ECLI:NL:GHAMS:2023:149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
200.317.829/01OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar beleid en gang van zaken van Centric Holding B.V. en gerelateerde vennootschappen

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2023 een beschikking gegeven inzake een verzoek van de advocaat-generaal tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Centric Holding B.V. en haar dochtervennootschappen. De advocaat-generaal heeft gegronde redenen aangevoerd voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken binnen Centric, waarbij de invloed van de indirecte aandeelhouder [B] op het bestuur en de governance van de vennootschap centraal staat. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat er een groot aantal bestuurswisselingen heeft plaatsgevonden en dat het bestuur niet in staat is geweest om zelfstandig en onafhankelijk te opereren. Dit heeft geleid tot onrust onder medewerkers en klanten, en heeft de continuïteit van de onderneming in gevaar gebracht. De Ondernemingskamer heeft besloten een onderzoek te gelasten over de periode van 1 januari 2018 tot 3 november 2022, waarbij de kosten van het onderzoek voor rekening van Centric Holding komen. Tevens zijn er onmiddellijke voorzieningen getroffen, waaronder de overdracht van aandelen aan een beheerder om de besluitvorming te waarborgen en de invloed van [B] te beperken. De Ondernemingskamer heeft mr. Y. Borrius benoemd als onderzoeker en mr. A.W.H. Vink als raadsheer-commissaris.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.317.829/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 27 januari 2023
inzake
DE ADVOCAAT-GENERAAL BIJ HET RESSORTSPARKET AMSTERDAM,
mr. M.E. de Meijer,
zetelend te Amsterdam,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. P.P.M. van Kippersluis, kantoorhoudende te Den Haag,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS HOLDING B.V.,
gevestigd te Gouda,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Gouda,
VERWEERSTERS,
advocaten:
mr. I. Spinathen
mr. F.D. Crul, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
5.
[B]
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. P.B.A. Acda,kantoorhoudende te Roermond,
e n t e g e n

6 DE ONDERNEMINGSRAAD VAN CENTRIC NETHERLANDS B.V.

gevestigd te Gouda,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. R.J.W. Analbersen
mr. T.L.C.W. Noordoven, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

7 [C] ,

wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaten:
mr. J.C. van Nassen
mr. H. Schreur, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
  • verzoeker als de advocaat-generaal;
  • verweersters ieder afzonderlijk als Centric Holding, Centric Netherlands Holding, Centric Netherlands en gezamenlijk als Centric;
  • belanghebbenden sub 4 als [A] ;
  • belanghebbende sub 5 als [B] ;
  • belanghebbende sub 6 als de ondernemingsraad;
  • belanghebbende sub 7 als [C] ;
  • [D] als [D] ;
  • Dutch Solar Systems B.V. als DSS;
  • [E] , voormalig uitvoerende bestuurder van Centric Holding, als [E] ;
  • [F] , voormalig uitvoerende bestuurder en CEO van Centric Holding, als [F] ;
  • [G] , voormalig niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding, als [G] ;
  • [H] , voormalig niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding, als [H] .

1.Het verloop van het geding

1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar het proces-verbaal van het verhandelde ter terechtzitting van 3 november 2022 en naar de beschikking van 10 november 2022 in deze zaak.
1.2
De Ondernemingskamer heeft op de zitting van 3 november 2022 mondeling uitspraak gedaan in deze zaak. In haar mondelinge uitspraak en in haar beschikking van 10 november 2022 heeft de Ondernemingskamer voorshands geoordeeld dat gegronde redenen bestaan voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Centric en – verkort weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang en vooralsnog voor de duur van de procedure:
- [B] geschorst als bestuurder van Centric Holding;
- mr. P.N. Wakkie benoemd als uitvoerende bestuurder van Centric Holding en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig bevoegd is Centric Holding te vertegenwoordigen;
- W.L. Meijer benoemd als niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding, tevens voorzitter van de raad van bestuur met beslissende stem;
- de door [A] gehouden aandelen in Centric Holding, met uitzondering van één aandeel, ten titel van beheer overgedragen aan mr. M.W.E. Evers (hierna ook: de beheerder); en
- het besluit van Centric Holding van 2 november 2022 tot schorsing van [C] als niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding geschorst.
1.3
De Ondernemingskamer heeft in haar mondelinge uitspraak tevens bepaald dat het verzoek van de advocaat-generaal een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Centric vanaf 1 januari 2018, althans 18 december 2021, zal worden behandeld op een nader te bepalen datum.
1.4
Bij brief van 6 december 2022 heeft de Ondernemingskamer partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 19 januari 2023 met de mededeling dat dan het verzoek tot het bevelen van een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Centric zal worden behandeld.
1.5
Centric heeft bij verweerschrift van 5 januari 2023, tevens houdende zelfstandige verzoeken, het verzoek van de advocaat-generaal ondersteund en bij wijze van zelfstandig verzoek ook zelf de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te gelasten naar het beleid en de gang van zaken van Centric vanaf 1 januari 2018, althans 18 december 2021, met dien verstande dat de einddatum van de onderzoeksperiode zal worden bepaald op 3 november 2022, althans 10 november 2022. Daarnaast heeft Centric de Ondernemingskamer verzocht, bij wijze van aanvullende onmiddellijke voorziening, het nog door [A] gehouden aandeel in Centric Holding ten titel van beheer over te dragen aan de reeds door de Ondernemingskamer aangewezen beheerder.
1.6
[A] en [B] hebben bij verweerschrift van 5 januari 2023 de Ondernemingskamer verzocht het verzoek van de advocaat-generaal af te wijzen en de advocaat-generaal te veroordelen in de kosten van de procedure.
1.7
Bij e-mail van 5 januari 2023 heeft mr. Van Nass de Ondernemingskamer bericht dat [C] geen verweerschrift zal indienen, zich refereert aan het oordeel van de Ondernemingskamer ten aanzien van het verzoek om het gelasten van een enquête en dat [C] niet aanwezig zal zijn op de mondelinge behandeling van 19 januari 2023.
1.8
Bij e-mail van eveneens 5 januari 2023 heeft mr. Analbers de Ondernemingskamer laten weten dat de ondernemingsraad geen aanvulling op het verweerschrift van 1 november 2022 zal indienen.
1.9
Het verzoek een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Centric en aanvullende onmiddellijke voorzieningen te treffen is behandeld op de zitting van de Ondernemingskamer van 19 januari 2023. De advocaat-generaal en de advocaten hebben toen de standpunten van de verschillende partijen toegelicht aan de hand van overgelegde aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen, de tijdelijk (niet) uitvoerende bestuurders, de beheerder en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.Inleiding en feiten

