ECLI:NL:GHAMS:2023:1513

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 juni 2023
Publicatiedatum
30 juni 2023
Zaaknummer
23-000117-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake huiselijk geweld met mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van mishandeling van zijn levensgezel op 1 oktober 2021 te Haarlem. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 60 uren opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting op 13 juni 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw gehoord. De verdediging stelde dat de verklaring van de aangeefster ongeloofwaardig was, maar het hof oordeelde dat de aangifte en ondersteunende bewijsmiddelen, zoals letselfoto's, de verklaring van de verdachte weerlegden. Het hof achtte de verklaring van de verdachte dat het letsel was veroorzaakt door heftige seks ongeloofwaardig. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één week en een taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaar. Het hof benadrukte de ernst van huiselijk geweld en de impact op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de aangeefster. De strafoplegging is bedoeld om herhaling van dergelijke feiten te voorkomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000117-22
datum uitspraak: 27 juni 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 januari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-264895-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 1 oktober 2021 te Haarlem zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermaals, althans eenmalig, in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te slaan en/of tegen het lichaam te schoppen en/of aan de haren te trekken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde en daartoe kort gezegd het volgende aangevoerd. De ontkennende verklaring van de verdachte wordt in het dossier voldoende ondersteund, terwijl het dossier aanknopingspunten bevat om te kunnen concluderen dat de verklaring van de aangeefster ongeloofwaardig en onbetrouwbaar is. De verdediging heeft gewezen op de verklaring van aangeefster over haar letsel, het aangetroffen haar en op de verzonden berichten.
Het hof is van oordeel dat het verweer wordt weerlegd in de bewijsmiddelen, te weten de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen inclusief letselfoto’s, die steun bieden aan de aangifte. Het hof ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de aangifte. Het hof acht de verklaring van de verdachte dat het letsel van aangeefster zou zijn veroorzaakt door heftige seks ongeloofwaardig.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 oktober 2021 te Haarlem zijn levensgezel, [slachtoffer], heeft mishandeld door
[slachtoffer]in het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam te slaan en tegen het lichaam te schoppen en aan de haren te trekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsvrouw heeft subsidiair verzocht, indien het hof tot een bewezenverklaring komt, geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en anders de proeftijd te beperkten tot 1 jaar. Meer subsidiair heeft zij verzocht een werkstraf voor de duur van 20 uren op te leggen. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met de rol van de aangeefster.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan fors fysiek geweld jegens zijn toenmalige partner, door haar te slaan, te schoppen en aan de haren te trekken. Zij heeft hiervan pijn en letsel ondervonden. Huiselijk geweld, met name op de wijze zoals door de verdachte is begaan, is zeer ernstig. De verdachte heeft hiermee inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn toenmalige partner, terwijl hij de persoon had moeten zijn bij wie zij zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen.
De ernst van het feit en het gegeven dat de verdachte, weliswaar geruime tijd geleden, eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld, rechtvaardigt het opleggen van taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren. Het hof ziet anders dan de verdediging geen reden de duur van de proeftijd te beperken. Daarmee wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde feit tot uitdrukking gebracht en wordt de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van herhaling van dergelijke feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf met een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L.M. van der Voet, mr. R. Kuiper en mr. R. van der Heijden, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 juni 2023.
=========================================================================
[...]