ECLI:NL:GHAMS:2023:1432

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
22 juni 2023
Zaaknummer
23-002013-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Holland inzake poging tot afpersing met vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2022. De verdachte, geboren in 2003, was betrokken bij een overval waarbij hij samen met een mededader een slachtoffer met een vuurwapen bedreigde om een Rolex horloge af te nemen. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. In hoger beroep heeft het hof het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de straf aangepast. Het hof heeft toepassing gegeven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, waardoor het jeugdstrafrecht van toepassing is. De verdachte was net 18 jaar oud ten tijde van het delict, en het hof heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de adviezen van deskundigen. Het hof heeft de jeugddetentie vastgesteld op 24 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder behandeling en begeleiding. Het hof heeft ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en de proeftijd van een eerdere veroordeling verlengd. Het hof heeft de zaak met zorgvuldigheid behandeld, waarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte in overweging zijn genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002013-22
datum uitspraak: 8 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 15-009378-22, 15-185541-19 (TUL) en 15-027357-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit dus bevestigen, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de beslissingen op de twee vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke veroordelingen in de zaken met de parketnummers 15-027357-21 en 15-185541-19. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 tweede cumulatief/alternatief en onder 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan deze proeftijd heeft de rechtbank een algemene en een aantal bijzondere voorwaarden verbonden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en onder 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar onder bijzondere voorwaarden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof overweegt als volgt.
Uitgangspunt is dat jongvolwassenen van 18 jaar en ouder veroordeeld worden volgens het reguliere (meerderjarigen)strafrecht. Het strafrecht biedt de mogelijkheid om jongvolwassenen van 18 tot 23 jaar te veroordelen volgens het jeugdstrafrecht. In artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de rechter, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van een jongvolwassen dader – op het moment van berechting – of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht kan toepassen.
Ten einde te komen tot een zorgvuldige afweging over het toe te passen sanctiestelsel – in deze, vaak complexe, zaken – is advisering door deskundigen over de persoon en persoonlijkheid van de verdachte op basis van ‘het wegingskader ASR (Adolescenten Straf Recht) 18- tot 23-jarigen’ een bruikbaar richtsnoer. Dit wegingskader is opgebouwd uit geclusterde items die als (contra-)indicatie voor de toepassing van het jeugdstrafrecht kunnen gelden. De keuze voor het toepasselijke recht moet daarnaast recht doen aan de ernst van het feit en de gevolgen daarvan voor eventuele slachtoffers en de maatschappij als geheel, de omstandigheden van het geval en het moet tevens in overeenstemming zijn met het(de) meest passende strafdoel(en).
De ernst van het feit en de omstandigheden van het geval
De verdachte en zijn mededader hebben geprobeerd het slachtoffer te overvallen in zijn eigen bedrijfspand. Het plan was om het slachtoffer zijn Rolex horloge afhandig te maken. De verdachte heeft gedurende dit incident een vuurwapen op het slachtoffer gericht gehouden. Het slachtoffer en een in het bedrijfspand aanwezige collega – het tweede slachtoffer - hebben geprobeerd de daders te overmeesteren. Hierdoor is een worsteling ontstaan. Tijdens deze worsteling heeft de verdachte het vuurwapen ook op het tweede slachtoffer gericht.
Aanleiding voor deze overval zou een schuld zijn van ruim € 7.000 euro, welke schuld nota bene voortkomt uit een vordering van een benadeelde partij in een andere strafzaak. De verdachte heeft verklaard dat hij geen mogelijkheid zag deze vordering te betalen en hierdoor in paniek was geraakt. Zijn mededader zou hierop met het idee zijn gekomen om een overval te plegen en de verdachte is daarmee akkoord gegaan. De verdachte stelt het vuurwapen kort voor het betreden van het bedrijfspand van de mededader te hebben gekregen. Zonder enig onderzoek naar het wapen en eventuele munitie daarin te doen, of de medeverdachte daarover te bevragen, heeft hij het wapen van de mededader aangenomen. Ter terechtzitting stelt de verdachte er zomaar vanuit te zijn gegaan dat het een neppistool betrof. Uit onderzoek bleek het om een omgebouwd gas/alarmpistool te gaan, met een patroonmagazijn.
