ECLI:NL:GHAMS:2023:150

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
200.300.298/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging voor Vereniging van Effectenbezitters om mededelingen te doen uit onderzoeksverslag en bijlagen inzake wanbeleid bij SNS Reaal en De Volksbank

Op 27 januari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) tegen SRH N.V. (voorheen SNS Reaal N.V.) en De Volksbank N.V. (voorheen SNS Bank N.V.). De VEB verzocht om machtiging om mededelingen te doen uit een onderzoeksverslag en bijlagen, die betrekking hebben op het beleid en de gang van zaken van de betrokken vennootschappen. Dit verzoek volgde op eerdere beschikkingen en een onderzoek dat was bevolen naar het wanbeleid van SNS Reaal c.s. over de periode van 1 juli 2006 tot 1 februari 2013. De Ondernemingskamer had eerder al een onderzoek bevolen en de VEB had in 2021 een verzoek ingediend om vast te stellen dat er sprake was van wanbeleid. De voorzitter van de Ondernemingskamer heeft de VEB nu gemachtigd om mededelingen te doen uit de niet-openbare stukken, voor zover dat nodig is ter ondersteuning van haar stellingen in mogelijke aansprakelijkheidsprocedures. De beslissing houdt rekening met de belangen van de betrokken partijen en de vertrouwelijkheid van de informatie. De voorzitter heeft geoordeeld dat het belang van de VEB bij het kunnen doen van mededelingen opweegt tegen de belangen van de onderzochte rechtspersoon bij vertrouwelijkheid. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, maar de beslissing op andere verzoeken is aangehouden.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.300.298/02 OK
beschikking van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 27 januari 2023
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN EFFECTENBEZITTERS,
gevestigd te Den Haag,
VERZOEKSTER,
advocaten:
mr. G.T.J. Hoffen
mr. J.M.K.P. Cornegoor, beiden kantoorhoudende te Haarlem,
t e g e n
1. de naamloze vennootschap
SRH N.V. (voorheen genaamd SNS REAAL N.V.),
gevestigd te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
DE VOLKSBANK N.V. (voorheen genaamd SNS BANK N.V.),
gevestigd te Utrecht,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. P.N. Ploeger,
mr. J.L. van der Schriecken
mr. D.C. Roessingh, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

1.DE STAAT DER NEDERLANDEN,

zetelend te Den Haag,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. R.G.J. de Haanen
mr. D.H. Tilanus, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
2. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR BEHEER FINANCIËLE INSTELLINGEN,
gevestigd te Den Haag,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. A.R.J. Croiset van Uchelen, kantoorhoudende te Amsterdam,
3. de stichting
RESTITUTIE ONTEIGENDE OBLIGATIEHOUDERS SNS STICHTING,
gevestigd te Amsterdam,
4.
[A],
wonende te [....] ,
5.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. K. Ruttenen
mr. T.C.A. Dijkhuizen, beiden kantoorhoudende te Utrecht,

6.[C] ,

wonende te [....] ,
7.
[D],
wonende te [....] ,
8.
[E],
wonende te [....] ,
9.
[F],
domicilie kiezende te [....] ,
10.
[G],
wonende te [....] ,
11.
[H],
wonende te [....] ,
12.
[I] ,
wonende te [....] ,

13.[J] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. P.D. Oldenen
mr. S.G.H. Nieuwendijk, beiden kantoorhoudende te Amsterdam;

14.[K] ,

wonende te [....] ,
15. wijlen
[L],
bij leven wonende te [....] ,
16.
[M],
wonende te [....] ,
17.
[N],
wonende te [....] ,
18.
[O],
wonende te [....] ,
19.
[P],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. M.G. Kuijpers, kantoorhoudende te Amsterdam,

20.[Q] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. F.M.A. ’t Hart, kantoorhoudende te Amsterdam,

21.[R] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. A.F.J.A. Leijtenen
mr. P.H.M. Broere, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,

