Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.Tenlastelegging
3.Vonnis waarvan beroep
4.Inleiding
5.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
- het leveren van de auto’s: de Mercedes Vito en de Alfa Romeo;
- het verschaffen van onderdak aan [naam 1] en het voorzien in zijn levensbehoeften;
- het brengen van [naam 1] naar de omgeving van het kantoor van [slachtoffer 1] en hem voorzien in vervoermiddelen.
feit 1, de moord op [slachtoffer 1] , het
subsidiairten laste gelegde bewezen worden.
feit 2kan het
meest subsidiairten laste gelegde bewezen worden. [slachtoffer 2] is eveneens beschoten en heeft daardoor zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Het was de verdachten te doen om [slachtoffer 1] . Zij hebben de aanmerkelijke kans aanvaard dat de schutter bij het plegen van de moord op [slachtoffer 1] verder zou gaan. De moord is midden op de dag gepleegd, vlakbij het kantoor van [slachtoffer 1] . De kans was groot dat [slachtoffer 1] niet alleen zou zijn als de schutter zou toeslaan; daarbij bestond de niet vergezochte mogelijkheid dat iemand [slachtoffer 1] te hulp zou schieten of de schutter zou aanvallen, waarna de schutter zijn agressie ook op die persoon zou moeten richten om de moord te kunnen plegen. Met deze zo voor de hand liggende scenario’s valt het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] onder het opzet van de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
Onderzoek Enclave
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de Mercedes Vito heeft geregeld op verzoek van [getuige 2] en [getuige 3] . [getuige 1] heeft de bus overgedragen aan [getuige 4] . Het Openbaar Ministerie acht deze verklaringen betrouwbaar omdat deze consistent en gedetailleerd zijn en verankering vinden in de verklaringen van de getuigen [getuige 5] en [getuige 6] .
Uit diverse getuigenverklaringen blijkt dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] in en rond de periode april-mei 2004 vaak met elkaar optrokken. Zij kenden [getuige 3] alle drie. Uit verklaringen van de getuige [getuige 7] blijkt dat via [medeverdachte 1] in maart of april 2004 contact is ontstaan tussen de drie verdachten en de broers [naam 1] , dat de broers in april en mei 2004 in de woning van [getuige 3] aan de [straat 2] [huisnummer] hoog in Amsterdam hebben verbleven en dat de broers ook een paar dagen zijn ondergebracht in [uitgaansgelegenheid 1] in Alkmaar (bij welke club [medeverdachte 1] betrokkenheid had). De verklaringen van [getuige 7] dat de woning aan de [straat 2] aan hem en zijn broer ter beschikking is gesteld door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] is meer dan aannemelijk. Uit zijn verklaringen blijkt verder dat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] [naam 1] vaak ophaalden bij die woning en dan een paar uur weg bleven. Er zijn geen aanwijzingen dat [naam 1] in Nederland met anderen omging dan [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] .
het hof begrijpt: [verdachte]) en [medeverdachte 2] kende. De verklaringen van [getuige 7] omtrent het verblijf aan de [straat 2] vinden bevestiging in foto’s die zijn gemaakt van de beide broers en van [medeverdachte 1] , die zijn aangetroffen op de laptop van [naam 1] . Uit onderzoek is gebleken dat deze foto’s in de betreffende periode zijn genomen in de woning aan de [straat 2] . Ook kan bevestiging worden gevonden in de omstandigheid dat [getuige 7] heeft verklaard dat de woning van een zwarte man was, terwijl de hoofdhuurder van de woning ( [getuige 3] ) inderdaad een donkere huidskleur heeft. Dat de broers door tussenkomst van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] in die woning konden verblijven wordt deels bevestigd door de verklaring van [getuige 10] dat [medeverdachte 1] een woning ter beschikking had gesteld aan [naam 1] . In het dossier is daarnaast ondersteunend materiaal te vinden voor andere onderdelen van de verklaringen van [getuige 7] . In het bijzonder voor zijn verklaringen over het merk en de kleur van de auto van [medeverdachte 1] , de directe omgeving van [uitgaansgelegenheid 1] , de nationaliteiten van de toenmalige vriendin(nen) van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , de aankoop van een auto door de broers, het latere verblijf van [naam 1] bij [getuige 11] en de Turkse taal waarin [naam 1] communiceerde met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] .
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]). [verdachte] zei dat hij niet te bereiken was, omdat zijn mobiele telefoon uit zou staan. Ook had hij gezegd dat hij een foto van [getuige 12] zou meenemen, zodat hij daarnaar kon kijken als er wat zou gebeuren. Nadat [medeverdachte 2] en [verdachte] in de middag thuiskwamen, zetten ze meteen de televisie aan. Ze keken specifiek naar informatie over de moord op [slachtoffer 1] , op bijna elke nieuwszender. Ook hielden ze Teletekst bij. [getuige 12] vond dat [medeverdachte 2] en [verdachte] zichtbaar nerveus waren. Ze schakelden de televisie van de ene naar de andere zender. [medeverdachte 2] en [verdachte] waren in Amsterdam geweest, dat hadden ze tegen haar gezegd.
