ECLI:NL:GHAMS:2023:1332

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
23-002604-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor medeplegen van oplichting en diefstal via Marktplaats

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en diefstal. De feiten vonden plaats tussen 25 februari en 1 maart 2021, waarbij de verdachte zich voordeed als een bonafide koper op Marktplaats. Hij heeft via phishing toegang verkregen tot de bankgegevens van de slachtoffers, [slachtoffer01] en [slachtoffer02], en heeft hen ertoe bewogen hun bankgegevens te verstrekken door middel van een verificatieverzoek. Vervolgens heeft hij met deze gegevens meerdere betalingen verricht en geldbedragen van hun rekeningen afgeschreven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gehandeld, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, waarvan de uitvoering voorwaardelijk is, en een taakstraf van 120 uren. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002604-22
datum uitspraak: 28 april 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-194849-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 t/m 1 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van bankgegevens, rekeningnummers en/of (bijbehorende) pasnummers en/of het uitvoeren van handelingen, dan wel invoeren van (persoonlijke) gegevens op een zgn. e-dentifier, door:
- te reageren op [website01] van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of zich (op [website01] en/of WhatsApp) voor te doen als geïnteresseerde in enig aangeboden goed, althans als bonafide (potentiële) koper (met de naam [naam01] )), en/of
- contact te leggen met voornoemde [slachtoffer01] (en/of diens partner) en/of [slachtoffer02] (via WhatsApp en/of [website01] ), en/of
- ( prijs)afspraken te maken en/of (nadere) contactgegevens uit te wisselen, en/of
- een of meerdere (phishing)links te sturen en/of (daarbij) te zeggen dat dit een zgn. zekerheidsstelling, garantieverzoek en/of verificatieverzoek betrof;
1. subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 t/m 1 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige
kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van bankgegevens, rekeningnummers en/of (bijbehorende) pasnummers en/of het uitvoeren van handelingen, dan wel
invoeren van (persoonlijke) gegevens op een zgn. e-dentifier, door:
- te reageren op [website01] van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of zich (op [website01] en/of WhatsApp) voor te doen als geïnteresseerde in enig aangeboden goed, althans als bonafide (potentiële) koper (met de naam [naam01] )), en/of
- contact te leggen met voornoemde [slachtoffer01] (en/of diens partner) en/of [slachtoffer02] (via WhatsApp en/of [website01] ), en/of
- ( prijs)afspraken te maken en/of (nadere) contactgegevens uit te wisselen, en/of
- een of meerdere (phishing)links te sturen en/of (daarbij) te zeggen dat dit een zgn. zekerheidsstelling, garantieverzoek en/of verificatieverzoek betrof,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 t/m 1 maart 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door met (de middels oplichting en/of phishing) verkregen bankgegevens van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] in te loggen
op een of meerdere (betaal)apps (waaronder [app01] ) en/of (vervolgens) met voornoemde bankgegevens een of meerdere contante geldbedragen op te nemen en/of contactloos betalingen (voor o.a. Paysafe kaarten) te verrichten;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 t/m 1 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meerdere geldbedragen (van in totaal €1.909,45 en/of €1.600,-) en/of een of meerdere Paysafe kaarten, in elk geval (telkens) enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) en/of Paysafe kaarten onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd en/of met via oplichting en/of phishing, althans onrechtmatig, verkregen bankgegevens en/of [app01] gegevens een of meerdere (contante) geldbedragen heeft opgenomen en/of voor een of meerdere Paysafe kaarten (contactloos) heeft betaald;
2. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2021 t/m 1 maart 2021, te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (van) een of meer geldbedragen (van in totaal €1.909,45 en/of €1.600,-) en/of een of meer Paysafe kaarten, althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het – nu de tijdstippen tussen de oplichting en de diefstal met een valse sleutel zodanig dicht bij elkaar liggen, in combinatie met het gebrek aan een redelijke verklaring van de verdachte – aannemelijk is dat het de verdachte is geweest die de aangevers heeft opgelicht. Niet bewezen kan worden dat de verdachte daarbij nauw en bewust samen heeft gewerkt met een ander, zodat hij vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde medeplegen.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn pleitnotities, op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte de aangevers heeft opgelicht, noch dat hij nauw en bewust samen heeft gewerkt met een ander. Ten aanzien van feit 2 primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat het de verdachte was die op 25 februari 2021 in de [winkel01] de pintransacties heeft verricht, omdat er geen beelden van die datum beschikbaar zijn en omdat de ‘herkenningen’ door de verbalisant en de getuige [getuige01] enkel aannames bevatten. Voorts dient de verdachte vrijgesproken te worden van het tenlastegelegde medeplegen.
