ECLI:NL:GHAMS:2023:1333

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
23-003416-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak over afdreiging en oplichting via sociale media

In deze jeugdzaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2004, werd beschuldigd van afdreiging en oplichting. De zaak kwam aan het licht toen het slachtoffer, [slachtoffer01], werd gedwongen een seksueel getinte video van zichzelf te maken. De verdachte dreigde deze video openbaar te maken als het slachtoffer geen geld overmaakte. Dit leidde tot een betaling van € 100,00 door het slachtoffer, en een vriend maakte ook € 20,00 over. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afdreiging, maar sprak hem vrij van medeplegen en van de primaire tenlastelegging van oplichting. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 79 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 60 uren. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer01], tot schadevergoeding van € 1.720,00 toegewezen, evenals vorderingen van andere slachtoffers. Het hof achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar, rekening houdend met zijn psychologische rapportages en eerdere veroordelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003416-22
datum uitspraak: 25 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 16 december 2022 in de strafzaak onder de parketnummers 13-139710-22 en 13-088931-21 (TUL), 13-068083-20 (TUL) en 13-034762-20 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2004,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meerdere moment(en) in of omstreeks de periode gelegen van 26 augustus 2021 tot en met 11 september 2021 te Amsterdam en/of Uithoorn en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim [slachtoffer01] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten een of meerdere geldbedrag(en), dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of aan een derde toebehoorde, door voornoemde [slachtoffer01]
- ( eerst) (met/via het [social media01] '[account]', althans zich voordoende als een meisje) een of meerdere naaktfoto('s) en/of seksueel getinte berichten en/of video's (van een vrouw/meisje) toe te zenden en/of
- te bewegen een of meerdere seksueel getint(e) bericht(en) en/of foto('s) en/of video('s) (van zichzelf) (terug) te sturen en/of
- ( vervolgens) onder bedreiging van openbaring van voornoemde berichten en/of foto's en/of video's te dwingen een of meermalen een geldbedrag over te maken;
2
primair
hij op meerdere moment(en) in of omstreeks de periode gelegen van 22 oktober 2021 tot en met 14 februari 2022 te Amsterdam en/of Uithoorn en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen en/of het verlenen van diensten tegen betaling, met het oogmerk om zonder volledige levering zich en/of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren door op een of meerdere moment(en) in of omstreeks de periode gelegen van 22 oktober 2021 tot en met 14 februari 2022 op [website01] een advertentie voor een of meerdere [pretpark01] -ticket(s) voor te plaatsen, waarop (onder andere) [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] heeft/hebben gereageerd, waarna door (onder andere) die [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] dat/die ticket(s), althans goed(eren) werd(en) afgenomen;
2 subsidiair
hij op meerdere moment(en) in of omstreeks de periode gelegen van 22 oktober 2021 tot en met 14 februari 2022 te Amsterdam en/of Uithoorn en/of Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (onder andere) [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een of meerdere geldbedrag(en), door op [website01] een advertentie voor een of meerdere [pretpark01] -ticket(s) voor te plaatsen en/of zich (daar, online) voor te doen als bonafide verkoper van dat/die ticket(s) en/of (zo) (onder andere) [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] te bewegen tot betaling van dat/die geldbedrag(en) en/of (vervolgens) dat/die ticket(s) niet te leveren en/of te verkopen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de kinderrechter.