ECLI:NL:GHAMS:2023:1494

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
200.313.276/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkneemster voor schade bij uitvoering arbeidsovereenkomst en opzet bij verhuur aan henneptelers

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [appellante], een werkneemster van [geïntimeerde], voor schade die is ontstaan bij de uitvoering van haar arbeidsovereenkomst. [appellante] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter, waarin zij aansprakelijk werd gesteld voor schade die voortkwam uit haar betrokkenheid bij de verhuur van woningen aan criminelen, waaronder henneptelers. De kantonrechter had vastgesteld dat [appellante] opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld, wat haar aansprakelijkheid onder artikel 7:661 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek met zich meebracht.

De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellante] was sinds 7 januari 2019 in dienst bij [geïntimeerde] als verhuurmedewerker. Er waren aanwijzingen dat zij betrokken was bij de verhuur van woningen aan criminelen, wat leidde tot een intern onderzoek door [geïntimeerde]. Dit onderzoek onthulde dat [appellante] documenten vervalste en woningen verhuurde zonder de juiste procedures te volgen. Na een gesprek waarin zij werd geconfronteerd met deze bevindingen, heeft [geïntimeerde] haar op staande voet ontslagen.

In hoger beroep heeft het hof de grieven van [appellante] verworpen en de aansprakelijkheid bevestigd. Het hof oordeelde dat [appellante] opzettelijk heeft gehandeld door vervalste documenten te gebruiken en dat zij aansprakelijk is voor de schade die [geïntimeerde] heeft geleden. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellante] tot betaling van een schadevergoeding van € 27.617,57, vermeerderd met rente en proceskosten. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.313.276/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 9373007 CV EXPL 21-11245
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 20 juni 2023
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. R. Zwiers te Almere (onttrokken),
tegen
[geïntimeerde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.D. Putker-Blees te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 16 mei 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 17 februari 2022, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiseres en [appellante] als gedaagde (hierna: het bestreden vonnis).
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord, tevens houdende vermeerdering van eis, met producties;
- akte overlegging aanvullende producties van de zijde van [geïntimeerde] .
Appellante is na de memorie van antwoord in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de vermeerdering van eis, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt, waarna akte niet-dienen tegen haar is verleend en [geïntimeerde] voormelde akte met aanvullende producties heeft genomen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties. [geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en - na vermeerdering van eis in hoger beroep - dat het hof voor recht verklaart dat [appellante] aanvullend aansprakelijk is voor de schade ten aanzien van [straatnaam 1] 28 - naar het hof begrijpt: - te [plaats 1] en [appellante] veroordeelt tot vergoeding van de schade aan die woning ter hoogte van € 27.617,57, vermeerderd met rente en proceskosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 t/m 1.16 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met
grief 1komt [appellante] op tegen de juistheid dan wel volledigheid van een aantal door de kantonrechter vastgestelde feiten (1.10 en 1.11). Daarmee zal hierna rekening worden gehouden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.1.
[appellante] is per 7 januari 2019 in dienst getreden van [geïntimeerde] in de functie van verhuurmedewerker.
2.2.
Blijkens de functieomschrijving zorgt een verhuurmedewerker bij [geïntimeerde] ervoor dat woningen in een goede staat beschikbaar komen voor verhuur. De verhuurmedewerker moet kandidaat-huurders screenen, aanbiedingen doen, huurovereenkomsten sluiten en woningen opleveren aan nieuwe huurders.
2.3.
Binnen [geïntimeerde] geldt een Gedragscode. Daarin is onder meer opgenomen dat [geïntimeerde] groot belang hecht aan professioneel en integer handelen, dat [geïntimeerde] van medewerkers verwacht dat zij de belangen van [geïntimeerde] altijd voorop stellen en dat [geïntimeerde] geen zaken doet met partijen die zich bezig houden met criminele activiteiten. Ook is vermeld dat om die reden zakelijke relaties, waaronder huurders, altijd gescreend moeten worden voordat een overeenkomst wordt aangegaan. [appellante] heeft ten aanzien van (elke nieuwe versie van) de Gedragscode verklaard dat zij overeenkomstig die regels zal handelen.
