige] wordt door het niet nakomen van de afspraken door de vader teleurgesteld en het ontbreekt haar daardoor aan voldoende duidelijkheid. [minderjarige] heeft een druk schema; zij gaat naar school en heeft contact met vriendinnen, de ouders en de weekendpleegmoeder. Daarnaast is het in [minderjarige] ’s belang dat zij ook voldoende tijd kan spenderen met de pleegmoeder. De omgangsregeling die de vader verzoekt, zal ertoe leiden dat er voor [minderjarige] verwarring ontstaat over waar zij woont en opgroeit. De spanningen die [minderjarige] hierdoor ervaart zijn geenszins in haar belang. Een verdere uitbreiding van de bezoekmomenten in de weekenden acht de GI dan ook niet in het belang van [minderjarige] . Voorts zijn er spanningen tussen de ouders, de pleegmoeder en de weekendpleegmoeder. Het is aannemelijk dat [minderjarige] meekrijgt dat deze voor haar meest belangrijke volwassenen onderling niet met elkaar communiceren en dat zij hierdoor onvoldoende emotionele toestemming ervaart om contact met hen te hebben. Dit brengt risico's met zich mee voor haar sociaal-emotionele ontwikkeling en het aangaan van waardevolle relaties.
Tot slot ziet de GI geen meerwaarde in het aanstellen van een bijzondere curator voor [minderjarige] nu niet is voldaan aan de gronden voor de benoeming van een bijzondere curator, te weten strijd tussen de belangen van de voogd en de minderjarige. De GI meent dat zij als voogd overeenkomstig de belangen van [minderjarige] handelt. Daarnaast heeft [minderjarige] in haar contact met pleegzorg en de huidige voogd ook gesprekken over hoe zij de situatie beleeft en is het voor haar belastend om met drie partijen te moeten spreken.
Ter zitting in hoger beroep heeft de GI hier nog aan toegevoegd dat de GI er voor openstaat om na een paar maanden te kijken of uitbreiding van de omgang tussen de vader en [minderjarige] tot de mogelijkheden behoort. Het is belangrijk om hierin ook de stem van [minderjarige] te horen en zij wil de ouders graag vaker zien, aldus de GI.
Advies van de raad
5.4
De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het belangrijk is voor [minderjarige] dat er duidelijkheid komt wie zij ziet en wanneer. Er zijn vier personen waarmee [minderjarige] een hechtingsrelatie heeft die in haar leven een belangrijke rol moeten spelen en dat wil [minderjarige] ook graag. Er is ruimte voor uitbreiding van de omgang tussen de vader en [minderjarige] en de raad adviseert dan ook om hiernaartoe te werken. Daarbij is het echter wel van belang dat gekeken wordt wat passend en haalbaar is voor alle betrokkenen. De uitkomst van de komende procedure bij de rechtbank over de omgang tussen [minderjarige] en de weekendpleegmoeder, die eind juli 2023 plaatsvindt, is hierbij ook van belang. Als het verzoek van de GI toegewezen wordt, inhoudende dat [minderjarige] één weekend per zes weken bij de weekendpleegmoeder is, dan betekent dat ook meer ruimte voor uitbreiding van het contact met de ouders. Er is helaas geen vaste gezinsmanager, dus is het belangrijk dat omgangsafspraken vastgelegd worden en worden nagekomen. Voorspelbaarheid en duidelijkheid zijn hierin onontbeerlijk voor [minderjarige] . Er is veel gebeurd in het verleden waardoor spanningen zijn ontstaan. Het is belangrijk dat [minderjarige] deze spanningen niet meekrijgt, anders kan zij in een loyaliteitsconflict raken, aldus de raad.
