ECLI:NL:GHAMS:2023:1521
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling van dochter met vervangende bewijsoverweging
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 23 september 2021 was vrijgesproken van mishandeling van zijn dochter. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, maar het hof verklaarde hem niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Dit was gebaseerd op artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat tegen een vrijspraak geen hoger beroep openstaat.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 23 mei 2023 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die dezelfde straf als in eerste aanleg heeft gevorderd. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, maar verving de bewijsoverwegingen. De raadsman van de verdachte had vrijspraak bepleit, stellende dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling. De verdachte ontkende de mishandeling en gaf aan dat het letsel van zijn dochter te verklaren was door een spontane bloedneus.
Het hof oordeelde echter dat de verklaring van de aangeefster, de dochter, voldoende steun vond in andere verklaringen en bewijsstukken, en dat de verklaring van de verdachte niet geloofwaardig was. Het hof concludeerde dat het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot zware mishandeling. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2023.