Feiten en omstandigheden
Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de volgende feiten en omstandigheden vast en oordeelt als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) volgt dat haar man op 25 februari 2021 een Whatsappbericht ontving van een persoon genaamd [naam01] , woonachtig op de [adres02] , die geïnteresseerd was in een jas die haar man te koop had aangeboden op [website01] . [naam01] vroeg of zij een [website01] verificatie verzoek mocht sturen, omdat zij nare ervaringen had met [website01] . Om 18.30 uur stuurde zij vervolgens een verificatielink naar de man van [slachtoffer01] . [slachtoffer01] kreeg de verificatielink van haar man doorgestuurd, waarna zij haar bankgegevens, waaronder haar rekeningnummer en pasnummer, heeft ingevuld. Om 18:35 uur bevestigde de man van [slachtoffer01] aan [naam01] dat de verificatie gelukt was. Diezelfde avond probeerde de man van [slachtoffer01] in te loggen om de bankrekening te bekijken, waarna bleek dat de betreffende rekening wegens fraude geblokkeerd was. Op 25 februari 2021 zijn er vanaf 18:48 uur namelijk, door een ander dan [slachtoffer01] en haar man, meerdere betalingen gedaan bij de [winkel01] de [adres03] , waarbij in totaal een bedrag van € 1.909,45 van de rekening is afgeschreven.
[slachtoffer01] nam de volgende dag contact op met de [winkel01] en kwam in contact met de getuige [getuige01] (hierna: [getuige01] ). Uit zijn getuigenverklaring volgt dat [getuige01] de camerabeelden van de avond van 25 februari 2021 heeft bekeken en dat het hem opviel dat een jongeman in donkere kleding met een capuchon, een petje en een mondkapje bij verschillende kassa’s transacties verrichte. De jongeman nam contant geld op en deed betalingen voor PaySafe kaarten, een online betaalmiddel. Het managementteam van [winkel01] besloot dat de jongeman in de gaten gehouden moest worden, mocht hij de winkel weer betreden.
Op 1 maart 2021 deed [slachtoffer02] (hierna: [slachtoffer02] ) aangifte. Zij was diezelfde dag om 09.11 uur via Whatsapp benaderd door ene [naam01] , woonachtig op de [adres02] . een paar schoenen die [slachtoffer02] te koop had aangeboden op [website01] . [naam01] vroeg aan [slachtoffer02] of zij haar een verificatieverzoek mocht sturen. Zij had namelijk, zo stelde zij, meerdere nare ervaringen via [website01] gehad. Om 10:52 uur stuurde [naam01] [slachtoffer02] een link, waarna [slachtoffer02] haar bankgegevens, waaronder haar rekeningnummer en haar pasnummer, heeft ingevoerd. Om 10:58 uur stuurde [slachtoffer02] het bericht naar [naam01] dat de verificatie gelukt was. Omdat [slachtoffer02] het vreemd vond dat [naam01] vervolgens niks maar van zich liet horen, checkte zij haar bankrekening. Zij zag toen dat er vijf betalingen met haar bankrekening waren gedaan, die zij niet had verricht. Zo zijn er op 1 maart 2021 omstreeks 11.05 uur twee betalingen bij [winkel02] en omstreeks 11.11 uur drie betalingen bij de [winkel01] de [adres03] verricht.
