ECLI:NL:GHAMS:2023:1206

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
200.323.347/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en vakantieregeling tussen ouders na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling tussen de vader en de moeder van [kind 1]. De vader had in hoger beroep gevraagd om een uitbreiding van de zorgregeling, die door de rechtbank Noord-Holland op 23 november 2022 was vastgesteld. De rechtbank had bepaald dat [kind 1] in de ene week van vrijdag 11.00 uur tot zaterdag 11.00 uur bij de vader verblijft en in de andere week van vrijdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur. De vader verzocht om een regeling waarbij [kind 1] meer tijd bij hem doorbrengt, met name in de vakanties en op feestdagen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de jonge leeftijd van [kind 1] en het belang van contact met beide ouders. Het hof heeft besloten de zorgregeling te verruimen, zodat [kind 1] in de ene week een kort weekend bij de vader verblijft en in de andere week een langer weekend. De ouders moeten in onderling overleg afspraken maken over de vakanties, waarbij de zomervakantie en andere vakanties bij helfte worden verdeeld. Het hof heeft ook benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders goed met elkaar samenwerken in het belang van [kind 1].

De uitspraak van het hof houdt in dat de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders worden verdeeld, met specifieke afspraken over de verblijfsduur van [kind 1] bij beide ouders tijdens vakanties en feestdagen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was en heeft in zoverre opnieuw beschikking gegeven.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.323.347/01
Zaak- / rekestnummer rechtbank: C/15/329537 / FA RK 22-3030
Beschikking van de meervoudige kamer van 30 mei 2023 inzake
[de vader] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.A. de Kock te Utrecht,
en
[de moeder] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.J.H. Vinke te Hoofddorp.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd in Den Haag,
locatie [plaats B] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, (hierna: de rechtbank) van 23 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vader is op 22 februari 2023 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van bovengenoemde beschikking van de rechtbank van 23 november 2022. Hij heeft daarbij een verzoek ingediend tot het treffen van voorlopige voorzieningen (200.323.347/02).
2.2
De moeder heeft op 5 april 2023 in beide zaken een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is daarna het volgende stuk binnengekomen:
- een journaalbericht van de zijde van de vader van 8 april 2023 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 19 april 2023 plaatsgevonden. De zaak is tegelijktijdig behandeld met het verzoek van de vader tot het treffen van voorlopige voorzieningen (200.323.347/02).
Verschenen zijn:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw V. Regout.
2.5
Op het verzoek van de vader tot het treffen van voorlopige voorzieningen heeft het hof, nadat de zitting is onderbroken voor beraad, bij monde van de voorzitter ter zitting mondeling uitspraak gedaan als bedoeld in artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze uitspraak is vastgelegd in een proces-verbaal, dat binnen veertien dagen na de uitspraak aan partijen is verstrekt.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder (hierna samen ook te noemen: de ouders) hebben van mei 2020 tot en met augustus 2021 een affectieve relatie met elkaar gehad.
3.2
Uit de relatie van de ouders is geboren:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ), [in] 2021 in de gemeente [plaats B] .
De vader heeft [kind 1] erkend. De ouders hebben samen het gezag over [kind 1] .
Bij de, in zoverre niet bestreden, beschikking van 23 november 2022 heeft de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de moeder bepaald.
3.3
De moeder heeft uit een eerdere relatie twee minderjarige kinderen, [kind 2] en [kind 3] , geboren [in] 2016 in [plaats C] .
3.4
De vader heeft uit een eerdere relatie twee meerderjarige kinderen, waaronder een zoon, [kind 4] , geboren [in] 2002, die bij hem woont.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, de volgende zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [kind 1] :
[kind 1] verblijft bij de vader:
- in de ene week van vrijdag 11.00 uur tot zaterdag 11.00 uur en de andere week van vrijdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur, met dien verstande dat [kind 1] in de zomervakantie eenmaal een periode van twee aaneengesloten weken bij de moeder is, en
- zowel in de kerstvakantie als in de zomervakantie gedurende een periode van zes nachten, waarbij het vervoer steeds voor rekening van de vader komt.
