Op 24 mei 2023 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door verzoeker, wonende te Veghel, tijdens een openbare zitting. Het verzoek was gericht tegen de vijf leden van de Ondernemingskamer, te weten mr. A.H.W. Vink (voorzitter), mr. C.C. Meijer, mr. J.M. de Jongh, drs. M.A. Scheltema en drs. V.G. Moolenaar. Verzoeker was niet vertegenwoordigd door een advocaat, maar het hof heeft besloten het verzoek ontvankelijk te verklaren vanwege de geschetste bijzondere omstandigheden en het spoedeisend belang.
Verzoeker heeft verschillende gronden voor zijn wrakingsverzoek opgegeven, waaronder beschuldigingen van onpartijdigheid met betrekking tot eerdere uitspraken in andere zaken (Centric en Zed+). De leden van de Ondernemingskamer hebben echter betoogd dat de aangevoerde gronden niet tot een gegronde vrees voor partijdigheid kunnen leiden. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de onpartijdigheid van de leden van de Ondernemingskamer niet in twijfel kan worden getrokken op basis van de aangevoerde argumenten van verzoeker.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de overweging dat er geen objectieve factoren zijn die een gerechtvaardigde twijfel aan de onpartijdigheid van de leden van de Ondernemingskamer rechtvaardigen. Bovendien is bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet in behandeling zal worden genomen, gezien het feit dat het huidige verzoek elke reële grond ontbeert.