ECLI:NL:GHAMS:2023:1394

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
200.328.097/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op uitzending van documentaire over vermeende betrokkenheid bij moord en seksueel misbruik

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep van een kort geding. De appellant, een Surinaamse Nederlander die al 37 jaar in een Amerikaanse gevangenis zit, vorderde een verbod op de uitzending van een documentaire die zijn vermeende betrokkenheid bij de moord op zijn vrouw en stiefdochter en beschuldigingen van seksueel misbruik behandelt. De voorzieningenrechter had eerder een gedeeltelijk verbod opgelegd, maar de appellant ging in hoger beroep tegen de afwijzing van zijn vorderingen. Het hof oordeelde dat de documentaire in zijn huidige vorm onrechtmatig is, vooral vanwege de ernstige beschuldigingen van seksueel misbruik zonder voldoende wederhoor. Het hof verbood de uitzending van aflevering 5 van de documentaire, die zich voornamelijk richtte op deze beschuldigingen, en legde een dwangsom op voor het geval de gedaagden niet aan dit verbod zouden voldoen. De uitspraak benadrukt het belang van hoor en wederhoor in journalistieke producties, vooral bij gevoelige onderwerpen die de reputatie en veiligheid van betrokkenen kunnen schaden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.328.097/01 SKG
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/733232/KG ZA 23-375
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 19 juni 2023
inzake
[appellant],
domicilie gekozen hebbend te [plaats A] ,
appellant,
tevens incidenteel geïntimeerde,
advocaat: mr. M. Ellens te Amsterdam,
tegen

1.SUBMARINE B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2.
OMROEPVERENIGING BNNVARA,
gevestigd te Hilversum,
geïntimeerden,
tevens incidenteel appellanten
advocaat: mr. J.W. Versteeg te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] , Submarine en BNNVARA genoemd, geïntimeerden in principaal appel worden ook gezamenlijk Submarine c.s. genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 7 juni 2023 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) van 19 mei 2023 onder bovenvermeld zaak-/rolnummer in kort geding gewezen tussen [appellant] als eiser en Submarine c.s. als gedaagden.
Partijen hebben de volgende stukken ingediend:
- de appeldagvaarding met daarin opgenomen de grieven, met producties;
- memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel,
met producties.
Op 12 juni 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Zijdens [appellant] is gepleit door mr. Ellens voornoemd, zijdens Submarine c.s. is gepleit door mr. Versteeg voornoemd en door mr. A.F.D. Iedema, advocaat te Amsterdam, ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities. Partijen hebben antwoord gegeven op door het hof gestelde vragen. Van beide zijden zijn nog producties in het geding gebracht, waaronder een USB-stick met daarop alle vijf afleveringen van de documentaire.
Het hof heeft met partijen delen van die afleveringen ter zitting bekeken.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd (naar het hof begrijpt) dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen voor zover daarin zijn vorderingen zijn afgewezen en - uitvoerbaar bij voorraad - zijn vorderingen, zoals in de appeldagvaarding geformuleerd, zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten, met nakosten.
Submarine c.s. hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen en tot vernietiging daarvan voor zover enig deel is toegewezen en tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] , met beslissing over de proceskosten.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.41 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. [appellant] heeft in zijn appeldagvaarding onder ‘Feiten en omstandigheden’ een aantal bezwaren tegen deze feiten geformuleerd en verzoekt dit als formele grief te beschouwen. Voor zover relevant en door Submarine c.s. niet of onvoldoende bestreden zal het hof daarmee in het onderstaande en/of bij de verdere beoordeling van het geschil van partijen rekening houden.
Samengevat en waar nodig aangevuld komen de relevante feiten neer op het volgende.
( i) [appellant] , geboren [in] 1944, is een Surinaamse Nederlander, die tot 1969 in Nederland heeft gestudeerd en gewoond. In 1969 is [appellant] met zijn gezin, dat toen bestond uit hemzelf, zijn vrouw [echtgenote ] , zijn zoon en stiefdochter [stiefdochter ] , naar Suriname verhuisd en in 1971 naar de Verenigde Staten, waar familie van zijn vrouw woonde.
(ii) Submarine is een productiebedrijf dat onder meer speelfilms en documentaires ontwikkelt. BNNVARA is een Nederlandse publieke omroep.
(iii) In 1981 hebben de vrouw en stiefdochter van [appellant] hem beschuldigd van seksueel misbruik van de stiefdochter en dat gemeld bij de politie. Zijn vrouw heeft nadien die melding ingetrokken. Van een vervolging is het nooit gekomen [appellant] heeft het seksueel misbruik altijd ontkend. .
(iv) In augustus 1983 zijn de vrouw en stiefdochter van [appellant] vermoord. [appellant] was toen op een meerdaagse jachttrip met zijn zoon.
( v) Op 10 april 1984 is [appellant] aangehouden op verdenking van de moorden. Hij is toen tijdens een hoorzitting vrijgesproken van de aanklacht ‘moord’. Op de nadere aanklacht ‘huurmoord’ is [appellant] opnieuw aangehouden, voordat hij de gevangenis kon verlaten. Hij is daarvoor uiteindelijk veroordeeld tot (in totaal) 56 jaar gevangenisstraf en zit nog steeds vast in een gevangenis in de Verenigde Staten, nu al 37 jaar. [appellant] heeft enige betrokkenheid bij de moorden altijd ontkend.
(vi) Aan de basis van de veroordeling van [appellant] lag onder meer ten grondslag een getuigenverklaring van [getuigen ] . Deze heeft later gezegd een valse verklaring te hebben afgelegd, in ruil voor bepaalde privileges, en bleek een goede bekende te zijn van de in de zaak van [appellant] dienstdoende officier van justitie. Tegen die achtergrond is een herzieningsprocedure gestart. Omdat hij in de tussentijd was overleden, kon [getuigen ] in die procedure niet meer worden gehoord. De veroordeling van [appellant] is blijven staan.
(vii) In 2000 is het gestelde seksueel misbruik door [appellant] aan de orde geweest in de herzieningsprocedure. In één van de transcripten van die zittingen staat daarover onder meer:
“It is now that the prosecutor has come up with this new alternate theory that [stiefdochter ] was the target in actuality due to an ongoing sexual molestation between the Defendant and [stiefdochter ] . The prosecutors sets out an incredible list of sexual activity beginning when [stiefdochter ] was 11 years old and continuing for many years. The prosecutor wants to introduce the fact that [stiefdochter ] and her mother, [echtgenote ] went to the Ontario Police on September 19, 1981 and made statements to Officer [A] about Defendants molestation. The prosecution wants to use Evidence Code 1370 and 1101 (b) to prove up that this was the motive for the murders. However, the time frame is almost two years from the police report and murders as to make the theory too remote in time to stand scrutiny.”
(viii) Sinds 2011 krijgt [appellant] vanuit Nederland ondersteuning van de stichting PrisonLaw, in de persoon van de advocaat mr. Rachel Imamkhan (hierna: Imamkhan). PrisonLaw biedt ondersteuning aan Nederlanders die in het buitenland gedetineerd zijn, bijvoorbeeld door bij te dragen aan goede juridische bijstand en betrokkenheid van de Nederlandse Staat, ook om Nederlandse onderdanen die in slechte omstandigheden in buitenlandse gevangenissen verblijven, naar Nederland over te brengen.
(ix) Aan de gevangenschap van [appellant] in de V.S. zijn in 2015 en 2017 artikelen in de Volkskrant gewijd.
( x) Imamkhan en [B] van Submarine (hierna: [B] ) zijn met elkaar in contact gekomen en hebben de mogelijkheid besproken om een documentaire te maken over [appellant] . BNNVARA is daarbij betrokken als co-producent. [B] is in dat verband ook bij [appellant] op bezoek geweest. In van dat bezoek door [B] gemaakte aantekeningen staat onder meer:
“Rachel vragen om adressen te geven van [appellant] schoonfamilie.
(…)alles moet zoveel mogelijk gefilmd worden”.
(xi) Op 20 oktober 2016 is een Samenwerkingsoverkomst tot stand gekomen tussen Submarine en Imamkhan (als medewerkster van PrisonLaw). Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
OVERWEGENDE DAT:
- Submarine een film en/of televisieserie wenst te vervaardigen over het leven van dhr. [appellant] ('de Film');
- Rachel Imamkhan de advocate is voor dhr [appellant] ;
- Dhr. [appellant] zijn medewerking wenst te verlenen aan de Film en de exclusieve verfilmingsrechten op zijn levensverhaal over te dragen aan Submarine;
- Rachel Imamkhan haar m.b.t. de zaak van dhr [appellant] exclusieve medewerking wenst te verlenen aan de Film;
- Partijen hun wederzijdse rechten en plichten wensen vast te leggen in deze overeenkomst;