Verder is bepaald dat [kind 1] tenminste eenmaal per week zal videobellen met de ouder bij wie hij die week niet verblijft.
4.2
De vader verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling vast te leggen op grond waarvan [kind 1] bij de vader verblijft:
- van woensdag 8.30 uur tot zaterdag 16.30 uur, totdat hij vier jaar oud is;
- van vrijdag na school tot maandag naar school, zodra hij vier jaar oud is, tenzij partijen in onderling overleg anders overeenkomen;
- althans conform een regeling die het hof juist acht.
Verder verzoekt de vader te bepalen dat [kind 1] tenminste eenmaal per week zal videobellen met de ouder bij wie hij die week niet verblijft.
De vader verzoekt ook een vakantieregeling vast te leggen op grond waarvan [kind 1] bij hem verblijft:
In de meivakantie:
- In de oneven jaren gedurende de eerste week bij de vader en aansluitend een week bij de moeder, waarbij [kind 1] op Koningsdag bij de vader verblijft;
- in de even jaren in de eerste week bij de moeder en uitsluitend een week bij de vader, waarbij [kind 1] op Koningsdag bij de vader verblijft.
In de zomervakantie:
- in de oneven jaren gedurende de eerste drie weken bij de vader en aansluitend drie weken bij de moeder;
- in de even jaren gedurende de eerste drie weken bij de moeder en aansluitend drie weken bij de vader.
In de kerstvakantie:
- in de oneven jaren gedurende de eerste week bij de vader en aansluitend een week bij de moeder;
- in de even jaren gedurende de eerste week bij de moeder en aansluitend een week bij de vader.
De voorjaars- en herfstvakantie:
- de voorjaarsvakantie wordt bij helfte verdeeld;
- de herfstvakantie wordt bij helfte verdeeld.
Verjaardagen:
[kind 1] verblijft op:
- de verjaardag van de moeder bij de moeder;
- Koningsdag, de verjaardag van de vader, bij de vader;
- zijn verjaardag in de oneven jaren bij de vader;
- zijn verjaardag in de even jaren bij de moeder.
Pinksteren:
- In de oneven jaren op 1e Pinksterdag bij de vader en op 2e Pinksterdag bij de moeder;
- in de even jaren op 1e Pinksterdag bij de moeder en op 2e Pinksterdag bij de vader.
Pasen:
- in de oneven jaren op 1e Paasdag bij de vader en op 2e Paasdag bij de moeder;
- in de even jaren op 1e Paasdag bij de moeder en op 2e Paasdag bij de vader.
Kerst:
- op 1e Kerstdag bij de vader en op 2e Kerstdag bij de moeder.
Oud & Nieuw:
- in de oneven jaren op oudejaarsdag en op 1 januari van het opvolgende jaar bij de moeder;
- in de even jaren op oudejaarsdag en op 1 januari van het opvolgende jaar bij de vader.
4.3
De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans zijn verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

De zaak in het kort en het wettelijk kader
5.1
Deze zaak gaat over de zorgregeling tussen de vader en [kind 1] en de verdeling van de vakanties en feestdagen.
5.2
De ouders hebben samen het gezag over [kind 1] . Op grond van artikel 1:253a lid 2 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder andere een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De standpunten van partijen
5.3
De vader betoogt dat de door de rechtbank vastgestelde zorg- en vakantieregeling te beperkt is. Hij stelt, kort samengevat, dat het in het belang is van [kind 1] om meer tijd met de vader door te brengen. Aan uitbreiding van de zorgregeling staat niets in de weg. De door de rechtbank genoemde praktische bezwaren, zoals de afstand tussen de woonplaatsen van partijen en de omstandigheid dat [kind 1] binnenkort naar de peuterspeelzaal in [plaats B] zal gaan, vormen geen belemmering voor [kind 1] om meer dagen per week bij de vader te zijn. Zo zorgt de vader voor het halen en brengen van [kind 1] , heeft [kind 1] geen last van de autorit van circa 30 minuten en zal hij vanwege wachtlijsten pas in oktober terecht kunnen bij de peuterspeelzaal. De vader heeft ook doordeweeks alle tijd om voor [kind 1] te zorgen. [kind 1] heeft behoefte om langer bij de vader te blijven om met hem een band te kunnen opbouwen. Ook de vakantieregeling moet worden uitgebreid, omdat de vader door de huidige beperkte regeling niet op vakantie kan met [kind 1] . Omdat het partijen niet lukt om samen afspraken te maken over de verdeling van de vakanties en feestdagen, dient het hof een duidelijke regeling hieromtrent vast te stellen, aldus de vader.
5.4
De moeder is van mening dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling in het belang is van [kind 1] en daarom in stand moet blijven. [kind 1] is pas twee jaar oud en nog te jong voor een co-ouderschapsregeling, zoals de vader wenst. [kind 1] maakt bovendien deel uit van het gezin van de moeder en heeft een goede band met zijn twee halfbroertjes. De moeder vindt het belangrijk dat [kind 1] veel tijd met hen doorbrengt en dat zij samen opgroeien. Ook is nu nog niet duidelijk op welke dagen [kind 1] naar de peuterspeelzaal zal gaan. Uitbreiding van de zorgregeling is ook daarom op dit moment niet in het belang van [kind 1] . Daarbij is door de lange afstand tussen de woonplaatsen van de ouders een co-ouderschapsregeling ook niet haalbaar. De moeder heeft geprobeerd om afspraken te maken met de vader over de vakanties, maar hij wilde daaraan niet meewerken. Het is belangrijk dat [kind 1] de vakanties ook kan doorbrengen met zijn twee halfbroertjes. De moeder moet in dat kader ook rekening houden met de regeling die de halfbroertjes hebben met hun vader. Daarbij komt dat de moeder haar vakanties ruim van te voren moet doorgeven aan haar werkgever. De vader werkt niet en is daardoor flexibeler dan de moeder. Nu in de bestreden beschikking een goede regeling is bepaald, moet deze worden bekrachtigd, aldus de moeder.
Het advies van de raad
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep informatie van de website van de richtlijnen Jeugdhulp voorgelezen (Algemene adviezen naar leeftijd van de jeugdigen - 3. Interventies voor jeugdigen en hun gescheiden ouders - Richtlijn Scheiding en problemen van jeugdigen - Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming). Daaruit volgt, samengevat, dat in geval van scheiding ook zeer jonge kinderen goed kunnen opgroeien in twee verschillenden huizen. Volgens de raad zijn er in dit geval geen zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders. Structuur is voor [kind 1] , gelet op zijn jonge leeftijd, belangrijk. De raad begrijpt dat de vader een grotere rol wil spelen in het leven van [kind 1] en daartegen lijken geen bezwaren. Daarbij is het voor een kind ook goed als sprake is van een gelijkwaardige betrokkenheid van de ouders. Dit betekent echter niet dat de zorg ook daadwerkelijk 50/50 moet worden verdeeld. Het is daarnaast ook belangrijk voor [kind 1] dat hij tijd doorbrengt met zijn tweelingbroertjes. Ook moet rekening worden gehouden met het werk van de moeder. [kind 1] is mede gelet op zijn leeftijd gebaat bij veel contact met beide ouders en met ouders die goed met elkaar kunnen samenwerken. De ouders kunnen hierbij hulp gebruiken, bijvoorbeeld in de vorm van een traject als Ouderschap Blijft. Om nu al een zorgregeling te bepalen voor als [kind 1] straks vier jaar oud is en naar school gaat, is niet aan te bevelen, omdat de omstandigheden tegen die tijd weer anders kunnen zijn. Daarbij is het uiteindelijk het meest in het belang van [kind 1] dat de ouders vertrouwen in elkaar hebben en gezamenlijk afspraken kunnen maken over hem, aldus de raad.