2.1
Deze zaak gaat over Centric.
2.2
Centric is een internationaal opererende IT-leverancier die vitale IT-diensten levert aan een groot aantal publieke en semi publieke organisaties, waaronder De Nederlandsche Bank, Bank Nederlandse Gemeenten en 70% van de Nederlandse gemeenten. Centric heeft circa 3.700 werknemers, van wie er circa 2.500 werkzaam zijn in Nederland.
2.3
Centric Holding houdt alle aandelen in Centric Netherlands Holding en is haar enige bestuurder. Centric Netherlands Holding is enig aandeelhouder en enig bestuurder van Centric Netherlands.
2.4
De aandelen in Centric Holding worden gehouden door [A] , een vennootschap waarvan [B] enig bestuurder is. De aandelen in [A] worden gehouden door [I] . [B] is enig bestuurder van [I] .
2.5
Centric Holding staat aan het hoofd van het Centric concern en heeft een
one-tier boarddie volgens de statuten dient te bestaan uit één of meer uitvoerende bestuurders en ten minste drie niet uitvoerende bestuurders. De raad van bestuur wordt op dit moment gevormd door de door de Ondernemingskamer benoemde tijdelijk bestuurders.
2.6
In artikel 11 lid 4 van de statuten van Centric Holding is bepaald dat de uitvoerende bestuurders worden benoemd door de niet uitvoerende bestuurders. In artikel 11 lid 5 van de statuten van Centric Holding is bepaald dat de niet uitvoerende bestuurders worden benoemd door de algemene vergadering, op voordracht van de zittende niet uitvoerende bestuurders. De algemene vergadering heeft evenwel de mogelijkheid de voordracht af te wijzen en is daarna vrij in haar keuze om een andere niet uitvoerende bestuurder te benoemen. De aldus benoemde niet uitvoerende bestuurder zal vervolgens geacht worden te zijn benoemd op voordracht van de niet uitvoerende bestuurders.
2.7
Eind 2018 is een conflict ontstaan tussen [B] en zijn voormalige partner [D] . Nadien is tussen hen een reeks van geschillen ontstaan en zijn diverse rechtszaken gevoerd waarbij uiteindelijk ook Centric betrokken is geraakt. Het conflict tussen [B] en [D] heeft veel aandacht getrokken in de media.
2.8
In 2019 hebben meerdere bestuurswisselingen plaatsgevonden bij Centric Holding:
  • Op 21 februari 2019 is [J] teruggetreden als uitvoerende bestuurder (CEO).
  • Op 1 maart 2019 is [K] teruggetreden als niet uitvoerende bestuurder.
  • Op 27 mei 2019 is [L] teruggetreden als uitvoerende bestuurder (CFO).
  • Op 1 juli 2019 is [M] aangetreden als uitvoerende bestuurder (CFO), maar zij is – na op 21 januari 2020 met onmiddellijke ingang te zijn geschorst – op 3 maart 2020 teruggetreden.
  • Op 18 oktober 2019 is [N] teruggetreden als uitvoerende bestuurder (CCO).
2.9
Naar aanleiding van het vertrek van bestuurders bij Centric, de als gevolg daarvan ontstane onrust bij Centric en zorgen om de continuïteit van de onderneming, zijn op 7 januari 2020 en 7 februari 2020 verschillende Kamervragen gesteld.
2.1
Op 6 maart 2020 is [O] benoemd tot uitvoerende bestuurder van Centric Holding. Op 7 juli 2020 is [G] benoemd tot niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding.
2.11
Begin december 2020 heeft [B] een voor [D] belastend rapport van Lumen Lawyers met medewerkers van Centric gedeeld door verzending per e-mail en plaatsing op de intranetpagina van Centric.
2.12
In december 2020 heeft Ernst & Young Accountants LLP (de toenmalige accountant van Centric, hierna: EY), haar dienstverlening aan Centric opgezegd nadat [B] de juistheid en de volledigheid van de door EY gecontroleerde jaarrekening van Centric publiekelijk ter discussie had gesteld. RSM Netherlands Accountants N.V. (hierna: RSM) is vervolgens bereid gevonden de accountantswerkzaamheden voor Centric uit te voeren.
2.13
Op 21 december 2020 heeft een deurwaarder in opdracht van [D] bewijsbeslag gelegd op de mobiele telefoon van [B] . Tijdens die beslaglegging heeft [B] op afstand de inhoud van zijn mobiele telefoon laten wissen.
2.14
De rechtszaken tegen [D] , de gang van zaken rondom het Lumen Lawyers rapport en de (mislukte) beslaglegging op de telefoon hebben geleid tot negatieve publiciteit met betrekking tot de persoon van [B] en zijn functioneren binnen Centric. Dit heeft ertoe geleid dat met instemming van [B] is besloten dat [B] , in het belang van Centric en de met haar verbonden onderneming, afstand zou nemen van het dagelijkse bestuur van Centric. Op 4 januari 2021 is [B] teruggetreden als niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding en als voorzitter van de raad van bestuur. [B] was vanaf dat moment uitsluitend nog als indirect enig aandeelhouder betrokken bij Centric.
2.15
Op 1 februari 2021 is [E] benoemd tot uitvoerende bestuurder (CFO) van Centric Holding. Op 1 maart 2021 is [C] benoemd tot niet-uitvoerende bestuurder van Centric Holding. Op 9 augustus 2021 is [O] teruggetreden als uitvoerende bestuurder van Centric Holding. Op 10 augustus 2021 is [F] benoemd tot uitvoerende bestuurder (CEO) van Centric Holding.
2.16
In oktober 2021 heeft Rabobank de bancaire relatie met Centric opgezegd.
2.17