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep aan de hand van zijn pleitnotities op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1. Het door de verdachte aangevoerde alternatieve scenario wordt niet weerlegd door de bewijsmiddelen, terwijl niet buiten redelijke twijfel vastgesteld kan worden dat het de verdachte zelf is geweest die via [social media02] contact heeft gehad met de aangever of dat hij hiervan op de hoogte was. Het enkele beschikbaar stellen van zijn telefoon is niet tenlastegelegd.
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de volgende feiten en omstandigheden vast en oordeelt als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer01]
(hierna: [slachtoffer01] )volgt dat hij op 26 augustus 2021 via [social media02] contact had met het account: ‘ [account01] ’. [slachtoffer01] was in de veronderstelling dat hij in gesprek was met een meisje. Het meisje stuurde hem namelijk meerdere naaktfoto’s, waarna hij haar een seksueel getinte video van zichzelf terugstuurde. Kort daarop werd door ‘ [account01] ’ gedreigd dat als [slachtoffer01] geen geld over zou maken, zijn video gedeeld zou worden met zijn vrienden, familie en bekenden. [slachtoffer01] heeft vervolgens € 100,00 overgemaakt naar het aan hem doorgegeven rekeningnummer. Ook heeft hij een vriend gevraagd nog € 20,00 over te maken naar dat rekeningnummer, hetgeen die vriend heeft gedaan.
Gebleken is dat de geldbedragen zijn overgemaakt naar de rekening van [naam01] (
hierna: [naam01]). [naam01] is door de politie verhoord en heeft verklaard dat zij door [verdachte01] uit [adres01] is gevraagd om een op haar rekening gestort geldbedrag voor hem te pinnen.
Hierop is de verdachte aangehouden, waarbij bij hem drie telefoons in beslag zijn genomen. Bij het uitlezen van een van deze telefoons is gebleken dat met die telefoon is ingelogd op de gebruikersnaam ‘[account]’. Bij het uitlezen van een andere door de verdachte in gebruik zijnde telefoon is in de foto’s een submap aangetroffen met de titel ‘ [social media02] ’. In deze map bevonden zich meerdere foto’s en video’s (van vrouwen) met een pornografisch karakter. Ook zijn er op deze telefoon meerdere gesprekken aangetroffen tussen [naam02] en (andere) jonge mannen, waarbij [naam02] probeerde de conversatie voort te zetten via [social media02] .
Bij de politie heeft de verdachte verklaard dat een van zijn vrienden toegang had tot zijn/het [social media02] . Zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zijn telefoon heeft uitgeleend aan deze vriend en dat hij enkel voor die vriend een rekeningnummer heeft geregeld om een geldbedrag op te storten. De naam van deze vriend wil hij niet noemen. Voorts heeft hij verklaard dat hij niets wist van de afdreiging van [slachtoffer01] .
Het door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario wordt weerlegd door de inhoud van het bewijs, waarbij het hof in het bijzonder betrekt hetgeen op
tweeonder de verdachte in beslag genomen telefoons is aangetroffen. Daarbij komt dat de verdachte zijn stelling op geen enkele wijze concreet heeft onderbouwd en dat deze niet verifieerbaar is. Zo heeft de verdachte niet de naam willen noemen van de vriend aan wie hij zijn telefoon had uitgeleend en voor wie hij een rekeningnummer had geregeld waarop het geld kon worden gestort. Ook anderszins is het door de verdediging geschetste alternatieve scenario niet aannemelijk geworden. Gelet hierop en gelet op het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die zich aan de afdreiging van [slachtoffer01] schuldig heeft gemaakt. Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Vrijspraak onderdeel medeplegen
Het hof vindt niet bewezen dat de verdachte hierbij nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander. Van medeplegen wordt de verdachte vrijgesproken.

