Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
200.296.243/01
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
4.De eerste aanleg
5.Beoordeling
Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation and Amortization). Dit leidde tot een ruilverhouding van 31,25% voor Prorest tegenover 68,75% voor Albron. Partijen kenden aan ‘Albron Nieuw’ een waarde toe van € 115.948.000,-, dit was de ondernemingswaarde na het samenvoegen met Prorest.
cash and debt free). De koopprijs van de aandelen Prorest, en van 31,25% van de aandelen in Albron, is op deze wijze bepaald op € 36.234.000,- (art. 3.1 PO).
cash). De inbreng van deze
cashmoest plaatsvinden door Facilicom en/of Prorest enerzijds en Stichting Albron en/of Albron anderzijds, in de hiervóór genoemde verhouding 31,25-68,75.
cashin Albron is gerealiseerd, doordat in de onderneming van Prorest € 5.384.000,- is achtergelaten en in de onderneming van Albron € 11.845.000,-. Het meerdere aan
cashdat in de ondernemingen aanwezig was, is vóór de overdracht van de aandelen aan Facilicom en Stichting Albron uitgekeerd als dividend.
cashaan Facilicom te betalen.
cash-inbreng in Albron (€ 5.384.000,-), vermeerderd met een evenredig deel in de ‘aangroei’ van de
cashvan Albron na het samenvoegen van de ondernemingen. In hoger beroep is Facilicom bereid om daarop het dividend dat zij in 2019 van Albron heeft ontvangen, in mindering te laten strekken.
Inleiding
cashvan Albron onder meer door te verwijzen naar de zin die is vermeld in art. 13.2 onder (ii) PO:
cash and debt freebasis betekent volgens Facilicom, zo begrijpt het hof, dat het in art. 13.2 onder (i) en (a) PO bedoelde bedrag een ondernemingswaarde is, die nog
cash and debt freemoet worden gemaakt door de in Albron aanwezige cash tussen Facilicom en Stichting Albron te verdelen naar rato van ieders aandelenbezit.
cashvan Albron, rusten bij Facilicom. Zij legt aan haar vorderingen immers ten grondslag dat uit art. 13.2 onder (i) PO deze aanspraak voortvloeit.
cash-inbreng bij de initiële transacties wel of niet tot de koopsom behoorde.
Van wie is de cash
cashvan Albron, is niet te lezen in de tekst van art. 13.2 PO. Dit ondersteunt de uitleg die Stichting Albron aan de Participatieovereenkomst geeft. De vraag is dus of Facilicom voldoende feiten of omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit volgt dat zij desondanks redelijkerwijs mocht begrijpen dat Stichting Albron bij het sluiten van de Participatieovereenkomst de verplichting op zich heeft genomen om een deel van de
cashvan Albron aan Facilicom uit te betalen.
cashmoest worden bijgestort om een solvabiliteit van 30 procent te bereiken, is het zo niet gegaan. Bij de aanvankelijke uitgifte van aandelen aan Facilicom behoorde er voldoende
cashtot het vermogen van Prorest en Albron, voor zover die niet als dividend aan Facilicom en Stichting Albron was uitgekeerd. Deze
cashis na de aandelenoverdracht deel geworden van het vermogen van Albron. Het is dus geen
cashdie Facilicom zelf had en heeft betaald aan Stichting Albron, de
cashbehoorde tot het vermogen van Prorest, en evenmin
cashdie (rechtstreeks) is gaan behoren tot het vermogen van Stichting Albron. In zoverre betreft de aanspraak van Facilicom op de
cashdus niet het ‘teruggeven’ van een bedrag dat Stichting Albron van Facilicom heeft ontvangen. Dit maakt het minder aannemelijk dat Facilicom redelijkerwijs mocht begrijpen dat Stichting Albron bij een aandelenoverdracht uit hoofde van art. 13.2 PO aan Facilicom de
cashzou betalen die in Prorest was achtergebleven en tot het vermogen van Albron is gaan behoren, al dan niet vermeerderd met een deel van de aanwas van de
cashvan Albron na de uitgifte van aandelen aan Facilicom.
cashvan Albron, al dan niet gelijk aan het bedrag van de
cashdie bij het samenvoegen van de ondernemingen in Prorest is achtergebleven.
Cash and debt free
cash and debt freete maken en aldus te vertalen naar de aandeelhouderswaarde en daarmee naar de waarde en koopprijs van de aandelen. In dit licht valt niet te begrijpen dat, zoals Facilicom stelt, het bedrag van de koopprijs genoemd in art. 13.2 onder (i) en (a) PO een ondernemingswaarde is, die
cash and debt freemoet worden gemaakt in het kader van de verkoop en overdracht van de aandelen aan Stichting Albron, en dat dit ertoe leidt dat Facilicom naar rato van haar aandelenbezit behoort te delen in de
cashvan Albron. Facilicom heeft dit niet afdoende toegelicht.
cash and debt freeis gemaakt (en is genormaliseerd). Art. 13.2 onder (ii) PO is hier echter niet van toepassing.
cash and debt freeen het normaliseren voor eenmalige bijzondere baten of lasten betrekking kon hebben op iets anders dan waarover art. 13.2 onder (ii) PO ging, namelijk het bepalen van een nieuwe verkoopprijs volgens de methode die partijen steeds hebben gehanteerd. Daarnaast is evenmin (voldoende) uitgelegd waarom het toevoegen van onder meer het uitgangspunt van
cash and debt freeaan art. 13.2 onder (ii) PO, het als het ware overbodig maakte om in onderdeel (b) van art. 13.2 onder (i) PO de zinsnede over
cash-inbrengcorrectie te handhaven, en bovendien dat dit ook betekenis zou hebben voor het geval – zoals hier aan de orde – dat onderdeel (b) in het geheel niet van belang zou zijn voor de koopprijs van de aandelen.