Op 18 december 2021 is [D] een gerechtelijke procedure begonnen tegen onder meer Centric Holding en een aantal personen die verbonden zijn (of waren) aan Centric.
2.18
Op 25 maart 2022 hebben Centric en DSS, een vennootschap waarvan [B] indirect aandeelhouder en bestuurder is, conservatoir derdenbeslag laten leggen onder [B] ten laste van [D] . Ten tijde van de beslaglegging werd de raad van bestuur van Centric Holding gevormd door [E] en [F] als uitvoerende bestuurders en [G] , [H] en [C] als niet uitvoerende bestuurders.
2.19
De door [B] aangezochte advocaat, mr. G.M.M.M. van Tilborg, heeft namens Centric en DSS de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg gevraagd verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir derdenbeslag onder [B] , tot zekerheid van verhaal voor vorderingen van Centric en DSS op [D] . Dit verlof is op 24 maart 2022 verleend. Het beslag is op 25 maart 2022 gelegd.
2.2
Op 29 maart 2022 hebben [E] , [F] en [B] een verklaring ondertekend waarin Centric en [B] , voor zover van belang, verklaren dat de vorderingen van Centric en DSS tezamen op [D] voorlopig worden begroot op ten minste € 1.960.000,-; dat Centric en DSS tot zekerheid van verhaal voor hun vorderingen op [D] op 24 maart 2022 verlof hebben gevraagd bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg tot het leggen van conservatoir derdenbeslag; dat dit verlof is verleend en dat Centric en DSS op 25 maart 2022 conservatoir derdenbeslag hebben laten leggen onder [B] ten laste van [D] .
2.21
Bij vonnis van 2 mei 2022 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel het door Centric (en DSS) gelegde conservatoire derdenbeslag opgeheven. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat sprake is van misbruik van (proces)recht aan de zijde van Centric. De voorzieningenrechter heeft daarbij het volgende overwogen:
“4.5. Anders dan door DSS c.s.[Centric en DSS]
is betoogd, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het door DSS c.s. gelegde conservatoire (derden)beslag in feite neerkomt op een verkapt eigenbeslag. Daargelaten of sprake is van vereenzelviging tussen[ [B] ]
en DSS c.s. is het, alle omstandigheden in ogenschouw nemende, aannemelijk dat DSS c.s. zich (hoofdzakelijk) hebben laten leiden door de belangen van[ [B] ]
. (…)
4.6.
Gelet op het vorenstaande staat voldoende vast dat er een sterke mate van verwevenheid is tussen[ [B] ]
en DSS c.s. Dit wordt versterkt door de omstandigheid dat DSS en Centric c.s. gezamenlijk het verzoek tot verlening van het leggen van conservatoir (derden)beslag hebben ingediend en, nadat verlof is verleend, beslag hebben laten leggen onder[ [B] ]
op de vordering van[ [D] ]
op[ [B] ]
. Hoewel DSS en Centric c.s. hebben benadrukt dat zij volledig los van elkaar opererende vennootschappen zijn, zijn zij kennelijk (ongeveer) gelijktijdig en pas na het vonnis van 25 november 2021 op het idee gekomen dat zij een forse vordering op[ [D] ]
hebben die (in totaliteit) het bedrag aan verbeurde dwangsommen overschrijdt. Dat is op zijn minst opmerkelijk te noemen en is zonder dat[ [B] ]
daarbij een bepaalde rol heeft gespeeld, niet (goed) verklaarbaar. (…) De voorzieningenrechter kan daarvoor geen andere reden zien dan dat zowel DSS en Centric c.s. een band heeft met[ [B] ]
en dat de laatste het geschil met[ [D] ]
heeft zoals dat hiervoor besproken is.
4.11.
De voorzieningenrechter is hiervoor tot de slotsom gekomen dat DSS c.s. met het gelegde conservatoire beslag op de vordering van[ [D] ]
niet zozeer het belang van zekerstelling van betaling van een of meer vorderingen op[ [D] ]
dient als wel het belang van het frustreren van het incasseren van dwangsommen door[ [D] ]
.
2.22
Naar aanleiding van het vonnis van 2 mei 2022 heeft RSM vragen gesteld omdat van de gestelde schade en daarbij behorende vordering op [D] in de jaarrekening van Centric geen melding is gemaakt.
2.23
Op 22 mei 2022 hebben [F] en [E] een memorandum gestuurd aan de raad van bestuur van Centric Holding met een uiteenzetting van de ontstane situatie bij Centric en uitten zij hun zorgen over de continuïteit van de onderneming. Het memorandum houdt onder meer het volgende in:
“”De aanhoudende rechtszaken, waarin steeds Centric één op één gekoppeld wordt aan de eigenaar, [B] , maken dat klanten contracten opzeggen of niet meer aangaan, medewerkers vertrekken of niet (meer) bij Centric willen komen werken.
(…)
Het uitvoerend bestuur van Centric heeft, onder druk van de aandeelhouder, in een ultieme poging om partijen bij elkaar te brengen, zich onbedoeld en ongeweten gemengd in dit juridische geschil door een derdenbeslag te laten leggen.
(…)
Uiteraard zeer tegen de wens van de uitvoerende bestuurders, herhaalt de historie zich nu daar er in de rechtszaak onzorgvuldig wordt gepleit, bijvoorbeeld door, in tegenstelling tot wat er in de jaarrekening staat geschreven, de omzetdaling voor een zeer groot deel te wijten aan beweerdelijk handelen door [D] .
(…)
Op 11 mei heeft [B] de voicemail van [F] ingesproken en gemeld dat afspraken geschonden worden en dat Centric geen eigen advocaat mag stellen. [B] is niet van plan zich te houden aan de governance en de statuten. Het bestuur van Centric moet doen wat de aandeelhouder zegt en anders ontstaan grote problemen (aldus [B] ).