ZIJN PARTIJEN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT:

1. Film-Opnamen

1.1
Imamkhan is bekend en akkoord met het feit dat Submarine het levensverhaal van de heer [appellant] verfilmt inclusief het aandeel van Imamkhan hierin.
1.2
De Film zal in principe een lengte hebben van ± 70’-85' minuten; daarnaast is Submarine gerechtigd een serie te vervaardigen. In financieringsfase zal in overleg met omroepen en fondsen worden besloten of het om een serie en/of een film gaat.
1.3
De beeld- en geluidsopnamen t.b.v. de Film zullen plaatsvinden vanaf 15 oktober 2016.
1.4
Imamkhan zal in overleg en redelijkheid haar medewerking verlenen aan de
Opnamen.
(…)

3. Inzage in de Film

Imamkhan heeft het recht vlak voordat de montage van de Film definitief voltooid wordt, (de 'off-line’ versie voordat het beeld 'op slot' gaat) de Film te bekijken. De inhoud van de Film staat op dat moment in principe vast; alleen de ondertitels, kleurcorrectie en geluidsmix worden daarna nog gedaan. Uitsluitend indien Imamkhan alsdan feitelijke onjuistheden constateert zullen deze - in overleg met de regisseur - worden verwijderd. Voor de goede orde: Imamkhan heeft geen inspraak m.b.t. in de in Film opgenomen interviews met derden c.q. door derden gedane uitspraken.
(…)

5. Geheimhoudingsplicht

Submarine zal strikte geheimhouding in acht nemen omtrent al hetgeen Submarine in verband met de (Opnamen t.b.v.) de Film bekend is geworden en waarvan Submarine het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden.”