22.[S] ,

wonende te [....] ,
23.
[T],
wonende te Blaricum,

24.[U] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. M. Holtzer, kantoorhoudende te Amsterdam,

25.[V] ,

wonende te [....] ,
26.
[W],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. O.L.M. Heuts, kantoorhoudende te Amsterdam,

27.[X] ,

wonende te [....] ,
28.
[Y],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten:
mr. D.M. van Geel, kantoorhoudende te Amsterdam,
29. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROPERTIZE B.V.,
gevestigd te Utrecht,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. D.A.M.H.W. Strik, kantoorhoudende te Amsterdam.
Partijen worden hierna als volgt aangeduid:
  • verzoekster als VEB;
  • verweersters sub 1 en 2 als SNS Reaal en SNS Bank en tezamen als SNS Reaal c.s.;
  • belanghebbende sub 1 als de Staat;
  • belanghebbende sub 2 als NLFI;
  • belanghebbenden sub 3 tot en met 5 gezamenlijk als ROOS c.s.;
  • belanghebbenden sub 6 tot en met 13 gezamenlijk als de PA-Commissarissen;
  • belanghebbenden sub 14 tot en met 19 gezamenlijk als [K] c.s.;
  • belanghebbende sub 20 als [Q] ;
  • belanghebbende sub 21 als [R] ;
  • belanghebbenden sub 22 tot en met 24 gezamenlijk als [S] c.s.;
  • belanghebbenden sub 25 en 26 tezamen als [V] c.s.;
  • belanghebbende sub 27 als [X] ;
  • belanghebbende sub 28 als [Y] ;
  • belanghebbende sub 29 als Propertize.