Op 1 maart 2021 was de getuige [getuige01] aan het werk in de [winkel01] . Om 10.45 uur vernam hij van zijn collega dat de jongeman van de beelden van 25 februari 2021 de winkel had betreden. [getuige01] ging een kijkje nemen en herkende de jongeman aan zijn kleding, die nagenoeg hetzelfde was als de kleding die hij droeg op 25 februari 2021. Hij zag dat de jongeman wederom PaySafe kaarten aan het kopen was en betalingen verrichte met zijn telefoon. Hierop besloot [getuige01] de politie te bellen en de jongeman, naar later bleek de verdachte, aan te houden. De verdachte zei tegen [getuige01] dat hij wel wist waarom hij mee moest lopen. Eenmaal in de bedrijfskantine pakte de verdachte drie telefoons en begon dingen op zijn telefoons te verwijderen. Hij verwijderde ook een ABN-AMRO app. Hij voerde ook gesprekken. [getuige01] hoorde de verdachte door de telefoon zeggen: "Scotu komt eraan, Bel effe met … regel dit...."
De camerabeelden van zowel 25 februari als 1 maart 2021 van de [winkel01] zijn ook door de politie bekeken en de verbalisanten zagen op de beelden dat de verdachte op beide dagen meermalen betalingen verrichtte met zijn telefoon, waarbij de tijdstippen van de betalingen overeenkomen met de in de aangifte van [slachtoffer02] en [slachtoffer01] genoemde tijdstippen van de afschrijvingen.
Oordeel van het hof
Gelet op deze feiten en omstandigheden acht het hof zowel het onder 1 primair als onder 2 primair ten laste gelegde bewezen. Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof dat de verdachte op 1 maart 2021 (op heterdaad) is aangehouden, nadat hij in de [winkel01] geldbedragen van de aangever [slachtoffer02] heeft weggenomen middels door oplichting verkregen bankgegevens. Uit de camerabeelden van de [winkel01] van 25 februari 2021 blijkt dat de transacties waarbij er geldbedragen zijn afgeschreven van de rekening van de aangever [slachtoffer01] , eveneens zijn verricht door de verdachte. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte de transacties bij [winkel02] – twee pinbetalingen van in totaal € 800,00 – heeft verricht, omdat de tijdstippen op de stills van de camerabeelden van [winkel02] afwijken van de tijdstippen waarop de geldbedragen zijn afgeschreven van de rekening van de aangever [slachtoffer02] .
Ten aanzien van feit 1 overweegt het hof als volgt. Beide aangevers hebben verklaard dat zij via WhatsApp benaderd zijn door een persoon genaamd [naam01] . [naam01] toonde interesse in goederen die de aangevers op [website01] aanboden. [naam01] stuurde aangevers een verificatielink naar een website, waarop de aangevers hun bankgegevens hebben ingevuld. Vervolgens hoorden zij niets meer van [naam01] . Enkele minuten nadat de aangevers de bankgegevens hebben ingevuld werden er bedragen van hun rekening afgeschreven. Zoals gezegd acht het hof bewezen dat het de verdachte is geweest die deze bedragen heeft weggenomen. Ook acht het hof bewezen dat het de verdachte is geweest die de aangevers middels oplichting ertoe heeft bewogen om hun bankgegevens te verstrekken, nu de tijdstippen van het sturen van de verificatielink door [naam01] en het invullen van de bankgegevens door de aangevers enerzijds en de tijdstippen van de door de verdachte verrichte pintransacties in de [winkel01] anderzijds op zowel 25 februari als op 1 maart 2021 dusdanig dicht bij elkaar liggen dat het, bij gebrek aan een door de verdachte aangedragen aannemelijk alternatief, niet anders kan dan dat de verdachte zowel de oplichter als de dief is.