Maandag 16 mei jl hebben niet uitvoerend bestuurder en bestuursvoorzitter [G] en [F] een gesprek gevoerd met [B] om te pogen Centric buiten het juridische geschil te houden en een eigen koers te laten varen. [B] heeft duidelijk te verstaan gegeven dat hij bepaalt wat er gebeurt en niemand anders. Tevens geeft hij aan dat hij actiever betrokken wilt worden bij Centric omdat in zijn ogen het huidige uitvoerend bestuur niet in staat is om het bedrijf fatsoenlijk te besturen.
[B] trekt dit nog breder en wil operationeel de divisies gaan sturen en reviewen. Als je als CEO niet luistert word je direct ontslagen en na attent making op het feit dat dit conform de statuten niet kan zegt [B] dan het hele bestuur van Centric eruit te zullen gooien.
(…)
Op 19 Mei spreekt [B] de voicemail in van [F] waarin een fors aantal bedreigingen en beschuldigingen worden geuit. [F] fraudeert, malverseert en komt afspraken niet na. Zonder de bedreigingen die op voicemail staan bevestigt [B] in een email van 19 mei 21:43 uur dat er ernstige vergrijpen zijn en dat [B] een belangrijke rol heeft binnen de onderneming en dat dit blijft. [B] beschuldigt de uitvoerend bestuurders van het rapporteren van onjuiste maandcijfers als zijnde een zwaar vergrijp. Het dreigen met scenario’s als een voorlopige voorziening bij de Ondernemingskamer accepteert hij niet. De bedreigingen op de voicemail dat het slecht met [F] afloopt zijn vervangen voor een goed gesprek waarbij [F] moet doen wat [B] zegt anders ontstaat vertrouwensbreuk.
Verslag gesprek [B] , [G] en [F] dd 16 mei 2022
(…) Dan naar rechtszaak Centric (derdenbeslag). [B] geeft aan dat hij dit overneemt. Centric wordt bevolen daar niets meer te doen. [B] geeft aan dat hij de zaak overneemt en dat de uitspraak van rechter hem niet interesseert.
(…) [F] legt uit dat het bestuur voor de zaak van Centric staat. Het bestuur van Centric, moet conform de statuten en het directiereglement de zaak van Centric dienen. [B] geeft aan dat de onderneming van hem is. Als het bestuur niet luistert is daar het gat van de deur. [B] herhaalt dit schreeuwend tegen [F] een aantal keer. [F] geeft aan dat hij geen afspraken heeft geschonden. [B] herhaalt nog een keer dat iedereen, inclusief [G] en [F] naar hem moet luisteren. (…)”
2.24
In het memorandum wordt benadrukt dat het noodzakelijk is om stappen te nemen om de continuïteit van Centric te waarborgen. Blijkens het memorandum is de bankrelatie tussen Centric en Rabobank in 2021 door Rabobank opgezegd en is sprake van “
een ernstig verstoorde relatie tussen [B] en Rabobank”, heeft verzekeraar Zurich de polis voor de cyber-security verzekering opgezegd omdat het risicoprofiel van Centric te hoog is en is er volgens [F] en [E] een groot risico dat RSM als gevolg van de ontstane situatie haar werkzaamheden beëindigt. In dat kader hebben [F] en [E] enkele scenario’s geschetst, waaronder het aanhangig maken van een enquêteprocedure bij Ondernemingskamer, die zij in stemming wensen te brengen in een bestuursvergadering van Centric Holding.
2.25
Op 24 mei 2022 heeft een bestuursvergadering plaatsgevonden van Centric Holding en hebben de toenmalige niet uitvoerende bestuurders ( [G] , [H] en [C] ) tegen de gang naar de Ondernemingskamer gestemd. In de bestuursvergadering hebben [F] en [E] kenbaar gemaakt hun dienstverband te willen beëindigen, waarna zij per respectievelijk 7 juni 2022 en 1 juli 2022 zijn teruggetreden.
2.26
In een persbericht van 7 juni 2022 heeft Centric aangekondigd dat [C] (toen nog een van de niet uitvoerende bestuurders) met ingang van 1 juli 2022 [F] zou opvolgen als CEO van Centric Holding. Hierover is op 10 juni 2022 een adviesaanvraag ingediend bij de ondernemingsraad.
2.27
Bij brief van 6 juli 2022 heeft de advocaat-generaal Centric Holding en [B] bericht dat zij een verkennend onderzoek is gestart naar Centric en dat dit onderzoek tot gevolg zou kunnen hebben dat een enquêteverzoek wordt ingediend bij de Ondernemingskamer om redenen van openbaar belang. Het verkennend onderzoek naar Centric zag op de volgende onderwerpen: (i) de achtergrond van de onrust bij Centric Holding, (ii) de gang van zaken rondom de beslaglegging die heeft geleid tot het vonnis van 2 mei 2022, (iii) de invloed van [B] op het beleid en de gang van zaken bij Centric, in het bijzonder met betrekking tot zijn conflict met [D] , en de mate waarin de governance voldoende bestand is tegen oneigenlijke invloed, en (iv) de gevolgen van de bevindingen voor de continuïteit van Centric.
2.28
In de periode vanaf juli tot en met september 2022 heeft de advocaat-generaal in het kader van het verkennend onderzoek gesprekken gevoerd met onder meer (oud) leden van de raad van bestuur Centric Holding, de ondernemingsraad en [B] .
2.29
Bij brief van 26 juli 2022 aan de raad van bestuur van Centric Holding heeft RSM, de accountant van Centric, onder meer de volgende aanvullende voorwaarden gesteld om haar dienstverlening voort te kunnen zetten:

(…)

De heer [B] zal in de toekomst op geen enkele wijze – anders dan in zijn hoedanigheid van aandeelhouder – bemoeienis hebben met de aansturing en de operationele gang van zaken binnen Centric en haar gelieerde vennootschappen.

De heer [B] zal niet meer terugkeren in een bestuurlijke respectievelijke toezichthoudende of wat voor functie dan ook binnen Centric dan wel bij een tot haar groep behorende vennootschap.
(…)

Centric onthoudt zich van (procedures omtrent) inmenging in zaken die in enige relatie staan tot de persoonlijke belangen van de heer [B] .
(…)”
RSM schrijft in haar brief dat zij zich het recht voorbehoudt de werkzaamheden (tijdelijk) te staken en de opdracht op te zeggen als deze afspraken worden geschonden en verzoekt een mede door [B] ondertekende kopie van haar brief met de opdrachtbevestiging retour te sturen. [B] heeft geweigerd de brief te ondertekenen.
2.3
In een conceptadvies van 16 september 2022 heeft de ondernemingsraad negatief geadviseerd over de benoeming van [C] tot CEO.
2.31
Bij brief van 26 september 2022 heeft de advocaat-generaal haar bezwaren kenbaar gemaakt tegen het beleid en de gang van zaken van Centric. In de brief doet de advocaat-generaal een voorstel voor bepaalde maatregelen die door Centric genomen kunnen worden om aan die bezwaren tegemoet te komen. De advocaat-generaal schrijft dat de maatregelen moeten voorzien in een verbetering van de
checks and balancesbinnen Centric, door bijvoorbeeld het enquêterecht toe te kennen aan de ondernemingsraad en de organisatie van de ondernemingsraad te versterken.
2.32
Op 17 oktober 2022 heeft de advocaat van Centric Holding de advocaat-generaal laten weten dat [B] , als bestuurder van [I] voornemens was om zichzelf tot lid van de raad van bestuur van Centric Holding te (laten) benoemen. Daarop heeft de advocaat-generaal [B] op 18 oktober 2022 medegedeeld dat zij een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer zou starten indien [B] zou terugkeren in de raad van bestuur van Centric Holding.
2.33
Op 19 oktober 2022 heeft een algemene vergadering van Centric Holding plaatsgevonden waarin [B] zichzelf heeft benoemd tot niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding en voorzitter van de raad van bestuur. Diezelfde dag heeft [B] de advocaat-generaal laten weten dat hij zichzelf heeft benoemd tot niet uitvoerende bestuurder van Centric en dat [G] en [H] per direct zijn teruggetreden als niet uitvoerende bestuurders. Daarmee bestond de raad van bestuur van Centric Holding vanaf dat moment nog uit de niet uitvoerende bestuurders [C] en [B] , waarbij [B] tevens voorzitter van de raad van bestuur was.
2.34
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal haar bezwaren tegen de benoeming van [B] geuit en Centric Holding verzocht uiterlijk 24 oktober 2022 te bevestigen dat [B] terugtreedt als niet uitvoerende bestuurder. [B] heeft bij e-mail van 23 oktober 2022 de advocaat-generaal medegedeeld dat hij geen gevolg zal geven aan dit verzoek.
2.35
Blijkens voornoemde e-mail van 23 oktober 2022 is [B] van mening dat er sprake is van een jegens hem en zijn partner [P] gerichte samenspanning, waarbij het Openbaar Ministerie zou samenwerken met [D] . Ook rechters zouden samenwerken met [D] , betaald worden door [D] om dwangsommen op te leggen aan [B] en vervolgens meedelen in de opgelegde dwangsommen. Verder schrijft [B] dat [D] beslag heeft laten leggen door een bevriende deurwaarder. De betreffende deurwaarder zou bij die gelegenheid de woning hebben betreden van [P] en afluisterapparatuur hebben geplaatst. Tevens zou een medewerker van de betreffende deurwaarder de software in het remsysteem van de auto van [P] hebben gemanipuleerd waarna [B] en [P] aangifte hebben gedaan van poging tot doodslag.
2.36
Bij brief van 26 oktober 2022 aan de Ondernemingskamer, die als aanvullende productie in het geding is gebracht, heeft [B] zijn verdenkingen herhaald en onder meer het volgende geschreven:

Bij een inval van een deurwaarder in de woning van [P] is iemand de garage binnengedrongen en heeft met de software van het remsysteem van de auto geknoeid. Dit had een dodelijk ongeval kunnen veroorzaken. Poging tot doodslag is strafbaar. Het zijn delicten waar het OM sancties aan zou moeten verbinden. Dat gebeurt niet. Het OM weigert dit, vermoedelijk omdat personen binnen het OM, maar mogelijk ook van de rechtbank Almelo, deel uitmaken van het bedrog.
(…) de aantijgingen jegens mij en [P] dienen om de fraude en de poging tot doodslag te camoufleren, in plaats van een fraudeonderzoek en een onderzoek naar de poging tot doodslag in te stellen, heeft het OM een niet-aflatende stroom van procedures over smaad en laster gefaciliteerd. Rechters hebben voor miljoenen dwangsommen opgelegd om de mond van mij en mijn vriendin te snoeren, terwijl wij de waarheid spreken.
(…) Het lijkt erop dat het OM baat heeft bij de misleidende berichtgeving, vermoedelijk omdat personen binnen het OM onderdeel van het fraudenetwerk van [D] zijn.
2.37
[B] heeft de advocaat van Centric verboden om ter gelegenheid van de zitting van 3 november 2022 namens Centric verweer te voeren in deze procedure.
2.38
Bij verweerschrift van 1 november 2022 heeft [C] meegedeeld dat hij het verzoek van de advocaat-generaal om een enquête bij Centric te gelasten en [B] te schorsen als bestuurder van Centric Holding ondersteunt. Op 2 november 2022 is [C] door [B] namens het niet uitvoerende bestuur geschorst als niet uitvoerend bestuurder van Centric Holding.
2.39
Op 3 november 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek van de advocaat-generaal tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen plaatsgevonden. Diezelfde avond heeft de Ondernemingskamer mondeling uitspraak gedaan (zie 3.5).

