Uitspraak
mrs. I.J.A. Taxen
T.F.B. Jansen, beiden kantoorhoudende te Rotterdam,
mrs. W.P. Wijersen
L. de Visser, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mrs. W.P. Wijers en L. de Visser, beiden kantoorhoudende te Amsterdam.
- verzoeker als [A] ;
- verweersters als Conversie Team respectievelijk Seinhuis;
- belanghebbenden ieder afzonderlijk als Tilko en Jekerveld en verweersters en belanghebbenden gezamenlijk als Conversie Team c.s.;
- [B] als [B] ;
- [C] als [C] .
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding en feiten
tracking stock. Daarbij zijn aan de nieuw geïntroduceerde aandelen B de financiële rechten verbonden in verband met Project Randstad, Toren C. In Toren C worden woningen voor de vrije huur gerealiseerd. De 100 oorspronkelijk uitgegeven aandelen zijn omgezet in aandelen A waaraan de financiële rechten zijn verbonden in verband met Project Randstad, Torens A en B. In Torens A en B worden sociale huurwoningen gerealiseerd. Bij akte van 16 april 2021 zijn 100 aandelen B uitgegeven, 50 aan Tilko en 50 aan Jekerveld, tegen nominale waarde (één cent per aandeel; hierna: de emissie).
3.De gronden van de beslissing
om Conversie Team c.s. in een kwaad daglicht te stellen”, spraken zij van “
geveinsde achterdocht en wantrouwen”en achtten zij het “
ronduit kwalijk”dat hiervoor het enquêterecht werd misbruikt. Ter zitting werd door [C] en [B] desgevraagd uitdrukkelijk ontkend dat het voornemen bestond (de opbrengsten van) het project Randstad buiten Conversie Team te brengen. Zij hebben daarbij verzwegen dat Conversie Team al sinds de emissie van 16 april 2021 niet langer enig aandeelhouder van Seinhuis was en dat de aandelen die zij nog hield waren verworden tot soortaandelen A, slechts rechtgevend op dividend uit een deel van de activiteiten van Seinhuis – volgens [A] het uiteindelijk minst renderende deel. De Ondernemingskamer is van oordeel dat dit al in het verweerschrift aangevoerd had kunnen en moeten worden opdat het debat daarover ter zitting had kunnen worden gevoerd. Ten onrechte hebben Conversie Team c.s. dat nagelaten. In plaats daarvan hebben zij hoog van de toren geblazen met hun verzoek [A] in de werkelijke proceskosten te veroordelen wegens misbruik van recht. Dat verzoek hebben zij bij nader verweerschrift herhaald. De Ondernemingskamer zal dat verzoek niet toewijzen, omdat niet is gebleken van misbruik van recht; integendeel, de in het verzoekschrift geuite vrees van [A] is feitelijk, zoals hierna wordt overwogen, terecht gebleken.