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de voorzitter van de Ondernemingskamer naar de beschikkingen van de Ondernemingskamer in deze zaak van 8 juli 2015, 26 juli 2018, 2 augustus 2018, 21 september 2018, 7 november 2018, 22 juni 2020, 5 maart 2021, 27 juli 2021, 25 oktober 2021 en 30 november 2022, naar de beschikkingen van de raadsheer-commissaris in deze zaak van 26 februari 2019 en 4 juni 2019, naar de beschikkingen in deze zaak van de Hoge Raad van 4 november 2016 en 3 april 2020 en naar de beschikking in deze zaak van de voorzitter van de Ondernemingskamer van 1 februari 2021.
1.2
Bij de beschikkingen van 26 juli 2018 en 2 augustus 2018 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van SNS Reaal c.s. over de periode vanaf 1 juli 2006 tot 1 februari 2013 en onderzoekers benoemd teneinde het onderzoek te verrichten.
1.3
Op 26 juli 2021 hebben de onderzoekers het verslag, met bijlagen 1 tot en met 10, van het in 1.2 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.4
Het onderzoeksverslag met bijlagen is op 27 juli 2021 ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegd. Bij de beschikking van 27 juli 2021 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het onderzoeksverslag, tezamen met de bijlagen 4 tot en met 10, aldaar ter inzage liggen voor een ieder en dat de overige bijlagen aldaar ter inzage liggen voor belanghebbenden.
1.5
VEB en zeven (rechts)personen (hierna gezamenlijk: VEB c.s.) hebben bij verzoekschrift van 27 september 2021 de Ondernemingskamer verzocht, kort gezegd en voor zover thans van belang, vast te stellen dat sprake is van wanbeleid bij SNS Reaal c.s. in de periode van 1 juli 2006 tot 1 februari 2013 en bij wijze van voorzieningen bepaalde dechargebesluiten te vernietigen.
1.6
Het in 1.5 genoemde verzoek is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 17 februari 2022. Ter zitting heeft de Ondernemingskamer bepaald dat de onderzoekers enkele rapporten waaraan in het onderzoeksverslag is gerefereerd, maar die nog niet aan het verslag waren aangehecht, alsnog aan de Ondernemingskamer en aan partijen dienen te verstrekken.
1.7
Op 23 februari 2022 hebben de onderzoekers aan de Ondernemingskamer en partijen een kopie verstrekt van zes rapporten van EY en van één rapport van Credit Suisse (hierna: de Rapporten).
1.8
VEB heeft bij verzoekschrift van 7 september 2022 de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht haar op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen om aan derden mededelingen te doen uit het onderzoeksverslag met inbegrip van de bijlagen en de Rapporten, met dien verstande dat zij dit slechts zal kunnen doen in het kader van:
  • i) aansprakelijkstelling van SNS Reaal c.s. en SNS Property Finance B.V. (hierna: SNSPF), van voormalig bestuurders en commissarissen van SNS Reaal c.s. en SNSPF, alsmede van KPMG Accountants N.V. en KPMG Advisory N.V. (hierna tezamen: KPMG) en van de accountants die goedkeurende verklaringen hebben ondertekend met betrekking tot jaarrekeningen van SNS Reaal respectievelijk een assurance-verklaring hebben ondertekend met betrekking tot onderdelen van een jaarverslag van SNS Reaal;
  • ii) overleg zoals bedoeld in artikel 3:305a lid 2 (oud) BW met de sub (i) bedoelde partijen, hun vertegenwoordigers en verzekeraars, en
  • iii) civiele procedures ten overstaan van de Nederlandse rechter ter vaststelling van aansprakelijkheid van de sub (i) bedoelde partijen en ter verkrijging van schadevergoeding.
1.9
SNS Reaal c.s. hebben heeft bij verweerschrift van 20 oktober 2022 de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht het machtigingsverzoek af te wijzen, met veroordeling van VEB in de kosten.
1.1
Eveneens op 20 oktober 2022 heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer verweerschriften / schriftelijke reacties op het machtigingsverzoek van VEB ontvangen van de PA-Commissarissen, [K] c.s., [Q] , [R] , [S] c.s., [V] c.s., [X] en [Y] (door middel van twee afzonderlijke schriftelijke reacties) en Propertize.