3.De gronden van de beslissing

De standpunten van partijen
3.1
De advocaat-generaal heeft aan het verzoek ten grondslag gelegd dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Centric en dat de toestand van de vennootschappen nodig maakt dat onmiddellijke voorzieningen worden getroffen. Als toelichting heeft de advocaat-generaal – samengevat – het volgende naar voren gebracht:
De governance binnen Centric functioneert niet naar behoren. Dit komt onder meer tot uitdrukking in het grote aantal bestuurswisselingen dat heeft plaatsgevonden. Het bestuur van Centric is in de praktijk niet in staat om weerstand te bieden aan de wensen van de enig (indirecte) aandeelhouder [B] en heeft zich laten leiden door het privébelang van [B] in plaats van het belang van Centric, hetgeen onder meer blijkt uit de gang van zaken rondom de beslaglegging door Centric Holding (en DSS) onder [B] ten laste van [D] . Bovendien zorgt het disfunctioneren van de governance voor negatieve publiciteit en onrust onder medewerkers, klanten en relaties van Centric.
De verhoudingen binnen Centric zijn verstoord geraakt doordat [B] zichzelf heeft benoemd tot niet uitvoerende bestuurder van Centric Holding en voorzitter van de raad van bestuur. Het bestuur van Centric Holding beschikt niet over de statutair voorgeschreven minimale bezetting (artikel 11 lid 1 van de statuten) en de terugkeer van [B] heeft geleid tot een verdere leegloop van het bestuur. Verder heeft RSM aangekondigd de dienstverlening te beëindigen als [B] als bestuurder terugkeert.
Het disfunctioneren van de governance en de terugkeer van [B] in het bestuur vormen een bedreiging voor de continuïteit van de onderneming. Medewerkers vertrekken als gevolg van de onrust en Centric heeft problemen met de werving van nieuw personeel. Door hoge kosten voor de inhuur van uitzendkrachten en problemen met de acquisitie van nieuwe klanten zijn de activiteiten van Centric in Nederland verlieslatend. Bovendien hebben diverse klanten door de onrust hun contract met Centric niet verlengd of opgezegd.
De advocaat-generaal heeft ter zitting volhard in het verzoek om bij wijze van onmiddellijke voorziening alle door [A] gehouden aandelen in Centric Holding ten titel van beheer over te dragen aan de beheerder.
3.2
Centric meent om dezelfde redenen als de advocaat-generaal heeft aangevoerd dat sprake is van gegronde redenen om te twijfelen aan een juist beleid of een juiste gang van zaken. Centric onderschrijft het verzoek van de advocaat-generaal en verzoekt ook zelf de Ondernemingskamer om een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Centric. Verder heeft Centric bij wijze van aanvullende onmiddellijke voorziening de Ondernemingskamer verzocht ook het laatste nog door [A] gehouden aandeel in Centric Holding ten titel van beheer over te dragen aan de door de Ondernemingskamer aangewezen beheerder. Aan dit laatste verzoek heeft Centric het volgende ten grondslag gelegd:
In de huidige situatie is besluitvorming buiten vergadering niet (zonder meer) mogelijk, omdat daarvoor de instemming van alle aandeelhouders vereist is. Gezien het feit dat [B] tot op heden onbereikbaar is gebleven voor de door de Ondernemingskamer benoemde bestuurders en beheerder (hierna: de OK-functionarissen), zou dit kunnen leiden tot nodeloze vertraging van de besluitvorming in de algemene vergadering van Centric Holding.
Centric wil nieuwe onrust voorkomen. Het is onwenselijk dat personen en instanties die door de OK-functionarissen bij Centric worden betrokken tijdens een algemene vergadering geconfronteerd worden met [B] .
De huidige situatie leidt zowel intern als extern tot diverse vragen. De overdracht van het laatste aandeel maakt voor de buitenwacht duidelijk dat [B] op dit moment geen enkele betrokkenheid en zeggenschap meer heeft binnen Centric, hetgeen een belangrijke omstandigheid kan zijn – zo is de OK-functionarissen gebleken – voor klanten en zakelijk dienstverleners om de relatie met Centric te behouden of te herstellen.
3.3
De ondernemingsraad en [C] onderschrijven het verzoek van de advocaat-generaal.
3.4
[A] en [B] hebben verweer gevoerd. De Ondernemingskamer zal hieronder waar nodig op dit verweer ingaan.
De beoordeling
3.5
Bij mondelinge uitspraak van 3 november 2022 heeft de Ondernemingskamer voorshands geoordeeld dat gegronde redenen bestaan voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van Centric.
3.6
Dat oordeel luidt nu niet anders. Integendeel, uit de hiervoor onder de feiten weergegeven gang van zaken blijkt dat het bestuur van Centric niet in staat is geweest om voldoende zelfstandig en onafhankelijk te opereren en dat daarbij het belang van Centric en de door haar gedreven onderneming onvoldoende gescheiden wordt gehouden van de privébelangen van [B] . Met name de gang van zaken rondom de beslaglegging door Centric (en DSS) onder [B] ten laste van [D] roept vragen op. Aannemelijk is dat – zoals ook de voorzieningenrechter op 2 mei 2022 heeft geoordeeld – dit beslag uitsluitend bedoeld was om verhaal van door [B] verbeurde dwangsommen te voorkomen en dat daarom een vordering van Centric op [D] is gefabriceerd. Het bestuur van Centric heeft daar aan meegewerkt, althans heeft daar onvoldoende weerstand tegen geboden.
3.7