2.4.
[geïntimeerde] heeft tevens een Customer Due Diligence-beleid (hierna: het CDD-beleid), dat geldt voor al haar medewerkers. Op grond van dit beleid moet een kandidaat-huurder een geldig legitimatiebewijs, drie recente loonstroken, een werkgeversverklaring en een recente salarisstorting aanleveren om in aanmerking te kunnen komen voor een bezichtiging. Na de CDD-check dient de verhuurmedewerker akkoord te geven in het online systeem Verhuuroffice (hierna: VHO), zodat zichtbaar is dat de controles zijn uitgevoerd en alle documenten aanwezig zijn. Een deel van de documenten wordt vervolgens geaccordeerd (vier-ogen principe) door de regiomanager. Voordat de woning wordt opgeleverd controleert de verhuurmedewerker of de huurovereenkomst is ondertekend en de eerste huur is betaald. De oplevering vindt in persoon plaats waarbij het identiteitsbewijs van de kandidaat-huurder door de verhuurmedewerker wordt gecontroleerd.
2.5.
Op 25 juni 2020 heeft [geïntimeerde] een anonieme brief ontvangen, waarin het volgende is vermeld:
“(…) Deze mw [appellante] verhuurt jullie woningen aan criminelen en daarvoor krijgt zij van deze criminelen 10.000 euro per woning dat zij aan hun verhuurt, mw [appellante] vervalst documenten zoals salarisstroken en werkcontracten en bankafschriften zodat deze criminelen in aanmerking komen om de woning te huren, zij krijgt hierbij hulp van een andere werknemer binnen jullie bedrijf. Deze criminelen gebruiken de woningen voor oa drugsopslag en het telen van wiet, het gaat om meerdere woningen van jullie waaronder op de [straatnaam 3] en [straatnaam 2] in [plaats 1] , het gaat hier om criminelen van Marokkaanse/Somalische komaf Waar mevrouw [appellante] mee samenwerkt. (…)”
2.6.
Bij een eerste intern onderzoek van [geïntimeerde] in de periode van 25 juni tot 7 juli 2020 naar twintig verhuurdossiers binnen een specifiek complex in [plaats 1] zijn geen aanwijzingen gevonden dat [appellante] betrokken was bij de verhuur aan henneptelers.
2.7.
De politie Midden-Nederland is op 17 juli 2020, 10 december 2020, 23 december 2020 en 24 december 2020 binnen getreden in woningen van [geïntimeerde] aan de adressen [straatnaam 1] 3 te [plaats 1] , [straatnaam 2] 15 te [plaats 1] , [straatnaam 5] 2 te [plaats 1] en [straatnaam 4] 9 te [plaats 2] (hierna gezamenlijk: de henneppanden) en heeft op deze adressen (resten van) hennepkwekerijen aangetroffen.
2.8.
Bij de verhuur van de henneppanden is [appellante] namens [geïntimeerde] als verhuurmedewerker betrokken geweest. Hetzelfde geldt voor de woning aan het adres [straatnaam 6] 23 te [plaats 1] , waarvan het vermoeden bestond dat dit werd gebruikt voor de voorbereiding van een hennepkwekerij of prostitutie.
2.9.
Uit een vervolgonderzoek van [geïntimeerde] is tevens gebleken dat [appellante] vijf woningen buiten de reguliere procedures en het digitaal systeem VHO om namens [geïntimeerde] heeft verhuurd.
2.10.