  • de PA-Commissarissen, [K] c.s., [Q] , [R] , [S] c.s. en [V] c.s. hebben de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht het machtigingsverzoek af te wijzen, met dien verstande dat de PA-commissarissen en [V] c.s. zich ten aanzien van de verslagen van de met elk van hen gehouden interviews hebben gerefereerd aan het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer. Bij wijze van zelfstandig verzoek hebben zij, voor het geval het machtigingsverzoek van VEB (geheel of gedeeltelijk) wordt toegewezen, de Ondernemingskamer verzocht te bepalen dat de niet-openbare stukken ook voor hen ter inzage komen te liggen en de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht hen op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen om aan derden mededelingen te doen uit de niet-openbare stukken in het kader van de door VEB aangekondigde aansprakelijkstellingen, het overleg en de civiele procedures. Verder hebben zij verzocht VEB te veroordelen in de kosten.
  • [X] en [Y] hebben zich gerefereerd aan het oordeel van de voorzitter van de Ondernemingskamer over het machtigingsverzoek, maar daarbij verzocht met hun privacybelangen rekening te houden.
  • Propertize heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht het machtigingsverzoek af te wijzen. Voor het geval het machtigingsverzoek van VEB wordt toegewezen, heeft Propertize de voorzitter van de Ondernemingskamer verzocht de reikwijdte van de machtiging te beperken en nader te bepalen hoe met privacygevoelige informatie dient te worden omgegaan.
1.11
De Ondernemingskamer heeft bij de beschikking van 30 november 2022 het in 1.5 genoemde verzoek van VEB c.s. afgewezen.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Op grond van artikel 2:353 lid 3 BW is het aan anderen dan de rechtspersoon verboden mededelingen aan derden te doen uit het onderzoeksverslag, voor zover dat niet voor iedereen ter inzage ligt, tenzij zij daartoe door de voorzitter van de Ondernemingskamer zijn gemachtigd. Tot het onderzoeksverslag horen ook de daarbij behorende bijlagen waartoe in dit geval ook de door onderzoekers na de zitting van 17 februari 2022 alsnog aan partijen verstrekte Rapporten moeten worden gerekend. Ter zake van het onderzoeksverslag en de bijlagen 4 tot en met 10 daarbij, die door de Ondernemingskamer bij beschikking van 27 juli 2021 voor een ieder ter inzage zijn gelegd, geldt geen verbod daaruit aan derden mededelingen te doen. Een verbod daartoe geldt wel ten aanzien van de bijlagen 1 tot en met 3 bij het onderzoeksverslag en de nadien alsnog verstrekte Rapporten (hierna ook gezamenlijk: de niet-openbare stukken). Volgens het (openbare) onderzoeksverslag wordt bijlage 1 gevormd door interviewverslagen met 57 oud-bestuurders, oud-commissarissen, voormalige werknemers, adviseurs en externe accountants, is bijlage 2 een door de onderzoekers uitgevoerde steekproef van kredietdossiers van projecten van SNSPF en is bijlage 3 het PwC-rapport ‘SRH N.V. Onderzoek Saldocompensatiestelsel SNS REAAL’ van 26 mei 2016. De Rapporten bestaan, zoals al eerder opgemerkt, uit zes rapporten van EY en één van Credit Suisse.
2.2
De voorzitter van de Ondernemingskamer overweegt dat het bij het beoordelen van een machtigingsverzoek erop aankomt of het belang van verzoeker bij het kunnen doen van mededelingen uit het onderzoeksverslag opweegt tegen het door artikel 2:353 lid 3 BW beschermde belang van de onderzochte rechtspersoon bij vertrouwelijkheid van het onderzoeksverslag.
2.3
