Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
primairvoor recht verklaart dat Timing per 19 maart 2020 aan haar herplaatsingsverplichtingen ten opzichte van [geïntimeerde] heeft voldaan en nadien niet meer gehouden was tot loondoorbetaling en [geïntimeerde] veroordeelt tot terugbetaling van € 12.941,00 bruto aan achterstallig salaris, € 589,68 bruto aan vakantietoeslag en € 500,00 bruto aan wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede van € 587,00 bruto aan achterstallig salaris en € 48,90 bruto aan vakantietoeslag over de periode 30 november 2020 tot en met 16 december 2020;
subsidiairvoor recht verklaart dat Timing per 23 dan wel 25 maart 2020 aan haar herplaatsingsverplichtingen jegens [geïntimeerde] heeft voldaan en nadien niet meer gehouden was tot loondoorbetaling en [geïntimeerde] veroordeelt tot terugbetaling van € 12.647,50 bruto aan achterstallig salaris, € 565,23 bruto aan vakantietoeslag en € 500,00 bruto aan wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede van € 587,00 bruto aan achterstallig salaris en
€ 48,90 bruto aan vakantietoeslag over de periode 30 november 2020 tot en met 16 december 2020;
meer subsidiair
€ 169,60 bruto aan vakantietoeslag en € 500,00 bruto aan wettelijke verhoging en wettelijke rente, alsmede van € 587,00 bruto aan achterstallig salaris en € 48,90 bruto aan vakantietoeslag over de periode 30 november 2020 tot en met 16 december 2020;
nog meer subsidiair (I)voor recht verklaart dat [geïntimeerde] over de periode van 1 april 2020 tot 31 augustus 2020 geen recht had op loon omdat het niet verrichten van de werkzaamheden in die periode in zijn risicosfeer valt en [geïntimeerde] veroordeelt tot terugbetaling van € 6.339,15 bruto aan achterstallig salaris, € 529,72 bruto aan vakantietoeslag en € 500,00 bruto aan wettelijke verhoging en wettelijke rente;
€ 1.828,46 bruto aan achterstallig salaris plus vakantiegeld;
nog meer subsidiair (III)[geïntimeerde] veroordeelt tot terugbetaling van € 1.828,46 bruto aan achterstallig salaris inclusief vakantiegeld.
2.Feiten
grief 1komt Timing op tegen de juistheid en volledigheid van deze feiten. Voor zover van belang zal het hof met deze grief rekening houden. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
Artikel 23 Passende arbeid na wegvallen uitzendarbeid1. Als gedurende de looptijd van een uitzendovereenkomst zonder uitzendbeding waarin de loondoorbetalingsverplichting nadrukkelijk is overeengekomen, de uitzendarbeid wegvalt doordat de terbeschikkingstelling wordt beëindigd, is de uitzendonderneming verplicht, gedurende de looptijd van deze uitzendovereenkomst passend en vervangend werk te zoeken en aan te bieden. De uitzendkracht is gedurende de looptijd van deze uitzendovereenkomst verplicht passend en vervangend werk te aanvaarden.2. Vervangende arbeid is passend:a. als de nieuwe functie(s) aansluit(en) bij eerder verrichte werkzaamheden, de opleiding en capaciteiten van de uitzendkracht; ofb. als het een nieuwe functie betreft waarvoor de uitzendkracht binnen een redelijke termijn al dan niet met behulp van scholing geschikt zou kunnen zijn en die maximaal twee functieniveaus lager ligt dan de functie waarvan de uitzendarbeid is weggevallen. De weggevallen functie wordt hiertoe eerst ingedeeld in het functieraster in bijlage IV.