Vrijspraak feit 2 primair

Met de kinderrechter en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is hetgeen de verdachte onder 2 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode gelegen van 26 augustus 2021 tot en met 11 september 2021 in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaadschrift, [slachtoffer01] heeft gedwongen tot afgifte van enig goed, te weten meerdere geldbedragen, die aan die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] toebehoorden, door voornoemde [slachtoffer01]
- via het profiel '[account]', zich voordoende als een meisje, meerdere naaktfoto's (van een vrouw/meisje) toe te zenden en
- te bewegen een seksueel getinte video van zichzelf terug te sturen en
- vervolgens onder bedreiging van openbaring van voornoemde video te dwingen meermalen een geldbedrag over te maken;
2 subsidiair
hij op meerdere momenten in de periode gelegen van 22 oktober 2021 tot en met 23 oktober 2021 in Nederland, meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, [slachtoffer03] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, door op [website01] een advertentie voor een of meerdere [pretpark01] -tickets te plaatsen en zich (daar, online) voor te doen als bonafide verkoper van die tickets en (zo) [slachtoffer03] en [slachtoffer04] en [slachtoffer05] te bewegen tot betaling van die geldbedragen en (vervolgens) die tickets niet te leveren of te verkopen.
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
afdreiging.
Het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met oplegging van bijzondere voorwaarden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 79 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van twee jaar en daarnaast een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie.
De raadsman heeft verzocht om aan de verdachte enkel een jeugddetentie conform voorarrest op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte in een andere strafzaak bijzondere voorwaarden opgelegd heeft gekregen, waar hij zich goed aan houdt. Als de verdachte in onderhavige zaak weer vast komt te zitten doorkruist dat de goede lijn die hij heeft ingezet.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan afdreiging. Hij heeft in de hoedanigheid van ‘ [naam02] ’ het slachtoffer er toe bewogen een seksueel getinte video van zichzelf te maken. Vervolgens heeft de verdachte gedreigd het filmpje openbaar te maken, als het slachtoffer geen geld zou overmaken naar het door hem genoemde rekeningnummer. Het slachtoffer heeft als gevolg van het handelen van de verdachte een geldbedrag overgemaakt. Het enige doel van deze afdreiging was het verdienen van geld ten koste van het slachtoffer. De verdachte heeft met zijn handelen laten blijken geen enkel respect te hebben voor het slachtoffer en is daarbij volledig voorbijgegaan aan de gevoelens van angst en onveiligheid die hij met zijn handelen heeft veroorzaakt.
De verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan oplichting via [website01] . Hij heeft zich tegenover de slachtoffers, te weten de kopers van [pretpark01] tickets, voorgedaan als bonafide verkoper. Nadat de slachtoffers geld hadden overgemaakt heeft hij nooit de tickets geleverd. Dergelijke oplichtingspraktijken schaden het vertrouwen in eerlijke handel en het elektronische betaalverkeer en verstoren de werking van populaire handelsplatformen op internet, zoals [website01] . Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij hieraan op de bewezenverklaarde wijze heeft bijgedragen en ook hierbij alleen maar oog heeft gehad voor zijn eigen gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 april 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld. In dit verband weegt in het nadeel van de verdachte dat hij ten tijde van onderhavige feiten in twee proeftijden liep.
Het hof heeft wat de persoon van de verdachte betreft voorts kennisgenomen van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 9 december 2022, het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitia rapport van 18 augustus 2022, opgesteld door [naam03] , GZ-psycholoog, de evaluatie van Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA) van 2 december 2022 en op wat door [naam04] , namens de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: WSS), en door [naam05] , namens de Raad, op de terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.
Uit de voornoemde Pro Justitia rapportage blijkt dat er bij de verdachte sprake is van een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis (adhd), en een andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis (grensoverschrijdend gedrag, maar onvoldoende om
van normoverschrijdende gedragsstoornis te kunnen spreken). Daarnaast is er een leer- of onderwijsprobleem, waarbij de perceptuele capaciteiten en de verwerkingssnelheid zeer zwak zijn ontwikkeld en significant achterblijven bij de andere capaciteiten. De persoonlijkheidsontwikkeling wordt als bedreigd aangemerkt, met antisociale trekken. De psycholoog adviseert om de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Het hof sluit zich hierbij aan en zal de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar achten ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten.
De Raad heeft in voornoemd rapport geadviseerd om aan de verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden. De JBRA heeft in zijn rapport geadviseerd om aan de verdachte Toezicht en Begeleiding met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ter terechtzitting heeft [naam05] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad, het advies toegelicht en naar voren gebracht dat de verdachte een stevig kader nodig heeft, omdat de verdachte ten tijde van onderhavige feiten al in twee proeftijden liep.
[naam06] , Jeugdzorgwerker bij de WSS, heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat het contact met de verdachte goed verloopt, dat hij zich aan de bijzondere voorwaarden opgelegd in de andere strafzaak houdt, maar dat er ook zorgen zijn omtrent een nieuwe verdenking.
Het hof acht, alles afwegende, een jeugddetentie, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden. De duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie zal gelijk zijn aan het voorarrest, zodat de verdachte niet opnieuw gedetineerd zal raken en de recente positieve ontwikkelingen kan voortzetten. Het voorwaardelijk gedeelte van de jeugddetentie moet de verdachte ervan weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof ziet niet langer aanleiding om bijzondere voorwaarden te koppelen aan het voorwaardelijke strafdeel, omdat de verdachte in een andere strafzaak, welke zaak in hoger beroep gelijktijdig is behandeld met deze zaak, een uitgebreid pakket aan bijzondere voorwaarden opgelegd krijgt. De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt het daarnaast aan de verdachte nog een werkstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.720,00, bestaande uit € 120,00 ter compensatie van materiële schade en € 1.600,00 als vergoeding voor immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering in zijn geheel, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zal worden toegewezen.
De verdediging heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de bepleite vrijspraak. De raadsman heeft de vordering inhoudelijk niet betwist.
Oordeel van het hof
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden ter hoogte van € 120,00. Nu dit deel van de vordering het hof voorts niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, ligt het voor toewijzing gereed.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in – onder meer – het geval dat de benadeelde partij op ‘andere wijze’ in de persoon is aangetast. De aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde kunnen met zich brengen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Op basis van de bewijsmiddelen en de ingediende vordering, stelt het hof vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Door de afdreiging is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Er is immers een ernstige inbreuk gemaakt op zijn persoonlijke levenssfeer. Dit is aan de verdachte toe te rekenen. Gelet hierop en gelet op de bedragen die rechters in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen, acht het hof het gevorderde bedrag (€ 1.600,00) billijk en wordt de vordering volledig toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer04]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 250,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zal worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De raadsman heeft de vordering niet betwist en de vordering is naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer03]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 80,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zal worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De raadsman heeft de vordering niet betwist en de vordering is naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 318 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging 13-088931-21:

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2021 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 20 subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat vordering zal worden toegewezen en dat de voorwaardelijke werkstraf van 20 uren ten uitvoer wordt gelegd.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het hof acht het, mede uit pedagogisch oogpunt, onwenselijk dat aan het overtreden van de algemene voorwaarden van de voorwaardelijke straf niet de consequentie van tenuitvoerlegging van die straf wordt verbonden. Het hof zal daarom de tenuitvoerlegging van die straf gelasten.

Vordering tenuitvoerlegging 13-068083-20:

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2020 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 50 uren subsidiair 25 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen, onder gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet aanleiding om dat slechts voor een gedeelte van die straf te doen. Gebleken is namelijk dat de verdachte van deze werkstraf 20 uur heeft verricht, waardoor er nog 30 uur resteert.

Vordering tenuitvoerlegging 13-034762-20:

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 23 december 2021 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Nu gebleken is dat deze voorwaardelijke straf aan verdachte is opgelegd na het plegen van onderhavige bewezenverklaarde feiten, wordt de vordering afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen jeugddetentie.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
79 (negenenzeventig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
60 (zestig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.720,00 (duizend zevenhonderdtwintig euro)bestaande uit
€ 120,00 (honderdtwintig euro)materiële schade en
€ 1.600,00 (duizend zeshonderd euro)immateriële
schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.720,00 (duizend zevenhonderdtwintig euro)bestaande uit
€ 120,00 (honderdtwintig euro)materiële schade en
€ 1.600,00 (duizend zeshonderd euro)immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 26 augustus 2021.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer04]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer04] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer04] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 oktober 2021.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer03]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer03] ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 80,00 (tachtig euro)ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer03] , ter zake van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 80,00 (tachtig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 oktober 2021.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 augustus 2021, parketnummer 13-088931-21, te weten van:
een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagenjeugddetentie.
Gelast de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2020, parketnummer 13-068083-20, te weten van:
een
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagenjeugddetentie.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 14 november 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 23 december 2021, parketnummer 13-034762-20, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren..
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. N.R.A. Meerbeek en mr. M.K. Durdu-Agema, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 mei 2023.
mr. M.K. Durdu-Agema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]