(xii) In een persbericht van 17 juli 2017 (per e-mail toegestuurd aan PrisonLaw) heeft Submarine het volgende geschreven:
“(…)
Producent Submarine en omroep BNN-VARA werken al langere tijd aan een documentaire over de zaak [appellant] , die draait om de mogelijk onterechte gevangenschap van de 72-jarige Surinaamse Nederlander [appellant] . Hij zit al sinds 1986 in een [C] gevangenis vast. Afgelopen zaterdag 15 juli besteedde de Volkskrant een groot artikel aan [appellant] .
‘De zaak [appellant] ’ (werktitel) gaat over de zoektocht naar de waarheid rond de veroordeling van [appellant] tot 56 jaar gevangenschap voor de moord op zijn destijds 47-jarige vrouw en zijn stiefdochter. We volgen de Nederlandse advocate Rachel Imamkhan, werkzaam voor PrisonLAW, een organisatie die gedetineerden in het buitenland bijstaat. Zij heeft de zaak sinds 2011 in onderzoek. De documentaire is daarmee de eerste Nederlandse true crime serie: de kijker wordt meegenomen in het lopende onderzoek om uiteindelijk zelf te oordelen of [appellant] terecht of onterecht veroordeeld is, en om antwoord te geven op de vraag of hij zijn laatste levensjaren wel of niet in vrijheid kan doorbrengen.
Producent [B] van Submarine: ‘De zaak [appellant] is een complex en aangrijpend verhaal. Het toont een tragisch familiedrama, maar is tegelijkertijd ook een verhaal over corruptie van politie, het criminele milieu in L.A. en een falend Amerikaans rechtssysteem.’
De documentaire wordt geregisseerd door [D] (Via Genova, Droomland Amerika, De jacht op de match).
‘De zaak [appellant] ’ is een coproductie van Submarine en BNN-VARA en zal later te zien zijn op NPO 2.”
(xiii) Op 19 september 2017 heeft Imamkhan aan een medewerker van het ministerie van Buitenlandse Zaken het volgende geschreven:
“Prisonlaw gaat niet over de inhoud van de documentaire. De inhoud wordt bepaald door de documentairemakers en zij werken onafhankelijk van Prisonlaw.”
(xiv) Op 3 augustus 2018 heeft Submarine ( [B] ) aan de zuster van [appellant] , [E] (met Imamkhan in de cc) het volgende gemaild:
“Een ding staat voorop, onze hoofdvraag of hij onschuldig vast zit voor de moord op zijn vrouw en dochter, niet of hij incest heeft gepleegd. Dat is echt een enorm verschil. Ik heb er nog geen bewijzen voor gevonden (…) Ons doel is niet een film te maken over of je broer seksueel misbruik zou hebben gepleegd. Dat soort films maken [D] noch ik. We kunnen je andere films laten zien die we beiden hebben gemaakt, misschien zou dat helpen om je te laten zien dat we niet uit zijn op een sensationeel verhaal?”
(xv) Op 6 september 2018 heeft Submarine (regisseur [D] , hierna: [D] ) aan [E] het volgende geschreven:
“Jij bent van de onschuld van je broer overtuigd. En velen met jou. De gelegenheid om dit adequaat en overtuigend te brengen is er volop. Wij zijn dit project ook begonnen omdat we denken dat er van alles mis is gegaan met de juridische behandeling van je broer. Dat is natuurlijk ook de kern van de film. Wat is er precies misgegaan? Hoe is het mogelijk dat een aan heroïne verslaafde kroongetuige het op een akkoordje wist te gooien met een corrupte aanklager? Hoe bestaat het dat hij al zolang in vreselijke omstandigheden vastzit? Waarom doet de Nederlandse overheid niets? (…)
Ik wil je dus bij deze nog eens op het hart drukken dat mijn intentie in het geheel niet is gericht om je broer (…) in een kwaad daglicht te stellen.”
(xvi) Op 18 december 2018 heeft Submarine ( [D] ) aan Imamkhan geschreven:
“Ik zal in overleg met jou de interviews voorbereiden. Dit omdat jij echt het meest inhoudelijk op de hoogte bent. Dit geeft de film ook de meeste diepte.”
Met betrekking tot het gestelde seksueel misbruik schreef [D] het volgende:
“Dit is een groot probleem voor het gehele project, omdat dit zeker een rol gaat spelen bij de release van de film. Feit blijft dat [appellant] nooit is aangeklaagd en dat dit op geen enkele manier in het proces en de veroordeling een rol heeft gespeeld. We moeten er samen heel goed zien uit te komen. Maar voor ons gaat de film niet over het seksueel misbruik. We hebben er ook geen bewijs voor gevonden, en we gaan niet zomaar aantijgingen doen. Het seksuele misbruik helemaal niet te noemen, is een slechte zaak, zowel voor [appellant] als voor ons.
(…)
De familie van [echtgenote ] en [stiefdochter ] zullen de film over [appellant] via de pers proberen af te branden, en dan is de film niet meer geloofwaardig. En dat geldt ook voor [appellant] zijn eigen verhaal.”
(xvii) In 2019 hebben gedaagden en Imamkhan de mogelijke risico’s voor [appellant] besproken die de documentaire voor hem zou kunnen hebben. Imamkhan heeft toen ingestemd om verder te gaan met het maken ervan.
(xviii) In een e-mail van 26 augustus 2019 schreef Submarine ( [B] ) aan Imamkhan onder meer het volgende:
“Zoals al vaak gezegd, we maken geen film over [appellant] omdat we willen bereiken dat hij in een doodskist terugkomt naar NL. Dat is echt het laatste dat BNN of wij als belang hebben.”
(xix) Op 23 juni 2020 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen, waarin de (Nederlandse) regering werd verzocht zich maximaal in te spannen om [appellant] naar Nederland te laten overbrengen. Tot heden heeft die motie geen resultaat gehad.
(xx) In oktober 2020 heeft Submarine Imamkhan een omvangrijke vragenlijst voorgelegd, met daarin onder meer de volgende vragen:
“- Wat voor rol speelt het dagboek van [stiefdochter ] in de zaak [appellant]
- Waar is het dagboek nu?
- Denk jij dat het dagboek ooit heeft bestaan?”
(xxi) In een e-mail van 9 december 2020 schreef [B] aan Imamkhan het volgende:
“Het seksueel misbruik zal wel genoemd worden, ook als reden waardoor [appellant] vast blijft zitten (dat dit opgebracht wordt door de familie van [echtgenote ] bij de parole hearings), maar dit wordt geen hoofdlijn de film. Het lijkt ons belangrijk om het wel te benoemen, zodat we ook de context kunnen geven, namelijk dat er 1. geen bewijs voor is 2. Er nooit een aanklacht voor is gedaan en dus ook geen veroordeling voor is geweest. 3. Het geen onderdeel was van de rechtszaak tegen [appellant] .”
(xxii) Op 25 januari 2021 heeft Submarine Imamkhan om een interview verzocht. Het betrof de afleveringen 1 tot en met 3. Dat interview is er niet van gekomen.
(xxiii) In mei 2021 heeft [appellant] aan BNNVARA geschreven dat in de gevangenis een mislukte moordpoging op hem heeft plaatsgevonden.
(xxiv) Op 21 juni 2021 en op 23 september 2021 heeft Imamkhan de samenwerking met Submarine opgezegd, omdat naar haar mening de afspraken werden geschonden en de documentaire schadelijk kon zijn voor [appellant] zaak en veiligheid.
(xxv) In een e-mail van 26 juli 2021 van Submarine ( [B] ) aan Imamkhan staat onder meer het volgende:
“We vinden het wel belangrijk om te noemen dat wij bij het maken van een serie over de zaak [appellant] ook naar eigen inzicht en op basis van onze research mensen moeten kunnen benaderen. Dit doen wij altijd (…) weloverwogen en met gedegen research vooraf. Zo is dat ook afgesproken in ons contract.”
(xxvi) In september 2021 hebben nabestaanden van de vrouw en stiefdochter van [appellant] aan Submarine ( [D] ) brieven van stiefdochter [stiefdochter ] verstrekt en heeft een officier van justitie inzage in haar agenda/dagboek verleend, waarvan hij zegt dat zij met stippen gecodeerd zou hebben aangegeven op welke dagen [appellant] haar seksueel had misbruikt. Daarnaast hebben een buurman van [appellant] en een nicht van [stiefdochter ] in interviews verklaringen afgelegd over vermeend seksueel misbruik. Het gaat daarbij om misbruik van [stiefdochter ] en van deze nicht, [F] , die destijds ook minderjarig was. Bij het interview met de buurman was Imamkhan aanwezig.
(xxvii) In een e-mail van 8 oktober 2021 heeft de advocaat van [appellant] (mr. Ellens) Submarine c.s. gesommeerd om het gebruik van de naam van zijn cliënt, zijn portret en het beeld- en geluidsmateriaal te staken en de samenwerkingsovereenkomst ontbonden.
In die e-mail staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)Waar u in 2016 een overeenkomst bent aangegaan met mevrouw Imamkhan voor het verfilmen van het levensverhaal van de heer [appellant] lijkt de invulling inmiddels een andere te zijn (en meer of enkel nog te focussen op de rechtsgang in Amerika, gezien ook uw website: (…)
En daarbij wordt mevrouw Imamkhan in het geheel niet meer betrokken bij de productie ervan.
Dat is voor mevrouw Imamkhan reden om verdere medewerking stop te zetten en middels deze brief ontbindt zij de samenwerking met Submarine BV en beëindigt zij hiermee per direct de overeenkomst van 20 oktober 2016.
Zij doet daarbij een beroep op uw tekortkomingen in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst van 20 oktober 2016 en het feit dat u lijkt te zijn afgeweken van de oorspronkelijke bedoeling van partijen bij het aangaan van de overeenkomst.
Volledigheidshalve zegt mevrouw Imamkhan de samenwerkingsovereenkomst van 20 oktober 2016 hierbij op, nu zij er niet langer op vertrouwt dat Submarine BV het levensverhaal van de heer [appellant] zal vertellen, alsmede de rol daarin van mevrouw Imamkhan.”
In deze e-mail heeft de advocaat van [appellant] vermeld dat hij [appellant] heeft geadviseerd rechtsmaatregelen te treffen als niet aan deze sommatie wordt voldaan. Submarine c.s. hebben aan de sommatie geen gevolg gegeven.
(xxviii) [appellant] , die nu een slechte gezondheid heeft, verblijft thans in de [verblijf plaats] . Hij heeft getracht via zogenoemde ‘
parole hearings’vroegtijdig vrij te komen – in de V.S. kan een ‘
parole board’daarover beslissen – maar dat is tot heden niet gelukt.
(xxix) De nabestaanden van de vrouw en stiefdochter van [appellant] hebben in de
parole hearings(in 2015, 2018, 2022 en 2023) het gestelde seksueel misbruik ter sprake gebracht. In de
parole hearingvan 21 april 2022 was aanvankelijk bepaald dat [appellant] in aanmerking zou komen voor vroegtijdige vrijlating, maar uiteindelijk is de vroegtijdige vrijlating vanwege het gestelde seksueel misbruik alsnog afgewezen.
(xxx) Bij e-mail van 4 juli 2022 heeft Submarine aan Imamkhan bericht dat zij
“vanwege de nieuwe ontwikkelingen rondom het mogelijke parole van [appellant] ”besloten had een aflevering 5 aan de documentaire toe te voegen. In de daaropvolgende correspondentie met Submarine heeft Imamkhan zich op het standpunt gesteld dat als daarin uitgebreid aandacht zou worden gegeven aan het gestelde misbruik, dat niet in overeenstemming is met de afgesproken samenwerking.
(xxxi) Op 21 augustus 2022 heeft [appellant] aan BNNVARA geschreven:
“Last but not least; nogmaals: als de film wordt uitgezonden, vrees ik voor mijn leven, én mijn families leven/ (…) ik bid-smeek-verzoek U heel veel erg:
STOP THE “DOCUMENTAIRE”- ZEND HET NIET UIT AUB”
(xxxii) Op 12 september 2022 heeft Submarine ( [B] ) aan (onder anderen) de advocaat van [appellant] geschreven nog geen reactie van Imamkhan te hebben gekregen. In deze e-mail staat onder meer:
“We vinden het ongelofelijk jammer dat Rachel[Imamkhan, hof]
niet de dingen aangeeft waarmee zij een probleem had. Wellicht waren die eenvoudig op te lossen in de montage”.
(xxxiii) Op 28 november 2022 heeft Imamkhan met een ander bestuurslid van PrisonLaw de afleveringen 4 en 5, die toen nog niet af waren, bekeken. Submarine ( [H] ) heeft daarover per e-mail van 1 december 2022 aan de advocaat van [appellant] (mr. Ellens) het volgende geschreven:
“Rachel heeft tijdens het nagesprek aangegeven graag een extra statement vanuit [G][ [G] , de Amerikaans jurist die voor [appellant] betrokken was bij de Amerikaanse parole procedures waarin de beschuldigingen aan de orde kwamen: hof]
te horen in aflevering 5 (kort gezegd over hoe de claims van het seksueel misbruik [appellant] nu in de weg zitten, maar hij doordat er geen officiële aanklacht is gedaan zich er niet tegen kan verdedigen). We zijn momenteel aan het kijken wat we hierover toe kunnen voegen. (…) Mochten er verder onjuistheden in de afleveringen zijn geconstateerd dan horen we dat graag nog deze week”
(xxxiv) Bij e-mail van 7 december 2022 heeft de advocaat van [appellant] aan Submarine commentaar van Imamkhan gestuurd, - waarin Imamkhan onder meer meldt dat aflevering 5 niet af was en dat er van veel fragmenten geen beeld beschikbaar was - en bericht:

Graag verneem ik van Submarine / BNNVARA uiterlijk a.s. vrijdag voor 17.00 uur of er een bereidheid is om de afleveringen 1 – 5 aan te passen rekening houdend met de opmerkingen ter zake die afleveringen en of er bereidheid is om wederhoor toe te passen op de punten genoemd in de bijlage.
Ook dient Rachel dan de mogelijkheid te krijgen om de aangepaste afleveringen in te zien. (…)”
(xxxv) Bij e-mail van 9 december 2022 heeft de advocaat van [appellant] aan Submarine bericht:

Voor zover er nog wijzigingen mogelijk zijn in de aflevering 1 – 5 is het voorstel om die afleveringen nogmaals te laten bekijken door Rachel, nadat jullie de reeds gemaakte opmerkingen hebben verwerkt en nadat er hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden op de benoemde onderdelen. Ook, omdat er nog veel zwart beeld in de afleveringen 4 & 5 zat”.
(xxxvi) Bij e-mail van 21 december 2022 heeft de advocaat van Submarine c.s. geschreven:

Hierbij stuur ik jou[w] de reactie van Submarine op het document van Rachel Imamkhan. Graag horen we jullie eventuele resterende opmerkingen, en wel uiterlijk 2 januari. Mochten er nog discussiepunten overblijven, stel ik voor daar in de eerste week van januari een bespreking over te houden.”
(xxxvii) Op 29 december 2022 heeft de advocaat van [appellant] de advocaat van Submarine c.s. geschreven over het risico dat [appellant] loopt als in de documentaire de nadruk wordt gelegd op het gestelde seksueel misbruik en contacten die [appellant] zou hebben gehad in het drugsmilieu.
(xxxviii) Bij e-mail van 13 januari 2022 heeft de advocaat van Submarine c.s. aan de advocaat van [appellant] bericht:
“(…)
Ook is op een paar punten nog aangeboden dat van de kant van de heer [appellant] en/of Rachel nog aanvullend verklaringen kunnen worden gegeven. Vanwege de planning moest dat op korte termijn gebeuren. In jouw e-mail schrijf je dat er in de kerstvakantie geen mogelijkheid voor overleg was. Ik interpreteer dat zo dat ook niet op de uitnodiging tot het geven van toelichtingen kon worden ingegaan. Maar we zijn inmiddels alweer drie weken verder na 21 december, en nog steeds is daar geen inhoudelijke reactie op gekomen. We zijn bereid de termijn nog te verlengen tot uiterlijk 17 januari. Daarna is het niet meer mogelijk.”
(xxxix) Op 20 januari 2023 en op 31 januari 2023 heeft de advocaat van Submarine c.s. nog de volgende berichten aan de advocaat van [appellant] gestuurd:
“Het commentaar kan uiterlijk begin volgende week op camera nog worden gegeven, om het te kunnen verwerken. De laatste mogelijkheid daarvoor is aanstaande dinsdag. Graag horen we uiterlijk zondagavond of Rachel daar gebruik van wil maken.”
en op 31 januari 2023:
“Rachel kan aanstaande donderdag of komende maandag of dinsdag naar Submarine komen voor het bekijken van aflevering 5 en het op camera geven van commentaar daarop. Als daar geen gebruik van gemaakt wordt, is het klaar en wordt de serie afgemaakt. Submarine heeft zich echt meer dan van haar verlangd kon worden ingespannen om jouw cliënten in staat te stellen wederhoor te geven. Dat jouw cliënten daar keer op keer geen gebruik van hebben gemaakt komt uiteraard voor hun risico.”
(xxxx) In een artikel in NRC van 10 mei 2023 komen het mogelijk seksueel misbruik en de betrokkenheid van [appellant] bij drugsmilieus aan de orde.
(xxxxi) Op de website van IMDB (International Movie Data Base) hebben gedaagden de documentaire als volgt aangekondigd:
“The [appellant] case is a complex and gripping 4-part true crime series about a tragic family drama set in 1980’s East L.A. in investigating the circumstances surrounding a brutal double murder, the series exposes a corrupt judicial system, incriminating family secrets and dangerous links to the Mexican mafia.”
(xxxxii) Alle afleveringen zijn inmiddels (tegen betaling) te bezichtigen op NPO Plus