VEB stelt dat beleggers schade hebben geleden omdat er geruime tijd sprake is geweest van onzuivere koersvorming van het aandeel SNS Reaal en meent dat de hierboven in 1.8 onder (i) genoemde (rechts)personen daarvoor aansprakelijk zijn. VEB heeft gemeld dat zij voornemens is deze (rechts)personen aansprakelijk te stellen voor de schade, dat zij zich in de aansprakelijkstellingen bereid zal verklaren tot overleg zoals bedoeld in artikel 3:305a lid 2 (oud) BW en dat indien dit overleg niet tot een bevredigende oplossing leidt, zij voornemens is om deze (rechts)personen althans een aantal daarvan in rechte te betrekken teneinde hun aansprakelijkheid voor de schade vast te laten stellen. In het kader van de aansprakelijkstellingen, het (eventuele) schikkingsoverleg en de (eventuele) civiel(e) procedure(s) wil VEB mededelingen kunnen doen uit de niet-openbare stukken en deze zo nodig overleggen. Hierin ligt het belang van VEB bij de door haar verzochte machtiging.
2.4
SNS Reaal c.s. hebben naar voren gebracht dat het VEB ontbreekt aan een (voldoende) zwaarwegend belang voor de verzochte machtiging, zodat het belang van SNS Reaal c.s. bij het handhaven van de vertrouwelijkheid van de niet-openbare stukken dient te prevaleren. Onder het belang van SNS Reaal c.s. dienen ook de belangen van voormalige functionarissen, van een aantal voormalige en huidige werknemers en van de (voorheen) nauw met SNS Reaal c.s. verbonden vennootschap SNSPF (een rechtsvoorganger van Propertize) te worden begrepen. Zij hebben belang bij handhaving van de wettelijke geheimhouding, vanwege de vertrouwelijke en privacygevoelige aard van de niet-openbare stukken, temeer in de onderhavige situatie waarin de onderzoekers dit belang hebben onderkend. Verder is alle relevante informatie uit de niet-openbare stukken in het onderzoeksverslag opgenomen en is nog onzeker of de door VEB aangekondigde (mogelijke) aansprakelijkheidsprocedures in het verlengde zullen liggen van de doeleinden van het enquêterecht c.q. deze enquêteprocedure.
2.5
De overige in 1.10 genoemde (rechts)personen hebben in hun aldaar genoemde verweerschriften/schriftelijke reacties (eveneens) redenen van vertrouwelijkheid en privacygevoeligheid ten grondslag gelegd aan hun verzoek de door VEB verzochte machtiging af te wijzen en/of met hun belangen rekening te houden. Aan hun voorwaardelijke zelfstandige verzoeken hebben zij het beginsel van
equality of armsin de zin van artikel 6 EVRM c.q. het voorkomen van onredelijke informatieasymmetrie tussen VEB en andere partijen in geval van aansprakelijkstelling, schikkingsoverleg of een aansprakelijkheidsprocedure ten grondslag gelegd.
2.6
De voorzitter van de Ondernemingskamer stelt voorop dat tot de doeleinden van het enquêterecht behoort het verkrijgen van opening van zaken en de vaststelling bij wie de verantwoordelijkheid berust voor mogelijk blijkend wanbeleid. In de beschikking van 8 november 2013 inzake Fortis N.V. (ECLI:NL:GHAMS:2013:4737 (gepubliceerd in JOR 2014/7, hierna: de Fortis-beschikking) heeft de voorzitter van de Ondernemingskamer overwogen dat rechtstreeks in het verlengde van deze doeleinden van het enquêterecht de mogelijkheid ligt om de rechtspersoon en diegenen – in het bijzonder bestuurders of leden van de raad van commissarissen of raad van toezicht – die verantwoordelijk zijn voor eventueel wanbeleid in rechte aan te spreken tot vergoeding van schade. De verzoeker die gebruik wil maken van het verkregen onderzoeksverslag in een procedure tot aansprakelijkstelling als hiervoor bedoeld heeft doorgaans een voldoende zwaarwichtig belang bij machtiging en behoeft geen verdere bijzondere toelichting te geven, terwijl de onderzochte rechtspersoon op zijn beurt wel eventuele bezwaren daartegen dient te specificeren en toe te lichten. Uitzonderingen, in het bijzonder verdere beperking van de machtiging of gehele weigering van de machtiging, zijn denkbaar (zie 2.4 van de Fortis-beschikking).
2.7
