ECLI:NL:GHAMS:2023:1331

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
9 juni 2023
Zaaknummer
23-001759-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor smaadschrift met voorwaardelijke geldboete en toepassing van artikel 9a Sr

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1982, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor smaadschrift. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aantasten van de eer en goede naam van twee personen door hen te beschuldigen van racistische uitlatingen via sociale media. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 juni 2020 in Amsterdam berichten heeft gedeeld waarin zij de slachtoffers beschuldigt van racisme, en daarbij ook hun werkgevers heeft genoemd. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift, maar dat de omstandigheden van de zaak, waaronder de emotionele toestand van de verdachte, niet rechtvaardigen dat er geen straf wordt opgelegd. De politierechter had eerder geen straf opgelegd, maar het hof vond dit niet passend. Uiteindelijk werd een voorwaardelijke geldboete van € 150,00 opgelegd, met de waarschuwing dat bij herhaling van strafbare feiten binnen de proeftijd, de geldboete alsnog ten uitvoer kan worden gelegd. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte schuldig verklaarde aan het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001759-22
datum uitspraak: 28 april 2023
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-172366-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1982,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in of omstreeks 22 juni 2020 te Amsterdam opzettelijk, de eer en/of de goede naam van [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door
- via haar [account] account (social media) berichten te delen waarin zij hen beschuldigt van racistische uitlatingen, althans hen 'racisten' te noemen en/of daarbij hun [website] pagina's te delen en/of hun werkgevers in dat bericht te delen en/of
- door hun werkgevers (door middel van e-mail) te benaderen en de beschuldigingen over racistische uitlatingen daar kenbaar te maken/te delen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat dit vonnis niet de redengevende feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bevat en omdat het hof ten aanzien van de strafoplegging tot een ander oordeel komt.

Bewijsoverweging

Uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte een bericht heeft geplaatst op haar [account] waarin zij haar bovenburen, ervan beschuldigt haar racistisch te hebben bejegend. In twee andere Instagramberichten zijn twee screenshots van de [website] accounts van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] , de bovenburen van de verdachte, gepost. Alhoewel de verdachte ontkent dat zij de twee [website] profielen op haar [account] heeft gezet, gaat het hof ervan uit dat ook deze berichten door de verdachte zijn geplaatst. Ofschoon de accountnaam van het [account] waarop de [website] profielen zijn gepost op de afbeelding in het dossier niet goed zichtbaar is, is wel te zien dat de profielen zijn gepost door een account met dezelfde profielfoto als die van de verdachte. Daarbij spreekt de verdachte in haar zogenoemde eerste [account] – welk bericht zij heeft erkend te hebben geplaatst – over “
these two people”,zodat het aannemelijk is dat de screenshots van de [website] accounts dit eerste bericht hebben opgevolgd.
De verdachte heeft [slachtoffer02] en [slachtoffer01] willen beschuldigen van discriminatie en heeft daaraan ruchtbaarheid willen geven door de namen van hun werkgevers en screenfoto's van hun [website] pagina's te plaatsen op haar [account] . Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 22 juni 2020 te Amsterdam opzettelijk, de eer en de goede naam van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van afbeeldingen openlijk tentoongesteld, door via haar [account] (social media) berichten te delen waarin zij hen beschuldigt van racistische uitlatingen, althans hen 'racisten' te noemen en daarbij hun [website] pagina's te delen en hun werkgevers in dat bericht te delen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
smaadschrift.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde onder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) schuldig verklaard zonder een straf of maatregel op te leggen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd ook in hoger beroep toepassing te geven aan artikel 9a Sr.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan smaadschrift. Zij heeft de aangevers in hun eer en goede naam aangetast door hen in een [account] van racisme te beschuldigen. Hoewel het hof er rekening mee houdt dat de verdachte door wat er zich heeft voorgedaan tussen haar en haar bovenburen geëmotioneerd is geraakt, rechtvaardigt dat het handelen van de verdachte niet. Deze manier van
naming and shaminglevert immers een ontoelaatbare manier van eigenrichting op, wat voor de aangevers nog verstrekkendere gevolgen had kunnen hebben dan het nu al heeft gehad, terwijl er andere middelen voorhanden waren om uiting te geven aan haar emoties. Het hof acht derhalve een schuldigverklaring zonder oplegging van straf, zoals door de advocaat-generaal betoogd, niet passend.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 150,00 passend en geboden. Het hof legt deze geldboete voorwaardelijk op om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan eigenrichting.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c en 261 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. A.W.T. Klappe en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 april 2023.
De oudste raadsheer, de jongste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]