De persoon van de verdachte en de adviezen van deskundigen
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van de rapporten die zijn opgemaakt naar aanleiding van deze zaak:
  • een Pro Justitia rapport van 7 juni 2022 ([psycholoog], GZ-psycholoog);
  • een Pro Justitia rapport van 10 juni 2022 ([arts psychiater], arts in opleiding tot psychiater);
  • een reclasseringsrapport van 26 juni 2022 ( [reclasseringswerker], reclasseringswerker);
  • een reclasseringsadvies van 7 december 2022.
De psycholoog komt in het rapport van 7 juni 2022 tot de conclusie dat er aan de hand van de wegingslijst ASR enige gronden zijn om het ASR toe te passen. Er is bij de verdachte geen sprake van een psychische stoornis. De verdachte functioneert in intellectueel opzicht op de grens van zwakbegaafdheid en benedengemiddeld intelligentieniveau. Hij komt in zijn presentatie niet beduidend jonger over dan passend bij zijn kalenderleeftijd. De psycholoog ziet geen aanwijzingen voor nadelige beïnvloeding van het intellectueel functioneren van verdachte op zijn keuzevrijheid voorafgaand aan- en tijdens het tenlastegelegde. De verdachte wordt in staat geacht om de gevolgen van zijn handelen te kunnen overzien en is bij machte om legale gedragsalternatieven te kunnen bedenken. Hij lijkt een weloverwogen keuze te hebben gemaakt om over te gaan tot het tenlastegelegde, terwijl zijn handelen niet beperkt werd door psychopathologie. De verdachte had ten tijde van het plegen van het feit net de leeftijd van 18 jaar bereikt. Hij lijkt open te staan voor interventies en spreekt de wens uit om een diploma te halen. In het geval er een voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd zou het pakket aan voorwaarden, waaronder wonen bij [stichting] en behandeling bij De Waag wellicht overgenomen kunnen worden uit een eerder veroordeling van de verdachte.
Ter zitting heeft de psycholoog haar bevindingen toegelicht. Toepassing van het wegingskader leverde ongeveer evenveel indicaties vóór- als tegen toepassing van ASR op. De psycholoog stelt dat toepassing van het ASR in dit geval te verdedigen is, omdat de verdachte slechts enkele weken 18 jaar was ten tijde van het plegen van het delict. Ook ziet zij een stijgende lijn in het openstaan voor interventies bij de verdachte en kan de verdachte beter kiezen voor sociaal geaccepteerd gedrag. Dat de verdachte dat niet altijd doet is weliswaar lastig, maar zij staat erachter om de verdachte nog een kans te geven, middels toepassing van het jeugdstrafrecht.
De psychiater in opleiding adviseert om het ASR niet toe te passen, omdat zowel op de gebieden van handelingsvaardigheden, als pedagogische beïnvloeding geen indicaties voor het toepassen van ASR naar voren zijn gekomen. Wel zijn er contra-indicaties, namelijk de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, de toename van ernst in delicten, het hebben van antisociale persoonlijkheidsproblematiek en het bewust kiezen voor het plegen van delicten. In algemene zin merkt de psychiater op dat de verdachte baat zou kunnen hebben bij toezicht en/of begeleiding dat gericht is op het behoud van dagstructuur (werk en opleiding) en het ontmoedigen van contact met vrienden uit het criminele milieu. De verdachte zou daarnaast geholpen zijn met ondersteuning en beheer van zijn financiën.
De reclassering adviseert geen toepassing te geven aan ASR. De verdachte komt in het contact met de reclassering conform zijn leeftijd over. Er is geen sprake van een stoornis en uit de dubbelrapportage komt duidelijk naar voren dat het intellectueel functioneren van betrokkene niet van invloed lijkt te zijn op zijn adaptieve vaardigheden, of op de mogelijkheden om de gevolgen van zijn daden te overzien. De belangrijkste overweging voor toepassing van het volwassenenstrafrecht is volgens de reclassering het toenemende delictpatroon, waarbij de ernst en zwaarte van de delicten en de hem opgelegde straffen in rap tempo zijn toegenomen. De reclassering plaatst hierbij wel de kanttekening, dat de verdachte bij toepassing van het volwassenenstrafrecht (om financieel-technische redenen) niet bij [stichting] terecht kan. Zij meent wel dat de verdachte het beste op zijn plaats zou zijn bij [stichting] Dit heeft zij nog extra bevestigd ter zitting in hoger beroep.