De vertrouwelijkheid van het onderzoeksverslag beoogt de belangen van de onderzochte rechtspersoon te beschermen. De positie van (voormalige) bestuurders en leden van de raad van commissarissen is bij de beoordeling van de gevraagde machtiging niet dezelfde als die van de rechtspersoon. Wel worden deze functionarissen tot op zekere hoogte indirect door die vertrouwelijkheid beschermd. Zij kunnen er – mede gelet op het bepaalde in artikel 2:8 BW – op grond van de verhoudingen binnen de rechtspersoon aanspraak op maken dat ook met hun belangen rekening wordt gehouden (zie 2.5 van de Fortis-beschikking).
2.8
Voor mogelijke bezwaren tegen het verlenen van een machtiging van anderen die bij het onderzochte beleid van de rechtspersoon betrokken zijn en mogelijk mede voor het gestelde wanbeleid aansprakelijk kunnen worden gehouden, geldt hetzelfde als ten aanzien van bezwaren van (voormalige) functionarissen is overwogen. Hun belangen zullen echter doorgaans niet door artikel 2:8 BW worden beschermd, zodat zij geen aanspraken op grond van de verhoudingen binnen de rechtspersoon geldend kunnen maken. Hun belang bij vertrouwelijkheid lost zich daarom in beginsel op in de door degene die de machtiging verkrijgt jegens hen in acht te nemen maatschappelijke zorgvuldigheid (zie 2.6 van de Fortis-beschikking).
2.9
Uitgangspunt is derhalve dat VEB een voldoende zwaarwegend belang heeft bij de verzochte machtiging. Anders dan SNS Reaal c.s. menen geldt dat ook voor het gebruik van de niet-openbare stukken in mogelijke procedures tegen derden die geen partij waren in de tweedefaseprocedure van de enquêtezaak, zoals Propertize, haar voormalige functionarissen en KPMG(-accountants). Verder weegt mee dat de verzochte machtiging beperkt is tot gebruik met als doel aansprakelijkstelling van de hierboven in 1.8 onder (i) genoemde (rechts)personen, het (eventueel) voeren van schikkingsoverleg met hen en het (eventueel) voeren van aansprakelijkheidsprocedures tegen hen. Het gebruik kan in dat kader dienen ter toelichting en/of (ondersteuning van) bewijs van de stellingen van VEB. Dat VEB nog geen aansprakelijkstellingen heeft verzonden en mogelijk schikkingsoverleg en gerechtelijke procedures (dus) nog in de toekomst liggen, zodat ook de kring van (rechts)personen die met een schadevergoedingsactie geconfronteerd zullen worden nog niet vaststaat, maakt de verzochte machtiging niet onaanvaardbaar ruim. Ook maakt de omstandigheid dat VEB nog geen aansprakelijkstellingen heeft verzonden, het machtingsverzoek niet prematuur.
2.1
SNS Reaal c.s. hebben erop gewezen dat VEB c.s. in hun processtukken in de tweedefaseprocedure de bijlagen 1 tot en met 3 slechts zijdelings hebben betrokken en de Rapporten zelfs geheel onbesproken hebben gelaten. Dit laat evenwel het uitgangspunt onverlet dat VEB in beginsel een voldoende zwaarwegend belang heeft om in het kader van aansprakelijkstellingen, mogelijk nog te voeren schikkingsoverleg en gerechtelijke procedures ter toelichting en/of (ondersteuning van) bewijs van haar stellingen, mededelingen uit de niet-openbare stukken te kunnen doen.
2.11
SNS Reaal c.s. hebben ter zake van de afzonderlijke niet-openbare stukken toegelicht waarom gerechtvaardigd is toch een uitzondering op het gehanteerde uitgangspunt te maken. Volgens SNS Reaal c.s. bevat bijlage 1 privacygevoelige informatie over de door de onderzoekers gehoorde personen en behelst bijlage 2 door de onderzoekers opgestelde uitvoerige analyses van de kwaliteit van tientallen kredietdossiers van SNSPF, die naar hun aard (bedrijfs)vertrouwelijke en tot kredietnemers te herleiden informatie bevatten. Bijlage 3 betreft een rapport dat onder voorwaarde van vertrouwelijkheid is opgesteld. De Rapporten bevatten volgens SNS Reaal c.s. evident vertrouwelijke informatie over kredietdossiers, projecten en andere relaties, die bij naam worden genoemd. Drie van de Rapporten zijn niet meer dan concepten, en alleen al om die reden zou ten aanzien van die rapporten geen machtiging moeten worden verleend om daaruit aan derden mededelingen te doen.
