Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
“Introduction(…)Spliethoff Group (Spliethoff hereafter) requires its employees to act to the highest standards of professional business conduct and according to applicable national and/or international law and regulations. (…)
“(…) U heeft in de Eerste Kamer ‘ voor ‘gestemd,
- zich niet willen conformeren aan de Covid-instructies, met name op het gebied van reizen;
- zonder toestemming van de hoofddirectie reizen naar België en bij herhaling per e-mail in negatieve zin involveren van collega’s over Covid-gerelateerde zaken, onder meer verwijzend naar de Amerikaanse presidentsverkiezingen.
“Subject: RE: Shipfed CL 11323 – Transport Canada – Mandatory Vaccination Announcement, this is criminal, YOU, mrs [naam 9] , have put your name on it..
3.Beoordeling
grief IIkomt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat hij verwijtbaar heeft gehandeld door verzending van zijn e-mails aan de Eerste Kamer en zijn e-mail van 8 oktober 2021 aan [naam 9] . Volgens [appellant] vielen zijn uitlatingen binnen de vrijheid van meningsuiting en heeft de kantonrechter ten onrechte nagelaten te toetsen of is voldaan aan de criteria van het Herbai-arrest van het Europese Hof van de Rechten voor de Mens (hierna: EHRM) van 5 november 2019 (EHRM 5 november 2019, no. 11608/15, ECLI:CE:ECHR:2019:1104JUD001160815, JAR 2020/18). [appellant] is geen virusontkenner maar heeft enkel een kritische mening over de vergaande wijze waarop de overheid de pandemie bestrijdt. Bovendien gold een dubbele moraal bij [geïntimeerde] omdat alleen [appellant] werd aangesproken op het uiten van zijn mening. Zijn e-mail aan [naam 9] was enkel een reactie op de door haar geuite vaccinatiedwang. Met zijn uitlatingen wilde hij opkomen voor het algemeen belang en het bedrijfsbelang van [geïntimeerde] . [appellant] heeft herhaaldelijk verzocht om een inhoudelijk gesprek over de Corona maatregelen maar [geïntimeerde] weigerde daarop in te gaan. [appellant] stelt dat [geïntimeerde] geen nadeel heeft ondervonden door zijn uitlatingen in zijn e-mails aan de leden van de Eerste Kamer en aan [naam 9] . Vanwege zijn leeftijd en vlekkeloze, lange dienstverband meent [appellant] dat [geïntimeerde] ook had kunnen volstaan met een minder zware sanctie. Daarbij is ook van belang dat hij in een leningsconstructie zit en dat hij zijn schulden voor zijn investering in de schepen van [geïntimeerde] moet afbetalen met de tijdens zijn dienstverband te ontvangen tantièmes en/of bonussen.
grief IVbetoogt [appellant] dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met inachtneming van de opzegtermijn van vier maanden had moeten ontbinden per 1 juli 2022 (in plaats van per 1 mei 2022) omdat volgens hem de termijn gaat lopen vanaf de datum van de beschikking (24 februari 2022).
grief Vbestrijdt [appellant] het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] zijn vrijheid van meningsuiting geschonden en is hij geschorst vanwege zijn verkondigde mening. [geïntimeerde] heeft escalerend gehandeld door hem ‘kalt’ te stellen, door nooit met hem inhoudelijk het gesprek aan te gaan en door niet over te gaan tot redelijk overleg. Bovendien heeft [naam 6] de privacy van [appellant] geschonden door in januari 2021 in [appellant] computer te laten kijken. De e-mails naar de Eerste Kamer had [naam 6] op geen andere wijze kunnen verkrijgen. Volgens [appellant] heeft [geïntimeerde] daarom ernstig verwijtbaar gehandeld.