Cash-inbrengcorrectie en cash-inbreng
cashin Prorest en Albron (Oud) duiden, en
cash-inbrengcorrectie zoals in eerdere concepten van de Participatieovereenkomst genoemd, liggen bovendien wel in elkaars verlengde, maar zijn niet volledig te vereenzelvigen. Ook voor Facilicom moest dit duidelijk zijn. Beide begrippen zien weliswaar op hetzelfde, namelijk op de plicht van partijen om Albron (Nieuw) te voorzien van voldoende
cash, in evenredigheid met hun aandelenbezit in Albron, om de solvabiliteit te bereiken die partijen kennelijk als noodzakelijk of wenselijk zagen. Het ligt echter voor de hand, zoals Stichting Albron in hoger beroep heeft betoogd, dat de term ‘correctie’ betrekking had op het
bijstorten na de uitgifte van aandelen aan Facilicom. Dat verklaart ook dat de
cash-inbrengcorrectie was vermeld onder (b) van art. 13.2 onder (i) PO, als onderdeel van eventuele agiostortingen die Facilicom zou doen op haar aandelen in Albron.
cash-correctie is verwijderd, omdat na het due diligence onderzoek de Reference Accounts van Prorest en Albron – en daarmee de ruilverhouding – en de kasposities waren vastgesteld en daarna tot de conclusie was gekomen dat geen bijstorting zou plaatsvinden, maar overtollige
cashzou worden uitgekeerd en de rest zou achterblijven om aan de afgesproken solvabiliteit te voldoen. Dit is nog meer aannemelijk, nu ook dit vaststellen van de Reference Accounts en de kasposities in het concept van 28 september 2016 tot uitdrukking is gebracht, door het toevoegen van een nieuwe versie van art. 7.3 PO, waarin tevens is bepaald welk bedrag aan dividend werd uitgekeerd aan Stichting Albron door Albron (€ 37.542.000,- na aftrek van dividendbelasting) en aan Facilicom door Prorest (€ 8.711.000,-).
cashdie op dat moment in Prorest en Albron aanwezig was, geen correctie nodig zou zijn, maar dat laat onverlet dat daarover pas zekerheid kon zijn na het definitief vaststellen van de Reference Accounts en de kasposities.
cash-inbreng
correctieen later alleen van
cash-inbreng.
cash-inbrengcorrectie geen rol meer speelde, zij niettemin aanspraak had op
cash. Als dat wel de bedoeling was, had dit eenvoudig tot uitdrukking kunnen worden gebracht door de toevoeging in art. 13.2 onder (i) en (b) PO ‘(met inbegrip van het pro rata deel van de Cash-inbrengcorrectie)’ te vervangen door ‘(met inbegrip van het pro rata deel van de Cash-inbreng)’. Dat is echter niet gebeurd en er zijn ook geen vragen over het (volledig) schrappen van de toevoeging gesteld.
cash-inbrengcorrectie (als onderdeel van agiostortingen door Facilicom) was vermeld, niet heeft kunnen en mogen afleiden dat uit art. 13.2 onder (i) PO óók een recht op uitbetaling van een
cash-inbreng voortvloeide ondanks dat dit in de Participatieovereenkomst niet is vermeld.
cash-inbreng wel een rol. Art. 12 PO ziet op de ‘call-optie Facilicom’, dus op de situatie dat de samenwerking tussen partijen zou worden bestendigd doordat Facilicom nog 19,75 procent van de aandelen in Albron bij zou kopen en Facilicom daardoor de meerderheidsaandeelhouder werd. Deze situatie verschilt wezenlijk van de situatie waarin art. 13.2 PO van toepassing was. Als Stichting Albron gebruik maakte van haar recht de aandelen te kopen, was de samenwerking immers mislukt. Zoals hiervoor overwogen, hebben partijen voor deze situatie een bijzondere regeling getroffen (art. 13.2 PO).
cashvan Albron aan Facilicom uit te betalen.
cashvan Albron.
cashvan Albron wordt niet gesproken. Ook als in aanmerking wordt genomen dat de notitie niet is geschreven door een jurist, maar door de bestuursvoorzitter van Facilicom, laat het zich moeilijk voorstellen dat Facilicom een zo substantieel bedrag van € 5.384.000,-, of zelfs de latere aanspraak van € 9.022.000,- althans € 7.028.000,- over het hoofd zou zien. Verwacht mocht worden dat het pro rata aandeel in de
cashdirect zou worden genoemd, als Facilicom daadwerkelijk had begrepen dat zij jegens Stichting Albron recht had op die bedragen in het geval Stichting Albron gebruik zou maken van haar optierecht.
cash-inbreng niet uitbetaald krijgt, wordt dat betoog verworpen. Facilicom is gebonden aan hetgeen zij met Stichting Albron heeft afgesproken. Bovendien heeft Facilicom in de periode dat zij effectief aandeelhouder was € 5.060.312,- in de vorm van dividend via Albron uitgekeerd gekregen. De gedachte van Facilicom dat zij de initiële inbreng van Prorest van € 5.384.000,- heeft ‘weggegeven’, zonder dat Facilicom daarvoor iets heeft teruggekregen, is daarom ongegrond. Daarnaast heeft Facilicom de koopsom van € 36.234.000,- in
cashvan Stichting Albron ontvangen.
- griffierecht € 5.610,-
- salaris advocaat € 18.177,- (tarief VIII, 3 punten)
- totaal € 23.787,-