2.12
De voorzitter van de Ondernemingskamer overweegt dat al deze stukken betrekking hebben op de onderzoeksperiode die tot 1 februari 2013 duurde, zodat het om informatie gaat die inmiddels aanzienlijk gedateerd is. SNS Reaal c.s. hebben onvoldoende naar voren gebracht waarom zij er desondanks een voldoende zwaarwegend belang bij hebben dat ter zake van deze stukken niet de verzochte machtiging wordt verleend. Daarbij is van belang dat de machtiging is verzocht onder de hierboven in 2.9 genoemde – en hierna nader te omschrijven – gebruiksbeperkingen, zodat ook na het verlenen ervan uit de niet-openbare stukken buiten de marges van die beperkingen geen mededelingen aan derden zullen mogen worden gedaan.
2.13
SNS Reaal c.s. hebben er nog op gewezen dat de onderzoekers bij het indienen van hun onderzoeksverslag, wat betreft de bijlagen 1 tot en met 3 de Ondernemingskamer hebben verzocht deze niet voor het publiek toegankelijk te maken vanwege het privacygevoelige en/of vertrouwelijke karakter ervan; waar nuttig of nodig hebben de onderzoekers uit deze bijlagen in het onderzoeksverslag geciteerd. De voorzitter van de Ondernemingskamer stelt vast dat Ondernemingskamer dit aspect heeft betrokken bij haar beslissing over de wijze waarop het onderzoeksverslag en de bijlagen ter inzage zijn gelegd (bij haar beschikking van 27 juli 2021) en de in dat kader gemaakte keuze om te bepalen dat bijlage 1 tot en met 3 alleen ter inzage liggen voor belanghebbenden. In het verlengde daarvan geldt dat met de aan de verzochte machtiging te verbinden beperkingen ten aanzien van de mogelijkheden om aan derden mededelingen te doen uit niet-openbare stukken, ook nu nog voldoende rekening wordt gehouden met het privacygevoelige en/of vertrouwelijke karakter daarvan.
2.14
In deze procedure heeft de Ondernemingskamer bij beschikking van 30 november 2022 het verzoek van VEB c.s. tot vaststelling van wanbeleid door SNS Reaal c.s. afgewezen (zie 1.11). Dit maakt, anders dan door SNS Reaal c.s. is betoogd, niet dat nu geen of minder belang bij de verzochte machtiging zou bestaan. De afwijzing van het verzoek om wanbeleid vast te stellen staat niet aan een mogelijke aansprakelijkheid in de weg en betekent niet dat VEB geen voldoende zwaarwegend belang meer heeft om in het kader van aansprakelijkstellingen, mogelijk nog te voeren schikkingsoverleg en gerechtelijke procedures ter toelichting en/of (ondersteuning van) bewijs van haar stellingen, mededelingen uit de niet-openbare stukken te kunnen doen.
2.15
SNS Reaal c.s. hebben er nog op gewezen dat in de door de Ondernemingskamer gehanteerde ‘Leidraad voor onderzoekers in enquêteprocedures’ aan onderzoekers wordt gevraagd bij het onderzoeksverslag schriftelijke stukken en gespreksverslagen te voegen om zo feitelijke bevindingen, oordelen, meningen en conclusies van de onderzoeker voldoende controleerbaar te maken; met betrekking tot gespreksverslagen kan worden volstaan met het weergeven van relevante citaten daaruit (zie 7.6 van deze Leidraad). Volgens de onderzoekers hebben zij alle relevante informatie uit de bijlagen in het onderzoeksverslag opgenomen en hebben zij waar nuttig of nodig uit deze bijlagen in het onderzoeksverslag geciteerd, aldus SNS Reaal c.s. Het belang van controleerbaarheid van de bevindingen van het onderzoeksverslag staat evenwel los van het belang van VEB om in het kader van aansprakelijkstellingen, eventueel schikkingsoverleg of te voeren procedures aan derden mededelingen uit de niet-openbare stukken te kunnen doen.
2.16
De slotsom is dat een afweging van de betrokken belangen ertoe leidt dat de voorzitter van de Ondernemingskamer de verzochte machtiging zal verlenen, in die zin dat VEB uit de bijlagen 1 tot en met 3 en de Rapporten uitsluitend mededelingen aan derden zal mogen doen in het kader van hierna te noemen aansprakelijkstellingen, te voeren schikkingsoverleg en eventuele procedures, voor zover dat redelijkerwijs nodig is ter toelichting op en/of (ondersteuning van) bewijs van haar stellingen.
