ECLI:NL:GHAMS:2023:1411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
20 juni 2023
Zaaknummer
200.325.070/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 30 maart 2023 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters M.L.M. van der Voet, S.M.M. Bordenga en A. van Holten tijdens een openbare zitting van het Gerechtshof Amsterdam. Dit verzoek volgde op de behandeling van de hoofdzaak, waarin verzoeker in hoger beroep was tegen een eerdere veroordeling tot dertig maanden gevangenisstraf. Verzoeker stelde dat de rechters de schijn van partijdigheid hadden gewekt door te baseren op een vervalst proces-verbaal en dat hij niet de kans had gekregen om zijn standpunt naar voren te brengen na de advocaat-generaal. Tijdens de zitting van de wrakingskamer op 30 maart 2023 heeft verzoeker zijn gronden voor het wrakingsverzoek nader toegelicht, waarbij hij stelde dat zijn verdedigingsrechten waren geschaad.

De wrakingskamer heeft de gronden van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor vooringenomenheid van de rechters. De wrakingskamer benadrukte dat rechters vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechters om het verzoek om nader onderzoek af te wijzen, werd als een onderbouwde beslissing beschouwd en niet als een indicatie van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de gang van zaken tijdens de zitting niet de mate van onbegrijpelijkheid vertoonde die nodig zou zijn om te concluderen dat de rechters vooringenomen waren.

Uiteindelijk heeft het hof op 6 april 2023 het wrakingsverzoek afgewezen, en deze beslissing werd op 7 april 2023 openbaar gemaakt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
zaaknummer : 200.325.070/01
beslissing van de wrakingskamer van 7 april 2023.
inzake het op 30 maart 2023 gedane verzoek namens
[verzoeker01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1980 te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] ,
hierna: verzoeker,
bijgestaan door: mr. R.P.G. van der Weide, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding

1.1
Het verzoek tot wraking is gedaan op 30 maart 2023 op de openbare terechtzitting van het gerechtshof Amsterdam in de strafzaak met parketnummer 23-004565-16 (hierna: de hoofdzaak). Het verzoek strekt tot wraking van mrs. M. L.M. van der Voet, S.M.M. Bordenga en A. van Holten (hierna: de raadsheren).
1.2
De raadsheren hebben niet berust in het wrakingsverzoek.
1.3
De mondelinge behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek heeft ook plaatsgevonden op 30 maart 2023. Verzoeker is daarbij verschenen, bijgestaan door mr. Van der Weide. Namens de raadsheren is mr. M.L.M. van der Voet verschenen. Tevens was aanwezig mr. E. Visser, advocaat-generaal bij het gerechtshof Amsterdam, die het woord heeft gevoerd en heeft geconcludeerd tot afwijzing van het wrakingsverzoek.

2.De feiten en het procesverloop

2.1
De hoofdzaak betreft het hoger beroep tegen het vonnis van de meervoudige strafkamer in
de rechtbank Amsterdam van 7 december 2016, waarbij verzoeker is veroordeeld tot onder
meer een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
2.2
In de procedure in de hoofdzaak hebben sinds begin 2017 diverse terechtzittingen in hoger beroep plaatsgevonden. Ter terechtzitting van 30 maart 2023 is de zaak inhoudelijk behandeld.
Van die terechtzitting is een verkort proces-verbaal opgemaakt dat deel uitmaakt van het dossier in de wrakingszaak.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Het verkort proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 30 maart 2023 vermeldt de
volgende gronden voor het wrakingsverzoek:
“Ik wraak de hele combinatie van het hof. Het hof heeft de schijn van partijdigheid gewekt, door
de beslissing op de verzoeken om nader onderzoek te verrichten te baseren op een proces-verbaal
dat is vervalst en omdat verbalisant [verbalisant01] heeft gelogen en omdat ik niet in de
gelegenheid ben gesteld door de voorzitter om nog iets te zeggen nadat de advocaat-generaal
haar standpunt had geformuleerd.”
3.2
Verzoeker heeft het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer nader toegelicht.
Hij heeft – kort gezegd – het volgende naar voren gebracht:
Ik heb bewijzen aangeleverd voor hetgeen bij de verzoeken tot nader onderzoek is gesteld. Niets van wat ik heb gezegd en uitgelegd is echter terug te lezen in het proces-verbaal van de zitting van vanmorgen. De daarin opgenomen samenvatting is zo kort dat die geen recht doet aan mijn onderbouwing van die onderzoekswensen. Ik ben geschaad in mijn verdedigingsrechten.
3.3
De voorzitter heeft namens de raadsheren ter zitting het volgende medegedeeld:
Het betreft een verkort proces-verbaal dat ziet op de beslissing van het hof op de
onderzoekswensen en de wrakingsgronden. Het gaat om een zakelijke weergave. Door klager is erkend dat de kern van hetgeen is aangevoerd ten aanzien van de onderzoekswensen en de wrakingsgronden correct zijn vermeld in het proces-verbaal Het hof achtte zich daarmee afdoende voorgelicht.

