ECLI:NL:GHAMS:2023:1335

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
23-000276-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in jeugdzaken met betrekking tot poging woninginbraak en jeugddetentie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 13 januari 2023 was gewezen. De zaak betreft een jeugdige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woninginbraak. De verdachte heeft met een wieldopmoersleutel een raam van een woning proberen te forceren, maar is betrapt door een getuige, waardoor het bij een poging is gebleven. De kinderrechter had de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 40 dagen, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf gevorderd, maar de raadsvrouw pleitte voor een onvoorwaardelijke werkstraf.

Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter in grote lijnen bevestigd, maar de strafoplegging aangepast. Het hof heeft besloten dat de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk zal zijn aan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht, zodat hij niet opnieuw gedetineerd zal raken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en de Nederlandse taal niet machtig is. De Raad voor de Kinderbescherming had geadviseerd om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, en het hof heeft dit advies gevolgd, maar met een deels voorwaardelijke straf.

De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de straf bepaald op basis van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 23 dagen, waarvan een gedeelte voorwaardelijk, en heeft de overige onderdelen van het vonnis bevestigd. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000276-23
datum uitspraak: 25 mei 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2023 in de strafzaak onder parketnummer 13-000255-23 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 2005,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof de in bewijsmiddel 6 (het proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte) weergegeven passages
“..
en dat ik kort daarna de tuin uitliep” en “
Ik ben toen blijven wachten beneden. Maar ik bleef even wachten. Ik heb toen een tijdje gewacht en na een tijdje ben ik weg gelopen. Toen ik weg liep zag ik ineens politie.” schrapt.
Het in hoger beroep gevoerde, tot vrijspraak strekkende, verweer van de raadsvrouw vindt zijn weerlegging in de door de kinderrechter gebezigde bewijsmiddelen in het vonnis, welke het hof, met inachtneming van het bovenstaande, overneemt.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van 40 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 20 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 40 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 23 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf conform voorarrest op te leggen, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke taakstraf. De verdachte heeft 17 dagen in voorlopige hechtenis gezeten. Indien het hof zal overgaan tot het opleggen van dezelfde straf als de kinderrechter, zou dit betekenen dat de verdachte terug moet in detentie om zijn restant van drie dagen uit te zitten, hetgeen onwenselijk is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak door met een wieldopmoersleutel een raam van een woning kapot te maken. Enkel omdat een getuige de verdachte op een ladder bij het raam heeft betrapt en hem heeft aangesproken, is het bij een poging gebleven. Door zo te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoner van de woning en hem schade en overlast bezorgd. Daarnaast brengen woninginbraken en pogingen daartoe gevoelens van onveiligheid met zich, zowel bij het directe slachtoffer als in de maatschappij.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft in zijn rapport van 31 december 2022 geadviseerd aan de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. De Raad heeft wel andere strafmodaliteiten overwogen, te weten een geldboete, een werkstraf of een leerstraf, maar ziet hiervoor onvoldoende draagvlak, omdat deze modaliteiten vrijwel niet uitvoerbaar zijn, nu de verdachte geen vaste woon- en verblijfplaats in Nederland heeft en de Nederlandse taal niet machtig is.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt voor een inbraak in een woning voor een
first offendereen taakstraf van 120 uren dan wel dienovereenkomstige jeugddetentie genoemd. Het hof zal, gelet op voornoemde ernst van het feit, de vreemdelingenstatus van de verdachte waarover weinig bekend is en het advies van de Raad, geen taakstraf aan de verdachte opleggen zoals verzocht door de raadsvrouw. Het hof acht de oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden. De duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie zal gelijk zijn aan het voorarrest, zodat de verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken. Het voorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie moet de verdachte ervan weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
40 (veertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
23 (drieëntwintig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. D. Radder en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 mei 2023.
mr. M.K. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]