Het oordeel van het hof
Reguliere zorgregeling
5.6
Het hof overweegt als volgt.
Het hof ziet gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep aanleiding voor een uitbreiding van de huidige zorgregeling, nu geen sprake is van contra-indicaties. [kind 1] is op dit moment echter pas twee jaar oud en nog niet gewend om structureel gedurende langere perioden achter elkaar bij de vader te verblijven. Daarbij acht het hof het contact met zijn tweelingbroertjes ook belangrijk voor [kind 1] . Tussen de tweeling en hun vader is ook sprake van een zorgregeling. Bij de vaststelling van de zorgregeling tussen de vader en [kind 1] zal hiermee rekening worden gehouden. Voorts dient ook rekening te worden gehouden met het werk van de moeder. Ter zitting heeft de moeder verteld dat zij op maandag en vrijdag werkt en dat [kind 1] op dit moment op maandag bij zijn oma (moederszijde) verblijft. Het hof ziet hierin een aanknopingspunt voor uitbreiding van de huidige zorgregeling. Op basis van de huidige zorgregeling verblijft [kind 1] in de ene week een ‘kort weekend’ (van vrijdag 11.00 uur tot zaterdag 11.00 uur) en in de andere week een ‘lang weekend’ (van vrijdag 11.00 uur tot zondag 11.00 uur) bij de vader. Het hof zal de zorgregeling in het lange weekend uitbreiden, zodat [kind 1] gedurende dat weekend van vrijdag 11.00 uur tot maandag 18.00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [kind 1] op maandag om 18.00 uur weer bij de moeder terugbrengt. Het hof is van oordeel dat deze regeling op dit moment het meest recht doet aan de belangen van [kind 1] . Deze regeling, waarbij [kind 1] in de ene week gedurende één nacht bij de vader en in de andere week gedurende drie nachten bij de vader verblijft, biedt [kind 1] ook voldoende gelegenheid om een goede band op te bouwen met de meerderjarige zoon van de vader.
5.7
De vader heeft het hof ook gevraagd om een zorgregeling vast te stellen voor de periode vanaf het moment dat [kind 1] vier jaar wordt en naar school zal gaan. Het hof overweegt ten aanzien van dit verzoek dat op dit moment nog een aantal belangrijke factoren onzeker zijn, waaronder de woonplaats van de vader, nu hij ter zitting in hoger beroep heeft laten weten dat hij mogelijk naar [plaats B] , de woonplaats van de moeder, wil verhuizen. Ook is nu nog niet bekend wat de schooltijden van [kind 1] tegen die tijd zullen zijn. Het hof is daarom met de raad van oordeel dat nu nog geen zorgregeling kan worden vastgesteld voor de periode vanaf [kind 1] vierde verjaardag. Die periode ligt nog te ver in de toekomst om daarop nu al te kunnen anticiperen. Het verzoek van de vader zal daarom op dit punt worden afgewezen.
Vakanties en feestdagen
5.8
Het hof zal de vakanties bij helfte tussen de ouders verdelen, nu daartegen geen bezwaren zijn gebleken. Het hof zal het verzoek van de vader dan ook in zoverre volgen, met dien verstande dat het hof het in het belang acht van [kind 1] dat hij, gelet op zijn jonge leeftijd, niet langer dan twee weken achter elkaar bij een van de ouders verblijft. Voor wat betreft de zomervakantie dienen de ouders daarom met elkaar af te spreken in welke drie weken, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij de ene ouder en in welke drie weken, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij de andere ouder is. Indien de ouders hier in onderling overleg niet uitkomen, heeft te gelden dat de moeder in de oneven jaren mag bepalen gedurende welke drie weken van de zomervakantie [kind 1] bij haar zal zijn en de vader dit in de even jaren mag bepalen. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep verteld dat zij haar zomervakantie uiterlijk eind november op haar werk moet doorgeven. Het hof zal gelet hierop bepalen dat de ouders de beslissing ten aanzien van de zomervakantie uiterlijk het laatste weekend van november moeten hebben genomen.
De regeling voor de zomervakantie komt er hiermee als volgt uit te zien:
zomervakantie:
- de ouders dienen in onderling overleg met elkaar af te spreken in welke drie weken, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij de ene ouder en in welke drie weken, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij de andere ouder verblijft;
- indien zij hier samen niet uitkomen, mag de moeder in de oneven jaren bepalen gedurende welke drie weken van de zomervakantie, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij haar zal zijn en mag de vader dit in de even jaren bepalen;
- de ouders dienen de beslissing ten aanzien van de zomervakantie uiterlijk het laatste weekend van november te hebben genomen.
5.9
De overige vakanties zullen als volgt bij helfte worden verdeeld:
meivakantie:
- in de oneven jaren gedurende de eerste week bij de vader en aansluitend een week bij de moeder;
- in de even jaren gedurende de eerste week bij de moeder en aansluitend een week bij de vader;
kerstvakantie:
- in de oneven jaren gedurende de eerste week bij de vader en aansluitend een week bij de moeder;
- in de even jaren gedurende de eerste week bij de moeder en aansluitend een week bij de vader;
voorjaars- en herfstvakantie:
- de voorjaarsvakantie wordt bij helfte verdeeld;
- de herfstvakantie wordt bij helfte verdeeld.
5.1
Ook voor wat betreft de feestdagen zal het hof een gelijke verdeling tussen de ouders vastleggen, waarbij - anders dan de vader heeft verzocht - ook Koningsdag tussen de ouders zal worden verdeeld. Hoewel Koningsdag samenvalt met de verjaardag van de vader, acht het hof het in het belang van [kind 1] dat hij ook de mogelijkheid heeft om Koningsdag met de moeder en zijn tweelingbroertjes te vieren. Bovendien kan de vader zijn verjaardag ook op een andere dag vieren, waarbij Koningsdag enkel op de dag zelf kan worden gevierd. Nu in het kader van de procedure met betrekking tot de voorlopige voorzieningen (200.323.347/02) is bepaald dat [kind 1] dit jaar op Koningsdag bij de vader was, zal worden bepaald dat [kind 1] in de oneven jaren op Koningsdag bij de vader verblijft en in de even jaren op Koningsdag bij de moeder verblijft.
De regeling voor wat betreft de feestdagen komt er dan volgt uit te zien:
Koningsdag:
- in de oneven jaren bij de vader;
- in de even jaren bij de moeder.
Pinksteren:
- in de oneven jaren op 1e Pinksterdag bij de vader en op 2e Pinksterdag bij de moeder;
- in de even jaren op 1e Pinksterdag bij de moeder en op 2e Pinksterdag bij de vader.
Pasen
- in de oneven jaren op 1e Paasdag bij de vader en op 2e Paasdag bij de moeder;
- in de even jaren op 1e Paasdag bij de moeder en op 2e Paasdag bij de vader.
Kerst:
- op 1e Kerstdag bij de vader en op 2e Kerstdag bij de moeder.
Oud & Nieuw:
- in de oneven jaren op oudejaarsdag en op 1 januari van het opvolgende jaar bij de moeder;
- in de even jaren op oudejaarsdag en op 1 januari van het opvolgende jaar bij de vader.
Verjaardagen ouders:
- de verjaardag van de moeder bij de moeder;
- in de oneven jaren op de verjaardag van de vader, bij de vader;
Verjaardag [kind 1] :
- in de oneven jaren bij de vader;
- in de even jaren bij de moeder.
5.11
Het verzoek van de vader met betrekking tot het videobellen zal worden afgewezen, omdat de rechtbank de verzochte regeling reeds in de bestreden beschikking heeft vastgelegd, zodat de vader op dit punt geen belang heeft bij zijn verzoek.
5.12
Het hof overweegt tot slot nog het volgende. Ter zitting in hoger beroep is met de ouders gesproken over een hulpverleningstraject als Ouderschap Blijft. Het hof benadrukt nogmaals het belang van een goede samenwerking en onderlinge verstandhouding tussen de ouders. [kind 1] is op dit moment nog maar twee jaar oud. De ouders zullen de komende jaren op vele momenten ten aanzien van zowel grote als kleine zaken met elkaar moeten afstemmen wat het meest in het belang is van [kind 1] en hierover afspraken moeten maken. Het is voor [kind 1] van groot belang dat de ouders hiertoe in staat zijn en dat een en ander bovendien in goede harmonie geschiedt. Een traject als Ouderschap Blijft kan de ouders hierbij helpen en hen handvatten bieden om dit samen onder de knie te krijgen. Dit staat los van hun afzonderlijke opvoedvaardigheden, waarover zowel bij de moeder als bij de vader geen zorgen bestaan. Het hof spreekt dan ook de hoop uit dat de ouders de komende tijd in het belang van [kind 1] stappen zullen zetten om hun onderlinge verstandhouding te verbeteren.
5.13
Het hof zal de proceskosten tussen partijen compenseren, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 23 november 2022, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
verdeelt de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat [kind 1] bij de vader verblijft:
- in de ene week van vrijdag 11.00 uur tot zaterdag 11.00 uur (het ‘korte weekend’);
- in de andere week van vrijdag 11.00 uur tot maandag 18.00 uur (het ‘lange weekend’);
waarbij de vader [kind 1] bij de moeder ophaalt en weer terugbrengt;
gedurende de vakanties en feestdagen verblijft [kind 1] als volgt bij de ouders:
zomervakantie:
- de ouders dienen in onderling overleg met elkaar af te spreken in welke drie weken, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij de ene ouder en in welke drie weken, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij de andere ouder verblijft;
- indien zij hier samen niet uitkomen, mag de moeder in de oneven jaren bepalen gedurende welke drie weken van de zomervakantie, waarvan twee weken aaneengesloten, [kind 1] bij haar zal zijn en mag de vader dit in de even jaren bepalen;
- de ouders dienen de beslissing ten aanzien van de zomervakantie uiterlijk het laatste weekend van november te hebben genomen;
meivakantie:
- in de oneven jaren gedurende de eerste week bij de vader en aansluitend een week bij de moeder;
- in de even jaren gedurende de eerste week bij de moeder en aansluitend een week bij de vader;
kerstvakantie:
- in de oneven jaren gedurende de eerste week bij de vader en aansluitend een week bij de moeder;
- in de even jaren gedurende de eerste week bij de moeder en aansluitend een week bij de vader;
voorjaars- en herfstvakantie:
- de voorjaarsvakantie wordt bij helfte verdeeld;
- de herfstvakantie wordt bij helfte verdeeld;
Koningsdag:
- in de oneven jaren bij de vader;
- in de even jaren bij de moeder.
Pinksteren:
- In de oneven jaren op 1e Pinksterdag bij de vader en op 2e Pinksterdag bij de moeder;
- in de even jaren op 1e Pinksterdag bij de moeder en op 2e Pinksterdag bij de vader;
Pasen
- in de oneven jaren op 1e Paasdag bij de vader en op 2e Paasdag bij de moeder;
- in de even jaren op 1e Paasdag bij de moeder en op 2e Paasdag bij de vader;
Kerst:
- op 1e Kerstdag bij de vader en op 2e Kerstdag bij de moeder;
Oud & Nieuw:
- in de oneven jaren op oudejaarsdag en op 1 januari van het opvolgende jaar bij de moeder;
- in de even jaren op oudejaarsdag en op 1 januari van het opvolgende jaar bij de vader;
verjaardagen ouders:
- de verjaardag van de moeder bij de moeder;
- in de oneven jaren op de verjaardag van de vader, bij de vader;
verjaardag [kind 1] :
- in de oneven jaren bij de vader;
- in de even jaren bij de moeder;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. J.F. Miedema en
mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. H. Sapir als griffier, en is op 30 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.