‘Flexkrachten gezocht!’heeft Timing alle ‘Timers’, waaronder [geïntimeerde] , geschreven dat zij druk bezig is tijdelijk werk voor hen te vinden omdat er op dat moment geen werk bij KLM is. Hen wordt een functie als hulpkracht bij Lidl aangeboden met de opmerking
‘Wellicht is het filiaal bij jou in de buurt iets voor jou?’Vervolgens is onderstreept aangegeven:
‘Je bent minimaal 4 dagen in de week beschikbaar op maandag tot en met vrijdag tussen 08.00uur ’s ochtends en 17.00uur
‘weigering passende arbeid’. In de brief stelt Timing zich op het standpunt dat [geïntimeerde] twee aangeboden functies niet heeft geaccepteerd en dat dit tot gevolg heeft dat Timing voor afloop van de overeenkomst geen andere werkzaamheden meer zal aanbieden.
het is een beetje verrassing maar ook onduidelijk voormij” en: “
Zou jullie dit alsjeblieft uitleggen in een eenvoudige taal?”.Voorts heeft [geïntimeerde] aangegeven dat het niet zo is dat hij de aanbiedingen heeft geweigerd maar dat hij wat welwillendheid (
‘leniant’) van Timing vroeg. Verder heeft [geïntimeerde] geschreven dat het probleem was dat hij geen oppas voor zijn zoontje had en dat de aangeboden werktijden inflexibel waren.
“een beetje beter”snapt en stelt hij onder meer de vervolgvraag:
“wat gebeurt er qua mijn Timing contract en betaling?”.
3.Beoordeling
van het teveel door Timing betaalde salaris vermeerderd met emolumenten, wettelijke verhoging en wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
16 december 2020. De kantonrechter heeft het meer gevorderde afgewezen en
de proceskosten gecompenseerd.
grieven 2, 4 en 6zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat het herplaatsingsgesprek een belangrijk vereiste is en dat Timing door dat gesprek niet te voeren niet aan haar herplaatsingsgesprek heeft voldaan en per 16 maart 2020 of 17 juli 2020 geen beroep toekomt op artikel 23 lid 5 cao (het verval van de loondoorbetalingsverplichting). Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
e-mail van 25 maart 2020 (zie 2.18) had geschreven dat zij niets meer van hem had gehoord en heeft uitgelegd dat zij aan haar verplichtingen van de cao had voldaan, waarbij zij tevens heeft benadrukt dat zij destijds bij KLM de planning kon doen maar nu voor andere opdrachtgevers niet, is er een tijdlang weinig gebeurd. Maar op 17 juli 2020 heeft Timing telefonisch contact met [geïntimeerde] opgenomen met het aanbod voor werk als vuilnisbelader in [plaats 2] (zie 2.19). Uit de overgelegde e-mails (zie 2.19) kan worden afgeleid dat Timing [geïntimeerde] telefonisch heeft uitgelegd wat de functie en de voorwaarden precies inhielden en dat [geïntimeerde] heeft aangegeven er over na te zullen denken en erop terug te zullen komen. Dit heeft [geïntimeerde] echter nagelaten. Na een bevestiging van de zijde van Timing van het gesprek, heeft [geïntimeerde] volstaan met de opmerking - zonder enige (medische) onderbouwing - dat het werk te zwaar voor hem zou zijn in verband met een knieblessure. Zoals Timing terecht heeft aangevoerd, is dit een opmerkelijk standpunt omdat [geïntimeerde] als bagagemedewerker op Schiphol ook zwaar werk deed. In ieder geval staat als onvoldoende weersproken vast dat er voor wat die functie betreft geen problemen waren met de arbeidstijden. Het was een opdracht voor 20 uur in de week (twee of drie dagen), waarbij het aantal arbeidsuren desgewenst kon worden uitgebreid. Gesteld noch gebleken is dat dit aanbod om andere redenen niet passend was als bedoeld in artikel 23 lid 2 van de cao. Omdat [geïntimeerde] inmiddels wist of redelijkerwijze behoorde te weten wat er van hem werd verwacht en wat de consequenties waren van het weigeren van passende arbeid (zo zal hem duidelijk zijn geworden dat zijn loon niet werd uitbetaald en hij werd inmiddels juridisch bijgestaan), was op dat moment aan de strekking van een te houden herplaatsingsgesprek voldaan.
€ 218,50 bruto aan vakantietoeslag en van € 500,00 bruto aan wettelijke verhoging en rente;