4.Het oordeel van de wrakingskamer

4.1
Artikel 512 Wetboek van Strafvordering (Sv) bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van de verdachte of het Openbaar Ministerie kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Naar vaste rechtspraak dient bij de beoordeling van een wrakingsverzoek voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is. Bij de beantwoording van de vraag of in een bepaald geval een gerechtvaardigde grond voor vrees voor partijdigheid van de rechter bestaat, is het standpunt van de klagende partij belangrijk, maar niet doorslaggevend. Beslissend is of de twijfel van de klagende partij aan de onpartijdigheid van de rechter of het gerecht, door objectieve factoren wordt gerechtvaardigd.
4.3
Voorts geldt dat het niet aan de wrakingskamer is een door de rechter gegeven beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er evenzeer tegen dat de motivering van een beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkige of te summier geachte motivering of het ontbreken ervan. De vrees voor vooringenomenheid kan, indien het wrakingsverzoek zich richt op (de motivering van) een gegeven beslissing, slechts objectief gerechtvaardigd zijn indien in het licht van de feiten en omstandigheden van het geval, de rechter een beslissing heeft genomen die zó onbegrijpelijk is dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven.
4.4
Op grond van artikel 327a van het Wetboek van strafvordering is toegestaan een verkort proces-verbaal op te maken. Uit het verkorte proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak van 30 maart 2023 volgt dat verzoeker heeft verzocht nader onderzoek te laten doen naar een verbalisant en/of deze andermaal te doen horen, en heeft verzocht dat nader onderzoek wordt gedaan naar de website [website01] . Nadat de advocaat-generaal in de gelegenheid is gesteld hierop te reageren heeft het hof de behandeling onderbroken. Na beraad in raadkamer heeft het hof beide verzoeken gemotiveerd afgewezen, waarna verzoeker zijn wrakingsverzoek heeft gedaan.
4.5
De wrakingskamer begrijpt het wrakingsverzoek zo dat volgens verzoeker uit de (motivering van de) afwijzing het verzoek om nader onderzoek te laten verrichten naar een verbalisant en/of deze (andermaal) te doen horen blijkt dat de raadsheren vooringenomen zijn, omdat geen of onvoldoende acht is geslagen op hetgeen door verzoeker daartoe is aangevoerd. De wrakingskamer stelt voorop dat een beslissing als hier aan de orde geen grond voor wraking kan vormen. Van een bijzonder situatie als hiervoor in de laatste zin van 4.3 omschreven is geen sprake: het gaat om een onderbouwde beslissing op de onderzoekswens, en die is niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid is ingegeven. Voor zover verzoeker heeft bedoeld dat ook uit de afwijzing van het verzoek nader onderzoek te doen naar [website01] blijkt dat de raadsheren vooringenomen zijn, is hetgeen hiervoor is aangevoerd overeenkomstig van toepassing.
4.6
Uit de beslissing verzoeker tijdens de behandeling niet toe te staan nogmaals het woord te voeren in reactie op de het standpunt van de advocaat-generaal op de onderzoekswensen kan evenmin worden afgeleid dat de raadsheren vooringenomen zijn. De juistheid van een dergelijke processuele (regie)beslissing kan in beginsel niet door de wrakingskamer worden getoetst. Alleen als deze beslissing dermate onbegrijpelijk is dat deze een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat deze beslissing alleen kan voortvloeien uit een vooringenomenheid jegens verzoeker, kan dat tot een ander oordeel leiden. De gang van zaken tijdens de zitting op 30 maart 2023, zoals volgt uit het proces-verbaal van die zitting en uit hetgeen tijdens de zitting van de wrakingskamer is aangevoerd, levert geen grond op voor een dergelijke mate van onbegrijpelijkheid.
Het verzoek tot wraking zal worden afgewezen.

5.De beslissing

Het hof:
wijst afhet verzoek tot wraking van mrs. M. L.M. van der Voet, S.M.M. Bordenga en A. van Holten.
Deze beslissing is op 6 april 2023 gegeven door mrs. J.F. Aalders, A.N. van de Beek en
R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 april 2023.
mr. A.N. van de Beek en mr. S.W.H. Bootsma zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.