Dat het bestuur van Centric niet voldoende in staat was zelfstandig en onafhankelijk te opereren wordt bevestigd door het feit dat zich bij Centric in de loop van 2019 een groot aantal bestuurswisselingen heeft voorgedaan. Daarbij bestaat de indruk dat [B] geen tegenspraak of kritiek duldt en dat hem onwelgevallige leden van de raad van bestuur van Centric telkens het veld moeten ruimen. In dat verband is illustratief de wijze waarop [F] en [E] zich in de nasleep van de uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 mei 2022, na hun memorandum van 22 mei 2022 (zie 2.22 en 2.23) en hun voorstel in de bestuursvergadering van 24 mei 2022 een enquêteprocedure aanhangig te maken, gedwongen hebben gezien terug te treden, dat [G] en [H] per direct zijn teruggetreden als niet uitvoerende bestuurders, nadat [B] zichzelf op 19 oktober 2022 als voorzitter van de raad van bestuur van Centric Holding had benoemd, en dat vervolgens ook [C] is geschorst nadat hij zich achter het enquêteverzoek had geschaard dat door de advocaat-generaal was ingediend.
3.8
De Ondernemingskamer wordt in haar oordeel dat [B] niet voldoende in staat is om het belang van Centric gescheiden te houden van zijn privébelangen en van zijn conflict met [D] gesterkt door hetgeen door [B] ter zitting van 19 januari 2023 naar voren is gebracht. [B] heeft daarbij op geen enkel moment blijk gegeven zich bewust te zijn van de bestaande aanzienlijke problemen van Centric of gereflecteerd op zijn eigen aandeel daarin, en wat nu in het belang van Centric zou zijn. In plaats daarvan heeft hij zich ter zitting uitsluitend gericht op het conflict met [D] en de volgens hem daaraan ten grondslag liggende samenspanning tussen [D] , de rechterlijke macht, de belastingdienst, het openbaar ministerie en de pers, zoals dit ook al bleek uit de brieven van [B] aan de advocaat-generaal en de Ondernemingskamer van 23 oktober 2022 en 26 oktober 2022. Dit alles geeft nog steeds aanleiding te betwijfelen of [B] voldoende in staat is om op een juiste wijze leiding te geven aan een onderneming met de aard en omvang van Centric. Dit is des te klemmender nu het handelen van [B] en diens hernieuwde betrokkenheid bij Centric opnieuw hebben geleid tot grote onrust.
3.9
Op 3 november 2022 was de stand van zaken dat het bestuur van Centric Holding uitsluitend nog bestond uit [B] . De accountant RSM had zich teruggetrokken en verzekeraar Zurich had de cyber security polis opgezegd. Onder meer ASML en DNB hadden het contract met Centric niet verlengd of opgezegd. Belangrijke klanten waaronder Arbo Unie, PGGM en Bank Nederlandse Gemeenten overwogen de relatie met Centric te beëindigen. Er was grote onrust onder het personeel van Centric dat dreigde te vertrekken. Een deel van het personeel was al vertrokken. De werving van nieuw personeel stokte. Centric kampte hierdoor met hoge kosten voor de noodzakelijke inhuur van mensen om vertrekkend personeel op te vangen. De Nederlandse activiteiten van Centric waren als gevolg daarvan inmiddels verlieslatend. Dit alles vormde een directe en acute bedreiging voor de continuïteit van Centric en de met haar verbonden onderneming.
3.1
Uit het voorgaande volgt dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en juiste gang van zaken van Centric in de periode tot 3 november 2022, die een onderzoek rechtvaardigen. De Ondernemingskamer zal dan ook overeenkomstig de verzoeken van de advocaat-generaal en Centric een onderzoek gelasten naar het beleid en de gang van zaken van Centric Holding, Centric Netherlands Holding en Centric Netherlands met betrekking tot de hiervoor onder 3.6 tot en met 3.9 genoemde onderwerpen en wel vanaf 1 januari 2018 tot 3 november 2022, de dag waarop de onmiddellijke voorzieningen zijn gelast.
3.11
De Ondernemingskamer zal de kosten van het onderzoek voor rekening brengen van Centric Holding. De Ondernemingskamer zal het bedrag dat het onderzoek maximaal mag kosten niet meteen vaststellen. De Ondernemingskamer zal de onderzoeker vragen om binnen zes weken een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen. De Ondernemingskamer zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over die begroting en vervolgens het onderzoeksbudget vaststellen.
3.12
De Ondernemingskamer ziet verder aanleiding om bij wijze van nadere onmiddellijke voorziening ook het laatste door [A] gehouden aandeel in Centric Holding ten titel van beheer over te dragen aan de beheerder van aandelen. In dat kader is het volgende van belang.
3.13
De Ondernemingskamer heeft bij mondelinge uitspraak van 3 november 2022 en bij beschikking van 10 november 2022 [B] geschorst als niet uitvoerende bestuurder van Centric, Wakkie en Meijer benoemd tot uitvoerende respectievelijk niet uitvoerende bestuurder van Centric en de door [A] gehouden aandelen in Centric Holding, met uitzondering van één aandeel overgedragen aan Evers als beheerder van aandelen.
3.14
Na het aantreden van Wakkie en Meijer als bestuurders van Centric Holding is de rust bij Centric hersteld. Wakkie heeft ter zitting toegelicht dat RSM bereid is gevonden de dienstverlening voort te zetten. Belangrijke klanten hebben hun opzegging heroverwogen en/of ongedaan gemaakt, telkens op voorwaarde dat [B] niet zou terugkeren bij Centric. De ondernemingsraad heeft vertrouwen in de tijdelijk bestuurders en de onrust onder het personeel is volgens hem met het vertrek van [B] geluwd. Vertrekkende medewerkers hebben alsnog besloten te blijven. [C] is benoemd tot COO en inmiddels is een nieuwe niet-uitvoerende bestuurder van Centric Holding geworven en benoemd. De verwachting is dat Centric over 2023 een bescheiden winst zal laten zien.