Het oordeel van het hof over het toe te passen sanctiestelsel
Ten aanzien van de persoon van de verdachte overweegt het hof dat de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten net 18 jaar oud was, zodat in beginsel het meerderjarigenstrafrecht van toepassing is. De verdachte heeft lange tijd in volwassenendetentie doorgebracht en dat is hem zwaar gevallen. Het hof overweegt - op basis van de deskundigenrapporten - dat er bij de verdachte ten tijde van het plegen van het feit geen sprake was van een psychische stoornis. De verdachte wordt in staat geacht de gevolgen van zijn handelen te overzien, waardoor het hof het bewezenverklaarde de verdachte volledig toerekent. Hoewel er psychopathologische trekken bij de verdachte worden gezien, wordt niet een jongen gezien die willens en wetens werkt aan een criminele carrière. Hij lijkt open te staan voor interventies en kan nog baat hebben bij toezicht en/of begeleiding. Zijn begeleider bij [stichting] heeft schriftelijk laten weten – en persoonlijk ter zitting bevestigd – dat de verdachte het daar, voorafgaande aan zijn detentie, erg goed deed en een voorbeeld was voor de andere jongeren. Naar aanleiding daarvan is de verdachte ook na zijn detentie daar nog altijd welkom. Het wonen bij [stichting] is echter – door financieringsperikelen – alleen mogelijk wanneer de verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht wordt berecht. De verdachte heeft na zijn aanhouding openheid van zaken gegeven. Hij heeft schuld bekend en berouw getoond naar de slachtoffers. Ook ter zitting in hoger beroep heeft de verdachte meermalen aangegeven spijt te hebben van hetgeen is gebeurd en zich daarvoor te schamen. Op het hof is de verdachte daarin oprecht overgekomen.
Het hof overweegt dat er in deze zaak zowel argumenten voor, als argumenten tegen het toepassen van het jeugdstrafrecht zijn. Het gaat om ernstige feiten, die doorgaans door volwassenen worden gepleegd. De wijze van uitvoering kenmerkt zich door een grote mate van impulsiviteit en lichtzinnigheid, die past bij het gedrag van een jeugdige of jongvolwassene. Van doorslaggevend belang acht het hof – in lijn met de verklaring van de psycholoog ter terechtzitting – dat sprake is van bijzondere omstandigheden in de persoon van de verdachte die toepassing van het jeugdstrafrecht rechtvaardigen. Het hof vindt het daarbij met name van belang dat de persoonlijkheid van de verdachte nog niet uitontwikkeld lijkt en dat pedagogische aanpak volgens de psychologe nog kans van slagen heeft. Gelet daarop zal het hof, anders dan de rechtbank, afwijken van het uitgangpunt dat de verdachte volgens het meerderjarigenstrafrecht wordt veroordeeld en jeugdstrafrecht toepassen en daarmee toepassing geven aan artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht.
De motivering van het hof van de op te leggen straf
Het hof heeft vervolgens de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte en zijn mededader zijn in de avond van 11 januari 2022 met een vuurwapen in de hand en gezichtsbedekking op naar het bedrijfspand van de slachtoffers gegaan. Daar hebben zij de slachtoffers – die niets vermoedend aan het werk waren - overvallen met hun komst en heeft de verdachte het vuurwapen op hen gericht. Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij van tevoren wist dat hij een overval ging plegen en tevens dat er daar mensen aanwezig zouden zijn.
De verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen – financiële – problemen en zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Dit soort strafbare feiten brengen hevige gevoelens van onrust en onveiligheid voor slachtoffers en de samenleving als geheel te weeg. Daarnaast levert het voorhanden hebben van een vuurwapen voor de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dit kan leiden tot incidenten met grote gevolgen.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten acht het hof een jeugddetentie van lange duur in beginsel passend en geboden. Daarnaast is de verdachte blijkens zijn strafblad eerder onherroepelijk veroordeeld voor soortgelijke feiten. In de feiten is een toenemend delict-patroon te zien, waarbij de ernst en zwaarte van de delicten en de straffen die daar eerder al op volgden zijn toegenomen. Het hof vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte, ondanks het feit dat hij liep in een proeftijd van een eerder opgelegde straf en hem destijds passende hulp werd geboden, toch onderhavige feiten pleegde.
Anderzijds heeft de bij de verdachte betrokken hulpverlening nog vertrouwen in de verdachte en lijkt hij open te staan voor begeleiding en interventies. De verdachte toont berouw voor zijn daden en heeft ter zitting aangegeven zijn leven te willen beteren en mee te willen werken aan de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Het hof weegt ook mee dat de verdachte inmiddels al geruime tijd voor de onderhavige feiten gedetineerd in een penitentiaire inrichting. Het hof ziet in het voorgaande aanleiding om een deel van de jeugddetentie (onder bijzondere voorwaarden) voorwaardelijk op te leggen.
Het hof zal de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaren. In het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting ziet het hof voldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Bovendien is het essentieel dat de verdachte ondersteund wordt bij de door hem ingezette positieve lijn en dat de verdachte, ook na het eventuele instellen van een rechtsmiddel, niet van behandeling en begeleiding verstoken blijft.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c (aangezien het hof de (volwassenen) reclassering met het toezicht belast),36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 77c, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77za, 77cc, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Ten aanzien van de vordering TUL onder parketnummer 15-027357-21

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 september 2021 opgelegde voorwaardelijke een Jeugddetentie voor de duur 144 dagen met aftrek. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft op de terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt afgewezen. De advocaat-generaal heeft daartoe aangevoerd dat tenuitvoerlegging van deze straf, de overwegingen om een deels voorwaardelijke straf onder bijzondere voorwaarden met toepassing van het adolescentenstrafrecht te eisen zou doorkruisen.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen en subsidiair de proeftijd te verlengen, met het oog op het voorgenomen hulpverleningstraject wat bij toepassing van het adolescentenstrafrecht in ieder geval direct kan aanvangen.
Het hof acht, gezien het bij de oplegging van straf overwogene, termen aanwezig om de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar te verlengen.
Ten aanzien van de vordering TUL onder parketnummer 15-185541-19,
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke een werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf wordt toegewezen. Zij acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vordering en ziet, indien het hof zoals geëist toepassing geeft aan ASR en jeugddetentie oplegt, meerwaarde in de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
De raadsman heeft in zijn beroepsschrift verzocht de vordering, conform de beslissing van de rechtbank, af te wijzen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman gesteld zich te zullen refereren aan het oordeel van het hof.
Het hof overweegt het volgende. Blijkens het uittreksel uit het Justitieel Documentatie van 9 mei 2023 (op pagina 8) is de voorwaardelijk opgelegde werkstraf onder dit parketnummer reeds volledig tenuitvoergelegd bij parketnummer 15-039957-20. Het hof zal gelet daarop het openbaar ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
7 (zeven) maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dat noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op door de reclassering te bepalen momenten te melden bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, onder behandeling zal stellen van een forensische polikliniek De Waag, of een soortgelijke zorgverlener. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde een opleiding volgt en/of een zinvolle dagbesteding heeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten [stichting] of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan het inzichtelijk maken van zijn schulden en het mogelijk hieruit voortvloeiende plan van aanpak. Daarnaast zet hij zich proactief in ten aanzien van afstand houden van zijn negatief sociale criminele netwerk.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig acht, daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verlengt de proeftijd als vermeld in het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 september 2021 parketnummer 15-027357-21, met een termijn van 1 één jaar.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 15-185541-19.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. D. Radder en mr. I.M.A. Hinfelaar, in tegenwoordigheid van mr. P. de Haas, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 8 juni 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]