Op 10 februari 2021 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [geïntimeerde] en [appellante] , waarbij [geïntimeerde] haar heeft geconfronteerd met haar bevindingen. Tijdens een schorsing van het gesprek heeft [appellante] , ondanks een uitdrukkelijk verzoek van [geïntimeerde] om dat niet te doen, gegevens van haar mobiele telefoon en tablet verwijderd. [appellante] is op non-actief gesteld met behoud van salaris. Een en ander is bevestigd bij brief van 12 februari 2021.
2.11.
[geïntimeerde] heeft een onafhankelijk forensisch onderzoeksbureau, [bedrijf] genaamd, ingeschakeld. [bedrijf] heeft de dossiers met betrekking tot de henneppanden en [straatnaam 6] 23 onderzocht en per woning de geconstateerde onregelmatigheden in kaart gebracht. Bij nagenoeg alle betrokken woningen wijkt de handtekening op het huurcontract sterk af (zichtbaar op het eerste gezicht) van dat onder het ID van de bewuste huurder. Verder bevinden zich in de dossiers onder meer verschillende exemplaren van salarisspecificaties (word- en PDF document), documenten met verschillende adressen van de werkgever en een werkgeversverklaring met een stempel van de werkgever waar een spelfout in staat (Leidschedam in plaats van Leidschendam). Een dossier bleek geheel leeg te zijn en in een ander dossier bleek de huurster aangifte te hebben gedaan van identiteitsfraude. Naar aanleiding van dit laatste heeft [geïntimeerde] [appellante] gevraagd of zij het ID van de huurster in kwestie wel gecheckt heeft tijdens de oplevering (zoals voorgeschreven op grond van het CDD-beleid, zie 2.4) maar [appellante] heeft tot twee maal toe niet op die vraag gereageerd.
2.12.
[bedrijf] heeft ook de aanwezige data op de zakelijke telefoon en tablet van [appellante] - die tijdens het onder 2.10 genoemde gesprek door [appellante] zijn afgegeven - uitgelezen. Uit het onderzoek van [bedrijf] blijkt dat [appellante] gebruik heeft gemaakt van minimaal één USB-stick die onder andere allerlei documentatie van (kandidaat-) huurders van [geïntimeerde] en een map genaamd “Truckendoos” bevat. In die map bevinden zich mappen, bijvoorbeeld “ [naam 1] ”, met een submap genaamd “Documenten die gewijzigd moeten worden”, “ [naam 2] ”, met een submap genaamd “Gegevens die aangepast moeten worden”, en “Opsporen Hoe herken je fake websites van huurkandidaten in twee stappen. msg”. In twee gevallen zijn ook originele stukken (ID, werkgeversverklaring, salarisspecificaties en bankafschriften) van kandidaat-huurders aangetroffen, die per e-mail aan [appellante] zijn toegezonden en een paar maanden later voorzien van een andere naam ( [naam 1] en [naam 2] , laatstgenoemde was huurder van een van de henneppanden) door [appellante] van haar privé e-mailadres naar haar zakelijke e-mailadres zijn verzonden en vervolgens zijn doorgezonden naar het Document Center van [geïntimeerde] .
2.13.
Tijdens een gesprek met [appellante] op 19 februari 2021 heeft [geïntimeerde] haar op staande voet ontslagen. Uit een overgelegd transcript van het gesprek blijkt dat [appellante] geen verklaring voor de constateringen van [bedrijf] heeft gegeven en meerdere keren heeft verklaard de vraag te willen parkeren om deze later in het bijzijn van een advocaat te beantwoorden.
2.14.
Het [appellante] gegeven ontslag op staande voet is door [geïntimeerde] bevestigd bij brief van diezelfde datum. [appellante] heeft berust in het ontslag.
2.15.
[geïntimeerde] heeft in maart 2021 aangifte tegen [appellante] gedaan bij de politie.
2.16.
Bij brief van 26 april 2021 heeft [geïntimeerde] [appellante] gesommeerd tot betaling van een schadebedrag van € 88.133,06 uiterlijk op 17 mei 2021.
2.17.