3.15
De beheerder heeft na 10 november 2022 bij herhaling geprobeerd met [B] in contact te komen. Dat is niet gelukt. Brieven, oproepen en voicemail-berichten werden niet beantwoord. Ook door tussenkomst van diens advocaat is [B] onbereikbaar gebleken. De beheerder heeft [A] gevraagd of zij kon instemmen met besluitvorming buiten vergadering ter zake van de benoeming van een nieuwe niet uitvoerende bestuurder en de (her)benoeming van RSM als accountant. Ook daarop is niet gereageerd. Desgevraagd heeft [B] ter zitting gezegd dat hij rust wilde en op dat moment geen behoefte had aan contact met de beheerder.
3.16
Centric heeft tegen deze achtergrond aan haar verzoek om ook het laatste door [A] gehouden aandeel ten titel van beheer over te dragen aan de beheerder ten grondslag gelegd dat besluitvorming buiten vergadering op dit moment niet goed mogelijk is en dat dit leidt tot onnodige vertraging in de besluitvorming in de algemene vergadering van Centric Holding. Daarnaast heeft Centric aangevoerd dat de aanwezigheid van [B] in de algemene vergadering een aanzienlijke belemmering vormt voor het herstel van de gezonde verhoudingen binnen de vennootschap en de relaties met haar klanten en zakelijk dienstverleners. De nog te benoemen uitvoerende en niet uitvoerende bestuurders en de accountant zijn terughoudend omdat zij zich in de algemene vergadering niet geconfronteerd willen zien met [B] en diens conflict met [D] . Klanten stellen als voorwaarde voor herstel van de relatie dat duidelijk is dat [B] op geen enkele wijze meer bij Centric betrokken zal zijn. De wijze waarop [B] zich blijft richten op het geschil met [D] en door hem vermoede samenspanning jegens [P] en hemzelf zorgt voor blijvende onrust binnen de onderneming die alleen kan worden weggenomen als duidelijk wordt dat [B] op geen enkele wijze meer formeel bij de organisatie van Centric is betrokken. Centric moet de blik nu op de toekomst richten, aldus Centric.
3.17
De Ondernemingskamer heeft bij mondelinge beschikking van 3 november 2022 besloten dat één van de door [A] gehouden aandelen in Centric Holding niet werd overgedragen aan de beheerder. Die uitzondering voor één aandeel is gemaakt om [B] in de gelegenheid te stellen de algemene vergadering bij te wonen en langs die weg op de hoogte blijven van het reilen en zeilen van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en om eventuele vragen aan het bestuur te kunnen stellen. Voor de besluitvorming in de algemene vergadering maakt het uiteindelijk geen verschil; alle besluiten kunnen in de algemene vergadering van Centric Holding worden genomen zonder dat daarvoor unanimiteit is vereist.
3.18
Ter zitting van 19 januari 2023 heeft de beheerder desgevraagd toegezegd dat hij [A] steeds op de hoogte zal houden van de voorgenomen besluitvorming in de algemene vergadering en deze desgewenst vooraf met hem zal bespreken. Het bestuur van Centric heeft zich bereid verklaard eventuele vragen van [A] binnen redelijke grenzen ruimhartig te zullen beantwoorden. Het materieel belang van [A] bij het behoud van één aandeel in Centric Holding is daarmee komen te vervallen.
3.19
De Ondernemingskamer onderschrijft bovendien het belang van Centric om, indien nodig, ook buiten vergadering voortvarend tot besluitvorming in de algemene vergadering te kunnen komen. Daarbij komt het belang van Centric en degenen die bij haar organisatie zijn betrokken om de blik nu op de toekomst te kunnen richten en in de algemene vergadering niet meer geconfronteerd te hoeven worden met het conflict tussen [B] en [D] en de volgens [B] daaraan ten grondslag liggende samenspanning jegens [P] en hemzelf. Bij die stand van zaken is het met het oog op de toestand van Centric noodzakelijk dat bij wijze van onmiddellijke voorziening, vooralsnog voor de duur van de procedure, ook het laatste door [A] gehouden aandeel ten titel van beheer wordt overgedragen aan de beheerder.
3.2
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Centric Holding B.V., Centric Netherlands Holding B.V. en Centric Netherlands B.V. over de periode vanaf 1 januari 2018 tot 3 november 2022;
benoemt mr. Y. Borrius te Amsterdam om het onderzoek te verrichten;
houdt in verband met het bepaalde in 3.11 de vaststelling van het onderzoeksbudget aan en verzoekt de onderzoeker binnen zes weken na de beschikking waarbij zij als onderzoeker wordt aangewezen een plan van aanpak en een begroting van de kosten van het onderzoek te maken en deze aan de Ondernemingskamer toe te sturen;
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Centric Holding B.V. en dat zij voor de betaling daarvan ten genoegen van de onderzoeker voor het begin van haar werkzaamheden zekerheid moet stellen;
benoemt mr. A.W.H. Vink tot raadsheer-commissaris, zoals bedoeld in artikel 2:350 lid 4 BW;
bepaalt vooralsnog voor de duur van het geding dat alle aandelen in Centric Holding B.V. met ingang van heden ten titel van beheer zijn overgedragen aan mr. M.W.E. Evers te Amsterdam;
handhaaft de bij mondelinge beschikking van 3 november 2022 getroffen onmiddellijke voorzieningen overigens;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. M.A.H. Melissen en mr. A.J. Wolfs, raadsheren, en W. Wind en dr. M.J.R. Broekema RV, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. Prins en mr. D.I. Frans, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2023.