2.17
Ook ten aanzien van de zelfstandige verzoeken van de PA-Commissarissen, [K] c.s., [Q] , [R] , [S] c.s. en [V] c.s. om te bepalen dat de niet-openbare stukken ook voor hen ter inzage komen te liggen en ook hen op de voet van artikel 2:353 lid 3 BW te machtigen om daaruit aan derden mededelingen te doen, komt het aan op een afweging van de betrokken belangen. Bij die afweging is van belang dat de Ondernemingskamer al eerder heeft bepaald dat de niet-openbare stukken voor deze verzoekers niet ter inzage liggen. De te beantwoorden vraag is hier dus eerst of zij nu wel een voldoende zwaarwegend belang hebben om inzage in de niet-openbare stukken te krijgen en vervolgens of zij er een voldoende zwaarwegend belang bij hebben om gemachtigd te worden jegens derden daaruit mededelingen te mogen doen. De eerste beslissing is voorbehouden aan de Ondernemingskamer en de tweede beslissing kan door de voorzitter van de Ondernemingskamer worden genomen.
2.18
Op dit moment is nog niet duidelijk of en, zo ja, ter zake van welke specifieke onderwerpen en gedragingen de genoemde verzoekers door VEB aansprakelijk gesteld zullen worden en/of bij schikkingsoverleg of in een procedure zullen worden betrokken. Bij die stand van zaken is nog niet goed in te schatten in hoeverre elk van hen daadwerkelijk een voldoende zwaarwegend belang heeft of zal hebben bij toewijzing van de gedane verzoeken. De beslissing op deze verzoeken zal om die reden worden aangehouden, waarbij geldt dat indien de genoemde personen daadwerkelijk door VEB worden aangesproken en in schikkingsonderhandelingen of procedures worden betrokken zij alsdan alsnog gemotiveerd zullen kunnen verzoeken om inzage in (onderdelen van) de bijlagen 1 tot en met 3 en de Rapporten en hen zo nodig te machtigen daaruit aan derden mededelingen te doen, waarna daarop door (de voorzitter van) de Ondernemingskamer zal worden beslist.
2.19
De voorzitter van de Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een kostenveroordeling uit te spreken.
3.
De beslissing
De voorzitter van de Ondernemingskamer:
machtigt Vereniging van Effectenbezitters aan derden mededelingen te doen uit de bijlagen 1 tot en met 3 bij het verslag van het onderzoek naar het beleid en gang van zaken van SRH N.V. (voorheen genaamd SNS Reaal N.V.) en De Volksbank N.V. (voorheen genaamd SNS Bank N.V.), zoals neergelegd ter griffie van de Ondernemingskamer op 27 juli 2021 en uit de hierboven in 1.7 bedoelde rapporten, voor zover dat redelijkerwijs nodig is ter toelichting op en/of ondersteuning van bewijs van haar stellingen in het kader van:
  • i) aansprakelijkstelling van SRH N.V. (voorheen genaamd SNS Reaal N.V.), De Volksbank N.V. (voorheen genaamd SNS Bank N.V.) en Propertize B.V. (voorheen genaamd SNS Property Finance B.V.), van voormalig bestuurders en commissarissen van deze vennootschappen, alsmede van KPMG Accountants N.V. en KPMG Advisory N.V. en van de accountants die goedkeurende verklaringen hebben ondertekend met betrekking tot jaarrekeningen van SNS Reaal N.V. respectievelijk een assurance-verklaring hebben ondertekend met betrekking tot onderdelen van een jaarverslag van SNS Reaal N.V.;
  • ii) overleg zoals bedoeld in artikel 3:305a lid 2 (oud) BW met de sub (i) bedoelde partijen, hun vertegenwoordigers en verzekeraars, en
  • iii) civiele procedures ten overstaan van de Nederlandse rechter ter vaststelling van aansprakelijkheid van de sub (i) bedoelde partijen en ter verkrijging van schadevergoeding;
verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing op de overige verzoeken aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. F.L.A. Straathof, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.