Ten aanzien van het medeplegen merkt het hof op dat de verdachte, nadat hij is aangehouden snel de inhoud van zijn telefoons heeft gewist en telefonisch met iemand heeft gesproken. Tijdens dit telefoongesprek vertelde hij aan deze persoon dat de politie eraan kwam en gaf hij instructies om iets te regelen. Hieruit maakt het hof op dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met een ander de strafbare feiten pleegde, zodat op dat moment voor hem de noodzaak bestond deze persoon van de komst van de politie op de hoogte te stellen en deze van instructies te voorzien. Daarbij overweegt het hof dat een vorm van oplichting als de onderhavige, gezien de complexiteit, doorgaans door meerdere personen wordt verricht.
Hoewel het de verdachte is geweest die de pintransacties in de [winkel01] heeft verricht, ligt het accent naar geldend recht op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.
Het tot vrijspraak strekkende verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 25 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer01] en [slachtoffer02] heeft bewogen tot het ter beschikking stellen van gegevens, te weten de afgifte van bankgegevens, rekeningnummers en (bijbehorende) pasnummers en het uitvoeren van handelingen, dan wel invoeren van (persoonlijke) gegevens op een zgn. e-dentifier, door:
- te reageren op [website01] van voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en zich (op WhatsApp) voor te doen als geïnteresseerde in enig aangeboden goed, althans als bonafide (potentiële) koper (met de naam [naam01] )), en
- contact te leggen met voornoemde [slachtoffer01] (en diens partner) en [slachtoffer02] (via WhatsApp), en
- ( prijs)afspraken te maken en (nadere) contactgegevens uit te wisselen, en
- een of meerdere (phishing)links te sturen en (daarbij) te zeggen dat dit een zgn. verificatieverzoek betrof;
2. primair
hij in de periode van 25 februari 2021 tot en met 1 maart 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, meermalen, meerdere geldbedragen die aan [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen geldbedragen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onbevoegd en met via oplichting en/of phishing, verkregen bankgegevens en/of [app01] gegevens meerdere (contante) geldbedragen heeft opgenomen en voor meerdere Paysafe kaarten (contactloos) heeft betaald.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis en voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 week met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft het hof verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uren op te leggen met eventueel daaraan gekoppeld een voorwaardelijke straf, omdat aansluiting gezocht dient te worden bij de LOVS-oriëntatiepunten met betrekking tot fraude.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een (of meer) ander(en) schuldig gemaakt aan oplichting, waarna hij aanzienlijke geldbedragen van de slachtoffers heeft weggenomen. De slachtoffers wilden iets verkopen via [website01] en de verdachte deed zich voor als bonafide koper. Door oplichting heeft hij toegang
gekregen tot de bankgegevens van de slachtoffers, waarna hij die gegevens heeft gebruikt voor de aankoop van Paysafekaarten en opname van contante geldbedragen. Daarbij is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking ten tijde van het plegen van de feiten. Door zo te handelen heeft de verdachte de slachtoffers een uiterst vervelende ervaring bezorgd, maar ook het vertrouwen dat consumenten in het algemeen in verkoop via internet, zoals via [website01] moeten kunnen hebben ernstig geschaad. Hij heeft kennelijk slechts gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 maart 2021 is de verdachte niet eerder veroordeeld voor vermogensdelicten of oplichting.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend is. Het hof ziet echter wel aanleiding om een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op te leggen om de verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen, vermeld op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 24 bonnen van onder meer Paysafe (goednummer PL1300-2021043728-6031855), die aan de verdachte toebehoren en die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten zijn verkregen, worden verbeurd verklaard.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 56,, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
24 bonnen van onder meer Paysafe (goednummer PL1300-2021043728-6031855).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Koek, mr. D. Radder en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 april 2023.
De voorzitter, de jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]