Oordeel van het hof
5.5
Het hof overweegt het volgende. [minderjarige] heeft door de jaren heen vier belangrijke hechtingsfiguren verworven, te weten haar biologische ouders, haar pleegmoeder en haar weekendpleegmoeder. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het van belang is dat [minderjarige] niet overbelast wordt in het verdelen van haar aandacht vanuit loyaliteit aan deze personen. Ook is het belangrijk om regelmaat te behouden, waarbij [minderjarige] rustweekenden bij de pleegmoeder behoudt. Anders dan de rechtbank en de GI is het hof evenwel van oordeel dat een uitbreiding van de huidige omgangsregeling met de vader in het belang van [minderjarige] is. Uitbreiding van de omgangsregeling met de vader is mogelijk zonder dat dit [minderjarige] haar belang bij voldoende rust en contact met haar andere hechtingsfiguren hoeft te schaden. [minderjarige] wil de ouders vaker zien. De vader geeft aan dat de omgangsmomenten goed verlopen en de GI bevestigt dat er sprake is van een warme band tussen de vader en [minderjarige] . De raad staat niet onwelwillend tegenover het verzoek van de vader om uitbreiding van de omgang en ziet daarvoor ruimte, mits er duidelijke afspraken worden gemaakt die ook door de vader worden nagekomen. De vader heeft het afgelopen half jaar meer dan eens verstek laten gaan om verschillende redenen. Hoe begrijpelijk een situatie die tot afzegging van de afspraak leidt ook kan zijn, het afzeggen van omgangsmomenten door de vader zorgt voor teleurstelling bij [minderjarige] . Het hof onderschrijft het advies van de raad en verwacht van de vader dat hij in het belang van [minderjarige] alles op alles zal zetten om de omgangsmomenten doorgang te laten vinden. Immers, enkel met voorspelbaar en gestructureerd contact kan er sprake zijn van betekenisvol contact dat niet tot spanning en teleurstelling hoeft te leiden. Ter zitting in hoger beroep is met de vader besproken dat omgang met [minderjarige] op doordeweekse dagen voor hem niet of nauwelijks haalbaar is door zijn werk, bestaande uit drie verschillende banen. Het is voor hem nagenoeg onmogelijk om elke keer vrij te krijgen. In het weekend heeft de vader wel tijd voor [minderjarige] .
5.6
Gelet op het voorgaande en alle omstandigheden in aanmerking nemende zal het hof een omgangsregeling vaststellen, inhoudende dat [minderjarige] in een cyclus van zes weken om de week op zaterdag – zoals thans al wordt uitgevoerd - van 14.00 uur tot 20.00 uur bij de vader verblijft, waarbij [minderjarige] elk derde omgangsweekend bij de vader verblijft van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur, waarbij de vader er zorg voor draagt dat [minderjarige] op zondag om 17.00 uur weer bij de pleegmoeder in [plaats B] is. De vader had verzocht het verblijf van [minderjarige] in het weekend tot maandagochtend naar school te laten duren, maar gezien de reisafstand acht het hof het niet wenselijk dat [minderjarige] pas op maandagochtend terug wordt gebracht. De vader kon zich tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd vinden in het terugbrengen op de zondagavond. Naast de reguliere omgang zal het hof bepalen dat [minderjarige] iedere (school)vakantie twee extra nachten bij de vader zal verblijven, waarbij de dagen waarop zij bij de vader zal zijn door pleegzorg in overleg met de vader vastgesteld moeten worden. Het halen en brengen van [minderjarige] van en naar [plaats B] wordt, zoals dat tot op heden al gebruikelijk was, door de vader verzorgd.
5.7
Het hof ziet, evenals de rechtbank en de GI, geen aanleiding een bijzondere curator te benoemen. Een bijzondere curator heeft met name als taak de minderjarige (in en buiten rechte) te vertegenwoordigen. De stem van [minderjarige] is in deze zaak echter voldoende gehoord en meegewogen. Dat sprake is van een belangentegenstelling zoals bedoeld in artikel 1:250 BW, heeft de vader onvoldoende onderbouwd. Het hof zal het verzoek van de vader tot benoeming van een bijzondere curator dan ook afwijzen.
5.8
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
bepaalt als reguliere omgangsregeling dat [minderjarige] in een cyclus van zes weken om de week op zaterdag van 14.00 uur tot 20.00 uur bij de vader verblijft, waarbij [minderjarige] in elk derde omgangsweekend bij de vader zal verblijven van vrijdag 17.00 uur tot zondag, waarbij de vader [minderjarige] om 17.00 uur weer bij de pleegmoeder in [plaats B] terugbrengt;
bepaalt bij wijze van vakantieregeling dat [minderjarige] iedere (school)vakantie twee extra nachten bij de vader zal verblijven, waarbij deze dagen door pleegzorg in overleg met de vader vastgesteld worden;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.F. Miedema, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 13 juni 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.