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] vordert in dit geding voorzieningen die ertoe strekken dat de documentaire niet, althans niet geheel en in ongewijzigde vorm wordt uitgezonden. [appellant] stelt daartoe, zeer kort samengevat, dat de insteek van de documentaire zou zijn dat hij, mede als gevolg van corruptie/fouten van het justitiële apparaat in de Verenigde Staten (en gebrek aan inzet/falen van de Nederlandse overheid) al 37 jaar vastzit in een Amerikaanse gevangenis in verband met een moord op zijn vrouw en stiefdochter waaraan hij part noch deel heeft gehad, maar dat de focus van de documentaire gaandeweg (met name in afleveringen 4 en 5) tegen zijn wil en zonder dat hij op behoorlijke wijze in de gelegenheid is gesteld tot weerwoord, is verlegd naar beschuldigingen van betrokkenheid bij drugshandel en van seksueel misbruik van zijn toen minderjarige stiefdochter en nichtje, dit alles in een periode ruim 40 jaar geleden. Hij stelt onder meer dat als gevolg van dit laatste zijn leven in gevaar dreigt te komen.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van [appellant] in die zin toegewezen dat Submarine c.s. is verboden om in vooraankondigingen en promotiemateriaal voor de documentaire te verwijzen naar seksueel misbruik en/of drugshandel zijdens [appellant] en heeft deze voor het overige afgewezen. Tegen deze laatste beslissing komt [appellant] in dit hoger beroep op. Submarine c.s. komen met hun incidenteel appel op tegen de hier omschreven gedeeltelijke toewijzing.
3.2.
In hoger beroep heeft [appellant] zijn (primaire) vordering in die zin beperkt dat hij thans een verbod vordert op de openbaarmaking/uitzending van afleveringen 4 en 5 (die geprogrammeerd staan voor uitzending op televisie op maandag 19 (vandaag) respectievelijk maandag 26 juni aanstaande) en voorts aanpassing wenst van aflevering 1 in die zin dat daaruit verwijderd wordt het fragment dat betrekking heeft op de schriftelijke melding van seksueel misbruik door zijn stiefdochter.
3.3.
[appellant] vordert hiermee (in hoofdzaak) een verbod van voorgenomen en dus toekomstige uitzendingen. Daarmee komt artikel 7 Grondwet in beeld, inhoudende een verbod van censuur en in het tweede lid van dit artikel de bepaling dat er geen voorafgaand toezicht is op de inhoud van radio- of televisie-uitzendingen. Dat de desbetreffende afleveringen van de documentaire nu op NPO Plus te zien zijn doet daar, gelet op de voor toegang tot die site geldende beperkingen, niet aan af.
De toepasselijkheid van genoemde bepaling betekent echter niet per definitie dat een uitzending niet van tevoren mag worden verboden. Als de onrechtmatigheid daarvan voldoende is gebleken, kan ter voorkoming van onherstelbare schade een verbod vooraf worden uitgesproken.
De vordering van [appellant] houdt voorts een beperking in van het in artikel 10 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van Submarine c.s. op vrijheid van meningsuiting. Uit het tweede lid van dat artikel volgt dat dit recht slechts kan worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een beperking die bij wet is voorzien is sprake, indien de voorgenomen uitzending onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse – in beginsel gelijkwaardige – belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van Submarine c.s. is er vooral in gelegen dat zij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moeten kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [appellant] is er vooral in gelegen dat zijn persoon niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy, zoals gewaarborgd in art 8 EVRM, niet onnodig wordt geschonden. Bij deze belangenafweging dienen alle omstandigheden van het geval in aanmerking te worden genomen.
3.4.
Het hof verwerpt het betoog van [appellant] dat de samenwerkingsovereenkomst tussen Submarine en Imamkhan een verbod tot uitzending rechtvaardigt. Submarine c.s. wijzen er terecht op dat het hen in beginsel vrij staat om over een bepaald onderwerp of persoon een documentaire te maken mits daarbij de journalistieke regels in acht worden genomen en de daarbij betrokken belangen van personen niet onnodig worden geschaad. De samenwerkingsovereenkomst is gesloten tussen Submarine en Imamkhan, [appellant] is daar geen partij bij, en niet blijkt van afspraken met [appellant] die aan de uitzendingen in de weg staan.
Ook hetgeen [appellant] aanvoert betreffende een hem toekomend portretrecht kan zijn vordering niet dragen. Het hof wijst er in dit verband op dat voor zover het beelden betreft van anderen dan van hemzelf hij daarop geen portretrecht heeft. Wat betreft aflevering 4 heeft [appellant] onvoldoende belang aangevoerd om zich tegen gebruikmaking van de desbetreffende beelden te verzetten, waar bijkomt dat hij, zoals de voorzieningenrechter onbestreden heeft overwogen, zelf zijn (meer recente) portret aan de NRC ter beschikking heeft gesteld. Wat betreft aflevering 5 behoeft dit bezwaar, gezien het hierna overwogene, niet te worden behandeld.
Het hof begrijpt het beroep van [appellant] op artikel 9 AVG aldus dat dit vooral ziet op aflevering 5 waarin hij onder meer beschuldigd wordt van het zijn van pedofiel. Gelet op hetgeen hierna met betrekking tot deze aflevering wordt overwogen kan de vraag of een beroep op deze bepaling doel zou kunnen treffen verder onbesproken blijven.
3.5.
Met betrekking tot het door hem gevorderde verbod op uitzending van aflevering 4 heeft [appellant] onder meer aangevoerd dat hij daarin in verband wordt gebracht met de handel in drugs en dat deze beschuldigingen ernstige risico’s opleveren voor zijn veiligheid in de gevangenis. Dat daadwerkelijk sprake zou zijn van dergelijke risico’s is door [appellant] niet overtuigend toegelicht. Het hof wijst er in dit verband op dat het om beweerde betrokkenheid bij drugshandel zou gaan in een periode gelegen ruim veertig jaar geleden. Daarbij komt dat de beschuldigingen van betrokkenheid bij drugshandel slechts in ondergeschikte zin in de ruim drie kwartier durende aflevering aan bod komen en daarmee op dit onderwerp niet zodanig de nadruk wordt gelegd dat te verwachten valt dat de openbaarmaking daarvan reëel gevaar voor zijn veiligheid in de gevangenis zal opleveren. Van verdere feiten en omstandigheden van zodanig ernstige aard dat deze de afwijking van het bepaalde in artikel 7 lid 2 Gw zouden rechtvaardigen is ook verder onvoldoende gebleken. Het verbod aan Submarine c.s. om in vooraankondigingen en promotiemateriaal voor de documentaire te verwijzen naar drugshandel acht het hof in de gegeven omstandigheden (waar in dat materiaal
“dangerous links to the Mexican mafia”genoemd worden) wel terecht gegeven. Met een dergelijke vooraankondiging en promotie wordt dit aspect groter gemaakt dat het in de aflevering is; dat ontneemt het het hiervoor overwogen ondergeschikt karakter, waarbij in aanmerking genomen wordt dat daarvoor geen overtuigend bewijs voorhanden is. Deze —geringe —inperking van de uitingsvrijheid wordt in dit geval, de belangen afwegend, noodzakelijk en proportioneel geacht. Het incidenteel appel faalt in zoverre.
3.6.1.