Na verder onderzoek heeft de politie Midden-Nederland op 13 juli 2021 een hennepkwekerij aangetroffen op de door [geïntimeerde] verhuurde woning aan [straatnaam 1] 28 te [plaats 1] . Ook hier is [appellante] bij de totstandkoming van de huurovereenkomst betrokken geweest. [bedrijf] heeft bij bestudering van het dossier opnieuw diverse onregelmatigheden aangetroffen. Onder meer bevonden zich daarin twee werkgeversverklaringen waarop verschillende beroepen van de kandidaat-huurder waren vermeld.

3.Beoordeling

3.1.
In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat [appellante] aansprakelijk is voor de schade, herstelkosten, gederfde huurinkomsten en het openstaande huursaldo betreffende de zogenaamde henneppanden en [straatnaam 6] 23 en gevorderd [appellante] te veroordelen tot betaling uit dien hoofde van een bedrag van € 96.714,65, alsmede een verklaring voor recht dat [appellante] aansprakelijk is voor de onderzoekskosten van [bedrijf] en [X] Advocaten en [appellante] te veroordelen tot betaling van die kosten van € 32.337,38, een en ander vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en de reële proceskosten.
3.2.
De kantonrechter heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, met uitzondering van de verklaring voor recht ten aanzien van [X] Advocaten en de volledige proceskosten (de kosten van [X] Advocaten). Aan onderzoekskosten (van [bedrijf] ) is € 8.099,45 toegewezen. Ook de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn toegewezen en [appellante] is veroordeeld in de (geliquideerde) proceskosten.
3.3.
Tegen deze toewijzende beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] in dit hoger beroep op. [geïntimeerde] bestrijdt de grieven en heeft haar eis in hoger beroep vermeerderd, zoals hiervoor bij het procesverloop weergegeven.
3.4.
Met haar
grieven 2 tot en met 4, die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, komt [appellante] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij op grond van artikel 7:661 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) aansprakelijk is voor de door [geïntimeerde] gestelde schade en kosten omdat sprake is van opzet dan wel bewust roekeloos handelen van [appellante] .
3.5.
Het hof onderschrijft het oordeel van de kantonrechter en de gronden waarop dat berust en licht dit als volgt toe. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg vele stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stellingen. Het hof volstaat hier met een verwijzing naar de in de zojuist vermelde feiten genoemde stukken, waaronder de onderzoeksresultaten van [bedrijf] per woning (zie 2.11), het overzicht van de bestanden op de door [appellante] gebruikte USB-stick en de originele en vervalste stukken die [appellante] van haar privé e-mailadres naar [geïntimeerde] heeft verzonden (zie 2.12). [appellante] heeft deze stukken - ook in hoger beroep - onbesproken gelaten. Wel heeft [appellante] in hoger beroep aangevoerd dat zij nooit een USB-stick heeft gebruikt en de aangetroffen bestanden nooit op haar laptop heeft gedownload. [geïntimeerde] heeft daar tegen ingebracht dat het om zogenaamde LNK-files gaat, die uitsluitend worden aangemaakt op een device (laptop of tablet) wanneer de bestanden, die zich op een USB-stick bevinden, op dat device worden geopend. Opent men de documenten niet, dan wordt geen LNK-file aangemaakt. Nu [appellante] deze nadere toelichting niet heeft weersproken, gaat het hof van de juistheid daarvan uit. Hetzelfde geldt voor de inhoud van de hiervoor genoemde stukken, die door [appellante] niet zijn betwist. Uit die stukken blijkt dat [appellante] - daargelaten de vraag of zij zelf documenten heeft vervalst - in ieder geval vervalste documenten heeft gebruikt (zie 2.12) en dat zij, zoals de kantonrechter heeft geoordeeld, de totstandkoming van de huurovereenkomsten heeft gemanipuleerd door gebruikmaking van die vervalste documenten.
3.6.