[getuige 12] verklaarde verder dat [verdachte] op de dag na de moord op [slachtoffer 1] een groot geldbedrag had: een stapeltje bankbiljetten van € 500. Zij heeft kort daarna gezien dat ook [medeverdachte 2] een stapeltje geld had. [getuige 12] heeft verklaard dat ze de dag erna zijn gaan winkelen, waarbij [verdachte] naar haar inschatting een bedrag van rond de € 6.000 aan kleding heeft uitgegeven.
Tenslotte verklaarde [getuige 12] over [medeverdachte 2] dat hij ooit als grapje een vuurwapen op haar hoofd had gezet. Het vuurwapen was van [verdachte] . [getuige 12] heeft verder verklaard dat [voornaam 3] ook “een ding heeft laten zien dat je op je schouder moet zetten, met zo’n raket erin”.
neergestoken.
- [getuige 2] kende [getuige 16] uit het clubhuis van de [naam 2] .
- [getuige 2] had zakelijk contact met [getuige 17] .
- [getuige 2] en [getuige 3] waren bevriend met elkaar.
- [getuige 2] en [getuige 3] stonden daarnaast in contact met [getuige 4] en [getuige 1] .
- [getuige 17] heeft [getuige 3] leren kennen via [getuige 2] en heeft [getuige 4] ook ontmoet.
- [getuige 2] stond in contact met [medeverdachte 1] .
- [getuige 3] stond in contact met [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
- [getuige 4] kende [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] .
- [getuige 11] stond in contact met [getuige 3] en [getuige 4] én met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
[onderzoeksnaam 2]uit reisgegevens en de verklaring van [getuige 7] dat [naam 1] in Thailand was ten tijde van de moord op [naam 3] op 2 november 2005. Bovendien was sprake van (telefonische) contacten tussen [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [getuige 4] en [getuige 3] gedurende de dagen rondom deze moord en (telefonische) contacten tussen [verdachte] en [initialen] [naam 1] . Uit reisgegevens blijkt bovendien dat [verdachte] in september 2005 en de dagen rondom de moord naar Thailand reisde. Hij verbleef daar beide keren slechts enkele dagen. [getuige 7] heeft verklaard dat [verdachte] in november 2005 in hetzelfde hotel verbleef als de broers. Ook verklaarde hij dat zijn broer [medeverdachte 1] had gebeld om geld te vragen en dat [medeverdachte 1] daarop had geantwoord dat [verdachte] toch naar Thailand zou komen en het geld zou brengen. [medeverdachte 2] bracht kort na de moord een flitsbezoek aan [plaats] , welke plaats zich bevindt in de omgeving van de verblijfplaats van [medeverdachte 1] in Turkije.
[onderzoeksnaam 1], dat betrekking heeft op de moord van [naam 4] op 23 juni 2006 in Tilburg, heeft de getuige [getuige 18] verklaard dat deze moord door [naam 1] en [getuige 11] zou zijn gepleegd. Volgens [getuige 18] hebben hij, [getuige 11] , [naam 1] en [medeverdachte 2] de nacht van de moord doorgebracht in de woning van de moeder van [medeverdachte 2] . Uit een afgeluisterd telefoongesprek blijkt verder dat [getuige 11] die nacht gebruik maakte van de telefoon van [medeverdachte 2] . Uit telefoongegevens blijkt dat [getuige 11] in de ochtend na de moord door [medeverdachte 1] werd gebeld. Dat [medeverdachte 1] [naam 4] kende, blijkt uit het aantreffen van diens nummer op een lijst en in een telefoon, die beide zijn gevonden in woningen van [medeverdachte 1] . Tenslotte is in de woning van [getuige 3] aan de [straat 2] een briefje met daarop de naam van [naam 4] aangetroffen.
Enclave. Doordat [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] ook na 17 mei 2004 contact hadden in periodes dat er een moord werd gepleegd waarbij vermoedelijk [naam 1] betrokken was, ontstaat het beeld dat hun ondersteunende activiteiten in april-mei 2004 in de sleutel stonden van de aanslag op [slachtoffer 1] . De geschetste verbanden leveren ondersteunend bewijs voor de eerder aangehaalde bewijsmiddelen, waaruit blijkt dat de verdachten [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 1] direct betrokken zijn geweest bij de gewelddadigheden op 17 mei 2004.