Met betrekking tot aflevering 5 komt het hof tot een ander oordeel ten aanzien van het gevorderde verbod tot uitzending. Die aflevering is - naar het hof aan de hand van de ingebrachte beelden heeft kunnen constateren - grotendeels gewijd aan beschuldigingen van zeer ernstige aard, te weten het seksueel misbruik , ruim veertig jaar geleden, van twee minderjarige meisjes. [appellant] heeft steeds ontkend dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Voorts is niet in geschil dat daarvoor geen sluitend bewijs voorhanden is, zoals Submarine c.s. in deze procedure ook telkens hebben bevestigd, en evenmin is in geschil dat de melding aangaande [stiefdochter ] bij de politie destijds door zijn vrouw is ingetrokken, dat daar nooit gedegen onderzoek naar is gedaan en dat [appellant] daarvoor ook nooit strafrechtelijk is vervolgd. [F] heeft geen aangifte gedaan en van strafrechtelijk onderzoek is geen sprake geweest.
3.6.2.
Reeds in het licht hiervan mocht van Submarine c.s. worden verlangd dat zij, toen zij als gevolg van voortschrijdend inzicht besloten om in een extra aflevering van de documentaire hieraan meer aandacht te besteden, [appellant] in de gelegenheid zouden stellen om op de beschuldigingen te reageren en weerwoord te geven. Daarvoor was des te meer aanleiding nu het hier om filmmateriaal gaat waarin niet alleen indringend, aan het hand van interviews, de beschuldigingen van de familieleden van de vrouw en stiefdochter van [appellant] langdurig zonder inhoudelijk weerwoord aan de orde komen, maar waarin ook – in tegenstelling tot de toelichtingen van Submarine c.s. in deze procedure dat deze beschuldigingen in Amerika nooit goed zijn onderzocht - de
voice overop meerdere momenten de beschuldiging van kindermisbruik als waar en bewezen presenteert. Het hof verwijst in dit verband bijvoorbeeld naar de uitspraken van redacteur [D] dat het nu onvoorstelbaar lijkt dat de politie niet tot vervolging van de vermeende seksuele misdrijven is overgegaan en aan het slot van de aflevering dat het enige dat [appellant] nu nog kan helpen is bekennen dat hij zijn stiefdochter seksueel heeft misbruikt. Het hof merkt in dit verband nog op dat indien zich omstandigheden zouden hebben voorgedaan die meebrachten dat wederhoor praktisch niet of slechts beperkt mogelijk was, het op weg van Submarine c.s. lag om het onderwerp met meer distantie te behandelen dan nu het geval is.
3.6.3.
Submarine c.s. hebben ter zitting erkend dat zij aan [appellant] niet de mogelijkheid hebben geboden om op de beschuldigingen te reageren, terwijl zij ook niet hebben gesteld dat het ter zake horen van [appellant] op onoverkomelijke praktische bezwaren stuitte.
3.6.4.
Submarine c.s. hebben gesteld Imamkhan meermalen de gelegenheid te hebben geboden om commentaar te leveren op de documentaire maar dat zij daar steeds niet op is ingegaan. Daargelaten dat Imamkhan dit betwist, blijkt uit de overgelegde correspondentie dat dit verwijt aan Imamkhan betrekking heeft op de afleveringen 1, 2 en 3 en de periode vóórdat Submarine c.s. besloot om de extra aflevering 5 toe te voegen. Wat de in een laat stadium voorgenomen aflevering 5 betreft, blijkt niet dat Imamkhan zich afwijzend of dralend heeft opgesteld. Integendeel, haar kan niet worden verweten die aflevering, die toen onbetwist ook nog niet klaar was, pas op 28 november 2022 te hebben gezien en toen pas op die aflevering, voor zover zij die heeft kunnen zien, commentaar te hebben gegeven. Zij heeft toen ook onbetwist erop aangedrongen dat niet zij, maar, zo niet [appellant] zelf, in ieder geval [G] in de gelegenheid diende te worden gesteld om inhoudelijk commentaar te leveren, omdat hij immers de jurist was verbonden aan het Amerikaanse kantoor dat [appellant] had bijgestaan bij de
parole hearingswaar de beschuldigingen aan de orde zijn gebracht. Uit de correspondentie blijkt ook dat Submarine c.s. hoe dan ook niet bereid waren tot een aanpassing van aflevering 5 naar aanleiding van inhoudelijk weerwoord, maar hoogstens tot een afzonderlijke cameraopname van Imamkhan, waarbij bovendien, rondom de kerstperiode, nadrukkelijk op tijdsdruk is gewezen.
3.6.5.
Het voorleggen van de beschuldigingen van aflevering 5 aan [G] hebben Submarine c.s. geweigerd. Zij hebben gesteld dat het niet aan [appellant] is om te bepalen welke personen geschikt zijn voor het geven van wederhoor, maar aan Submarine, en dat dat ook blijkt ook uit artikel 3 van de samenwerkingsovereenkomst met Imamkhan, waarin staat dat Submarine vrij was om zelf derden te benaderen en ten slotte dat hij in aflevering 5 afdoende aan het woord komt.
3.6.6.
Submarine c.s. miskennen daarmee evenwel dat het alleszins logisch en passend voorkomt om, zo niet aan [appellant] zelf, dan toch in ieder geval aan [G] de mogelijkheid te bieden om te reageren op de in de interviews geuite aantijgingen, nu hij als Amerikaans jurist betrokken was bij de Amerikaanse procedures waarin de beschuldigingen aan de orde waren.
Het gaat daarbij niet om gemaakte afspraken met Imamkhan. Wat er ook zij van de met haar gesloten samenwerkingsovereenkomst, deze is ruim voordat aflevering 5 werd toegevoegd opgezegd. Bovendien zag deze samenwerkingsovereenkomst, zoals uit de mededelingen zijdens Submarine c.s. in de correspondentie van destijds volgt, op een documentaire gewijd aan de mogelijk onterechte gevangenisstraf van [appellant] waarvan hij met het oog op zijn gewenste voortijdige invrijheidstelling baat zou kunnen hebben. [appellant] en Imamkhan behoefden niet te verwachten dat de samenwerkingsovereenkomst ook zou zien op een jaren daarna extra ingelaste aflevering die voornamelijk gewijd is aan een daarentegen juist voor hem vooral negatieve publicatie ter zake vermeend seksueel misbruik. Van wat [G] in aflevering 5 zegt valt allereerst op dat deze passages in duur zeer ondergeschikt zijn in vergelijking tot die van de beschuldigende interviews, en bovendien dat, naar niet in geschil is, met hem alleen is gesproken in 2021, toen de voorbereidingen voor de documentaire - en daarmee het gesprek met [G] - nog in het stadium verkeerden dat het voornemen van Submarine c.s. was om in de documentaire aandacht te geven aan de vraagtekens die gezet kunnen worden bij de veroordeling van [appellant] tot de langdurige gevangenisstraf, waarbij de vermeende seksuele misdrijven slechts een zeer zijdelingse en ondergeschikte rol zouden hebben, zoals door Submarine toen ook meermalen schriftelijk was meegedeeld. Niet is gebleken, en door Submarine c.s. is ook niet gesteld, dat zij [G] toen of ooit later de beschuldigingen als serieus onderwerp van de documentaire voor effectief inhoudelijk wederhoor hebben voorgelegd. [G] heeft in een ingebrachte en niet tegengesproken verklaring bevestigd dat hij er altijd vanuit was gegaan dat de documentaire erover zou gaan dat [appellant] ten onrechte in de gevangenis zat en dat niemand zijdens van Submarine c.s. hem ooit had verteld dat de documentaire in belangrijke mate ook over iets anders zou gaan. Aflevering 5 met de beschuldigingen heeft hij, naar ter zitting is komen vast te staan, pas daags voor dit kort geding gezien.
3.6.7.
Uit niet betwiste stellingen van Submarine c.s. valt weliswaar op te maken dat van de zijde van Submarine in aanvang van de productie een drietal keren fysiek en/of digitaal met [appellant] is gesproken maar dat in ieder geval ook toen de beschuldigingen van seksueel misbruik niet als serieus onderwerp van de documentaire aan de orde zijn geweest en dat zij de beschuldigingen ook toen niet als onderwerp van belang voor effectief inhoudelijk wederhoor hebben voorgelegd. Daarbij komt dat niet valt in te zien waarom dat dan niet later alsnog had gekund, na de beslissing in juli 2022 om aflevering 5 toe te voegen, die immers juist op die beschuldigingen betrekking heeft. [appellant] zelf heeft aflevering 5 met de interviews en de beschuldigingen, naar ter zitting is komen vast te staan, überhaupt nooit gezien.
3.6.8.
De stelling van Submarine c.s. dat de in aflevering 5 aan de orde gestelde aanklachten al publiekelijk bekend zijn en dat daarom een verbod tot uitzending geen doel dient verwerpt het hof, omdat in de ingebrachte publicaties de vermeende seksuele misdrijven slechts zijdelings worden genoemd en zonder de implicatie dat deze na onderzoek zouden zijn aangetoond.
3.6.9.
Aldus is het hof voorshands van oordeel dat Submarine c.s. het beginsel van hoor en wederhoor hebben geschonden (zoals ook neergelegd in artikel 17 van de Code voor de journalistiek: “
De beschuldigde krijgt voldoende gelegenheid, liefst in dezelfde publicatie en zonder onredelijke tijdsdruk, te reageren op de aantijging.”). Verder hebben zij in die aflevering ook geen (voldoende) duidelijk onderscheid aangebracht tussen feiten, beweringen en meningen (zie ook artikel 2 van de Code voor de journalistiek).
Ook afgezet tegen hun journalistieke belang zoals onder 3.3 omschreven acht het hof dit jegens [appellant] onrechtmatig. Dat de beschuldigingen van kindermisbruik onlangs nog in de
parole hearingsmet betrekking tot de eventuele vervroegde vrijlating van [appellant] aan de aan de orde zijn gekomen en de vervroegde vrijlating in verband met onderzoek daarnaar niet is toegestaan doet hieraan niet af. Dat art. 10 EVRM ruimte biedt voor uitingen die schokkend, schadelijk of verontrustend kunnen zijn als het gaat om een actueel onderwerp dat van algemeen belang is in het maatschappelijk debat ontheft Submarine c.s. niet van de verplichting om, juist in het belang van de rol van de journalist om misstanden aan de kaak te stellen, een behoorlijke mogelijkheid tot wederhoor te bieden. Dat die mogelijkheid bij de afleveringen 1 tot en met 3 wel geboden is en dat naderhand communicatieproblemen zijn opgetreden doet daaraan niet af. In dat verband weegt mee dat geen sprake is van
breaking newsdat onmiddellijke publicatie vergt. De tijdsdruk is louter binnen de samenwerking tussen Submarine en BNNVARA ontstaan.
3.7.
[appellant] heeft gesteld dat indien als gevolg van uitzending van de documentaire de beschuldigingen van seksueel misbruik van minderjarigen onder de aandacht van het grote publiek en in het bijzonder de medegedetineerden van [appellant] komen, zijn leven in de gevangenis niet zeker is. Gelet op hetgeen algemeen bekend is omtrent de toestand in Amerikaanse gevangenissen acht het hof bepaald niet uitgesloten dat als gevolg van de uitzending van de vijfde aflevering voor hem een gevaarlijke situatie zal ontstaan (vgl. ook rov. 4.8.5 van het bestreden vonnis), zonder dat overplaatsing, zoals door Submarine c.s. als mogelijkheid aangevoerd, een reëel perspectief biedt, aangezien bij gebreke van aanwijzingen van het tegendeel aangenomen moet worden dat het gevaar voor [appellant] in een andere gevangenis niet minder zal zijn. Dat [appellant] voor onbepaalde tijd in isolatie en/of op een medische afdeling zal verblijven is geen reële aanname.
In samenhang met hetgeen hierboven onder 3.6 is overwogen ziet het hof hierin aanleiding, gezien ook het onbetwiste en in de rede liggend spoedeisend belang van [appellant] daarbij, om het door [appellant] primair gevorderde verbod wat de vijfde aflevering van de documentaire in de huidige vorm betreft toe te wijzen
Mede gelet op de ernstige gevolgen die het niet voldoen aan de hierna te bespreken veroordeling voor [appellant] zou kunnen hebben zal het hof daaraan een dwangsom verbinden. Deze wordt gesteld op € 50.000,- per overtreding.
Ten slotte brengt het voorgaande mee dat ook met betrekking tot het onderwerp seksueel misbruik de incidentele grief van Submarine c.s. faalt.
3.8.
Ter zitting is aan de orde gekomen dat aan het tweede en derde deel van de primaire vordering wat betreft de in hoger beroep aan de orde zijnde afleveringen is voldaan, zodat de behandeling daarvan verder achterwege kan blijven.
Hof ziet voorts geen aanleiding om met betrekking tot aflevering 4 het subsidiair en meer subsidiair gevorderde toe te wijzen. In hoeverre de onder 3.3 (slot) bedoelde belangenafweging tot een uitkomst leidt die dergelijke maatregelen rechtvaardigt behoeft nader feitelijk onderzoek en leent zich niet voor beoordeling in het kader van dit (spoed) kort geding.
Van de zijde van [appellant] is ten slotte nog gevraagd de aanpassing van de (reeds uitgezonden) eerste aflevering te bevelen in die zin dat daarin het fragment betreffende de door stiefdochter [stiefdochter ] gedane melding van kindermisbruik wordt verwijderd. Het hof acht ook dit onderdeel van de vordering van [appellant] niet toewijsbaar, de melding is daarvoor te kort zichtbaar, de gevolgen van een verplichting tot verwijdering voor Submarine c.s. te ingrijpend om het geven van een voorziening in kort geding te rechtvaardigen en de eerste aflevering is al uitgezonden waardoor een verbod op uitzending geen doel van belang meer dient.
3.9.
De slotsom is dat de grieven van [appellant] gedeeltelijk slagen. Het hof zal het primair gevorderde verbod met betrekking tot het openbaar maken en uitzenden en het aan derden ter openbaarmaking dan wel ter uitzending in en of buiten Nederland aanbieden wat betreft aflevering 5 toewijzen op straffe van verbeurte van een dwangsom. Van Submarine c.s. wordt verwacht dat zij, voor zover reeds sprake is van gegadigden/kopers, de inhoud van dit arrest meedelen en laten weten dat zij aflevering 5 niet ter beschikking kunnen stellen.
Gelet op de uitkomst van het hoger beroep zullen de kosten van het geding in beide instanties worden gecompenseerd in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.

4.Beslissing

Het hof
rechtdoende in principaal en incidenteel appel:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij de vorderingen van [appellant] zijn afgewezen en hij in de kosten van het geding is veroordeeld;
en in zoverre, opnieuw rechtdoende,
verbiedt Submarine c.s. om aflevering 5 van de documentaire ‘Een Amerikaanse nachtmerrie’ openbaar te maken, dan wel uit te zenden in en/of vanuit Nederland en om deze documentaire aan te bieden dan wel ter beschikking te stellen aan derden ter openbaarmaking, dan wel ter uitzending in en/of buiten Nederland en gebiedt Submarine c.s. om binnen 5 uur na betekening van dit arrest aflevering 5 van de documentaire van NPO Plus te doen verwijderen en deze niet meer voor uitzending via NPO Plus beschikbaar te doen stellen;
bepaalt dat indien Submarine c.s. niet aan dit verbod dan wel gebod voldoen zij hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 50.000,- per overtreding tot een maximun van € 250.000,-;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin dat ieder de eigen kosten draagt;
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en D.J. Oranje en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2023.