Daarmee is naar het oordeel van het hof sprake van opzet van [appellante] als bedoeld in artikel 7:661 lid 1 BW. Nu [appellante] verder geen concreet en onderbouwd verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van [geïntimeerde] ( [appellante] heeft volstaan met kale betwistingen), is ook het hof van oordeel dat zij ingevolge artikel 7:661 lid 1 BW aansprakelijk is voor de schade die zij bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst aan [geïntimeerde] heeft toegebracht. Op zich is juist, zoals door [appellante] is betoogd, dat ook de huurders jegens [geïntimeerde] aansprakelijk zijn voor de toegebrachte schade en dat het voor het bepalen van de omvang van de aansprakelijkheid van [appellante] nodig is inzicht te hebben in de mogelijkheid voor [geïntimeerde] om haar vordering op de huurders te verhalen. [geïntimeerde] heeft immers een schadebeperkingsplicht jegens [appellante] . Echter, omdat [geïntimeerde] in hoger beroep heeft aangevoerd dat een aantal van de huurders met de noorderzon vertrokken is en dat anderen geen verhaal bieden, en [appellante] op die stellingen - ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - niet heeft gereageerd, gaat het hof er vanuit dat de huurders geen verhaal bieden. [appellante] is daarmee voor de volledige schade aansprakelijk.
3.7.
[appellante] heeft zich in hoger beroep op eigen schuld beroepen, stellende dat de documenten op grond van het vier-ogenprincipe ook door de regiomanager moesten worden bezien, maar dat dit niet of onvoldoende is gedaan, zodat [geïntimeerde] in dit opzicht nalatig is geweest. Volgens [appellante] is dit (mede) toerekenbaar aan [geïntimeerde] en dient dit te leiden tot een vermindering van haar vergoedingsplicht. Het hof volgt [appellante] niet in dit betoog. Nog daargelaten dat [geïntimeerde] in reactie op het beroep van [appellante] op eigen schuld onbetwist heeft aangevoerd dat in dit geval de stukken niet langs de regiomanager gingen maar dat de medewerkers, waaronder [appellante] , met de door die regiomanager verstrekte inloggegevens zelf inlogden en de documenten goedkeurden, levert de enkele omstandigheid dat andere medewerkers de documenten niet op onregelmatigheden hebben gecontroleerd, althans die niet hebben gezien, geen eigen schuld van [geïntimeerde] op. Hooguit zou dit ertoe kunnen leiden dat ook ten aanzien van die medewerker(s) maatregelen genomen hadden kunnen worden door [geïntimeerde] , hetgeen - zo staat als onbetwist vast - ook is gebeurd.
3.8.
Omdat [appellante] niet gegriefd heeft tegen de hoogte van de gestelde schade en kosten, gaat het hof uit van de juistheid van de door de kantonrechter toegewezen bedragen. Tegen de vermeerdering van eis in hoger beroep en de stellingen die [geïntimeerde] daaraan ten grondslag heeft gelegd, heeft [appellante] in het geheel geen verweer gevoerd, zodat die vordering eveneens toewijsbaar is.
3.9.
De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd en de in hoger beroep vermeerderde vordering zal worden toegewezen, met dien verstande dat de wettelijke rente over dat bedrag - ter voorkoming van executiegeschillen - zal worden toegewezen vanaf de datum van de memorie van antwoord. [appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in appel.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
en voorts:
verklaart voor recht dat [appellante] aansprakelijk is voor de schade ten aanzien van [straatnaam 1] 28 te [plaats 1] ;
veroordeelt [appellante] tot betaling aan [geïntimeerde] van € 27.617,57 aan schadevergoeding voor [straatnaam 1] 28 te [plaats 1] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade de memorie van antwoord tot aan de dag van de voldoening;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 5.689,00 aan verschotten en € 3.481,00 voor salaris advocaat en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, R.J.M. Smit en F.J. van de Poel en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2023.