6.Het standpunt van de verdediging
[getuige 16] de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft uitgelokt tot het plegen van de moord op [slachtoffer 1]. Het hof heeft bij arrest van 24 juni 2022 in de zaak [onderzoeksnaam 3] overwogen dat
voor het hof wel duidelijk is geworden dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op de één of andere manier bij de organisatie of uitvoering (van de aanslag) betrokken zijn geweest.
dat de betrouwbaarheid van de herkenning van [verdachte] door de getuige [getuige 22] in ernstige mate is aangetast, zodat die herkenning niet kan worden gebezigd voor het bewijs.
gewoon effe nieuws keken”, terwijl de mannen volgens [getuige 12] nerveus en gespannen van de ene televisiezender naar de andere zapten om het nieuws over [slachtoffer 1] te volgen. Tenslotte kan niet worden vastgesteld op welke dag [getuige 12] heeft gezien dat [verdachte] tijdens het winkelen een stapel met € 500 bankbiljetten bij zich had en flinke contante bedragen aan kleding spendeerde, wat daarvan ook zij, nu [verdachte] in die periode veel contant geld voorhanden had door zijn inkomsten in de drugswereld.
[onderzoeksnaam 1]en
[onderzoeksnaam 4], waarin verklaringen van deze getuige zijn aangemerkt als onbetrouwbaar en onbruikbaar voor het bewijs.
7.De overwegingen van het hof
nietkan worden vastgesteld dat de verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en/of [verdachte] ten tijde van de aanslag aanwezig waren op of in de directe omgeving van de plaats delict.
in persoon, analoog worden toegepast bij de uitvoering van een fotobewijsconfrontatie (
hierna: foslo). Daarnaast heeft de politie, ter bevordering van de betrouwbaarheid van het onderzoeksresultaat, ten aanzien van de uitvoering van foslo’s richtlijnen en instructies vastgesteld (Richtlijnen Meervoudige Fotobewijsconfrontatie (BIN001059) en Werkinstructie Meervoudige Fotobewijsconfrontatie).
en profilwas afgebeeld. Foto 3 week daarvan af omdat het een enkele zwart-wit foto betrof van een man die frontaal was afgebeeld. Bij het zien van foto 3 (waarop [verdachte] met halflang haar is afgebeeld) heeft [getuige 22] verklaard: “Alleen het ronde gezicht, maar nee”.
Uit die vaststelling vloeit voort dat er evenmin voldoende bewijs is voor de tenlastegelegde gedragingen waarbij hun fysieke aanwezigheid op/rondom de plaats delict op dat moment vereist was, te weten: het op de dag van de aanslag op de uitkijk staan en mededader(s) waarschuwen op het moment waarop [slachtoffer 1] zijn kantoor verliet; het op de dag van de moord (vermomd en) voorzien van vuurwapens in de omgeving van het kantoor van [slachtoffer 1] aanwezig zijn en het zich zodanig opstellen dat [slachtoffer 1] niet de kans kreeg om te vluchten.
nietovereen met de verklaring van [getuige 12] . Zo kan in de verklaringen van [getuige 15] bijvoorbeeld geen bevestiging worden gevonden voor hetgeen [getuige 12] heeft verklaard over het vroege opstaan op 17 mei 2004 door [medeverdachte 2] en [verdachte] en het voorhanden hebben van een stapel van € 500 biljetten op de dag erna. [getuige 15] plaatst het vroege opstaan en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid contant geld namelijk concreet op een ander moment, dat niet gekoppeld is aan (de aanslag op) 17 mei 2004. Evenmin kan in de verklaringen van [getuige 15] steun worden gevonden voor het door [getuige 12] gestelde zenuwachtige en nerveuze gedrag van [medeverdachte 2] en [verdachte] bij thuiskomst op 17 mei 2004, terwijl zij het nieuws over de aanslag op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met grote belangstelling volgden.
Enclave, [onderzoeksnaam 2]en
[onderzoeksnaam 1]tot een andere conclusie kunnen leiden.
Ook blijkt uit de onderzoeksresultaten dat rondom de moord op [naam 3] in november 2005 opvallende (pogingen tot) contact(en) tussen [verdachte] , de broers [naam 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [getuige 3] en [getuige 4] zijn geweest, terwijl [naam 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] in die periode bovendien allen opmerkelijke reisbewegingen hebben gemaakt.
In de zaak
[onderzoeksnaam 1]valt op dat de getuige [getuige 18] heeft verklaard dat hij in de nacht van de moord op [naam 4] met [naam 1] bij [medeverdachte 2] in de woning van diens moeder heeft verbleven, terwijl hij
nietmet zich brengt dat alleen al daarom de verklaringen van de getuige [getuige 19] van het bewijs moeten worden uitgesloten.
nietbruikbaar zijn voor de beantwoording van de vraag wie [slachtoffer 1] heeft doodgeschoten, maar
welgebruikt kunnen worden voor het beeld dat hij heeft geschetst van de groep personen rondom [naam 1] en de onderlinge contacten tussen deze personen.
8.Voorwaardelijke verzoeken van de verdediging
9.Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
€ 99.632,75 aan materiële schade en een bedrag van € 40.000 aan immateriële schade. Ter terechtzitting in eerste aanleg is de gevorderde materiele schadepost verlaagd tot een bedrag van
€ 95.799,50. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
niet bewezendat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair, 2 meer subsidiair, 2 meest subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
teruggaveaan [getuige 13] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: