ECLI:NL:GHAMS:2023:1167

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.322.906/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek inzake verdeling echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een schorsingsverzoek van de vrouw met betrekking tot de verdeling van de echtelijke woning na de echtscheiding. De vrouw, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank, verzoekt het hof om de werking van die beschikking te schorsen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. De rechtbank had eerder bepaald dat de woning aan een derde verkocht moest worden en dat partijen binnen enkele weken een makelaar moesten kiezen en de vraagprijs moesten bepalen. De vrouw is het niet eens met deze beslissing en wil dat de verkoop pas medio augustus 2023 kan beginnen, omdat zij de woning eerst wil laten opknappen.

Het hof heeft de zaak behandeld en de belangen van beide partijen afgewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat het opknappen van de woning zou leiden tot een snellere verkoop en een hogere opbrengst. De man daarentegen heeft gesteld dat de woning zo snel mogelijk te koop moet worden aangeboden, gezien de dalende huizenprijzen en zijn eigen financiële situatie. Het hof heeft vastgesteld dat beide partijen geen geld hebben voor de gewenste aanpassingen aan de woning en dat er geen concreet plan is voor de opknapbeurt.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de belangen van de man bij de uitvoering van de beschikking zwaarder wegen dan de belangen van de vrouw bij schorsing. Het verzoek van de vrouw is afgewezen, wat betekent dat zij moet meewerken aan de verkoop van de woning.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht
zaaknummer: 200.322.906/02
zaaknummers rechtbank: C/13/703440 / FA RK 21-3827 en C/13/718043 / FA RK 22-3224 (LB/LN)
beschikking van 23 mei 2023 op het verzoek tot schorsing in de zaak van
[de vrouw],
wonende in [plaats A] ,
verzoekster,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. R.A. van den Heuvel, gevestigd in Amsterdam,
en
[de man],
wonende in [plaats A] ,
verweerder,
hierna: de man,
advocaat: mr. J.M. Veldkamp, gevestigd in Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de wijze van verdeling van (het appartementsrecht op) de echtelijke woning (hierna ook: de woning) na de echtscheiding, zoals is bepaald door de rechtbank in de zaak met het zaaknummer C/13/718043 / FA RK 22-3224.
1.2
De rechtbank Amsterdam heeft op 15 november 2022 onder meer beslist dat de woning wordt verkocht aan een derde en dat partijen volgens een zogenaamd spoorboekje binnen enkele weken een makelaar moeten kiezen en de vraagprijs van de woning moeten bepalen. Partijen moeten vervolgens hun medewerking aan verkoop en levering van de woning verlenen (hierna ook: de bestreden beschikking).
De vrouw is het niet eens met deze beslissing en is daarom in hoger beroep gekomen. De vrouw wil wel meewerken aan de verkoop, maar wil dat de verkoop pas medio augustus 2023 in gang wordt gezet. In deze procedure verzoekt de vrouw dat het hof, zolang nog niet op het hoger beroep is beslist, de werking van de bestreden beschikking schorst ten aanzien van de verdeling van de woning. Het hof wijst in deze beschikking dit schorsingsverzoek af. Dat betekent dat de vrouw ook op dit moment al moet meewerken aan de verkoop van de woning. Het hof legt hierna uit waarom het dit verzoek afwijst.

2.Het verloop van de procedure

2.1
Het hof heeft de volgende stukken ontvangen:
- het beroepschrift met verzoek tot schorsing en bijlagen, binnengekomen bij het hof op 13 februari 2023,
- het verweerschrift in het schorsingsverzoek met bijlagen, binnengekomen bij het hof op 10 maart 2023, en
- het bericht van de vrouw, met bijlagen van 28 april 2023.
2.2
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 mei 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vrouw met haar advocaat, en
- de man met zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar getrouwd [in] 2009. Het huwelijk is ontbonden op 28 februari 2023 door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Partijen zijn de ouders van [kind] , geboren [in] 2005 te [plaats A] .
3.2
Partijen zijn eigenaar van het appartementsrecht van de woning aan de [A-straat] [plaats A] . De rechtbank heeft in de bestreden beschikking bepaald dat de vrouw tegenover de man het recht heeft om in de woning te blijven wonen tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Partijen zijn het erover eens dat de woning niet voor 28 augustus 2023 wordt geleverd aan een derde.

4.Het geschil

De vrouw verzoekt de schorsing van de werking van de bestreden beschikking te bevelen met betrekking tot de wijze van verdeling van de woning. De man voert verweer en verzoekt het hof de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen.

5.Beoordeling

Juridisch kader
5.1
De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de man de beschikking mag uitvoeren ondanks het hoger beroep van de vrouw. Het hof kan op grond van de wet – als uitzondering – toch beslissen dat de beschikking nog niet mag worden uitgevoerd zolang het hoger beroep loopt. De Hoge Raad heeft daarvoor maatstaven uiteengezet (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026).
De maatstaven komen er kort gezegd op neer dat het hof de belangen van beide partijen bij het al dan niet direct uitvoeren van de beschikking tegen elkaar moet afwegen, indien de rechtbank geen motivering heeft gegeven van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Het hof gaat daarbij uit van de overwegingen en beslissingen in de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft hierbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
Standpunten
5.2
De vrouw vindt dat pas half augustus 2023 kan worden gestart met de verkoop, omdat de woning eerst moet worden opgeknapt. Als er een paar gebreken worden verholpen, leidt dat naar verwachting tot een snellere verkoop en een hogere opbrengst. Daarnaast heeft de vrouw verteld dat zij de woning in januari nog niet in de verkoop wilde zetten, omdat de lange periode tussen verkoop en het moment dat geleverd zou kunnen worden (na 28 augustus 2023) potentiële kopers zou kunnen afschrikken. Dat bezwaar is inmiddels echter door het tijdsverloop vervallen: een periode van drie of vier maanden tussen verkoop en levering is geen probleem, aldus de vrouw.
5.3
De man wil dat de woning zo snel mogelijk te koop wordt aangeboden. Vanwege de dalende huizenprijzen brengt het huis steeds minder op als langer wordt gewacht met de verkoop. Het opknappen van enkele gebreken heeft bovendien weinig zin. De woning ziet er goed uit, maar is zo verouderd dat een koper het toch volledig zal willen verbouwen. Verder is van belang dat de man geen andere woning kan kopen zolang de woning niet is verkocht en hij hoofdelijk aansprakelijk is voor de hypotheekschuld. Bovendien heeft de man last van het conflict dat hij met de vrouw heeft. Hij heeft belang bij zo min mogelijk financiële banden met de vrouw, omdat elke binding - waaronder het gezamenlijk eigendom van de woning - tot discussie leidt.
Beoordeling door het hof
5.4
Voorop staat dat de man recht en belang heeft bij tenuitvoerlegging van de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de verkoop van de woning. De vraag is of dit belang moet wijken voor het door de vrouw gestelde belang bij opknappen van de woning.
Op de zitting hebben zowel de man als de vrouw verteld dat zij geen geld hebben voor het opknappen van de woning, welke stellingen over en weer niet zijn betwist. De vrouw heeft geopperd dat partijen een aannemer zouden kunnen inhuren onder de voorwaarde dat zij de kosten daarvan betalen nadat de woning is verkocht en partijen de beschikking hebben over de opbrengst van de woning. De vrouw heeft echter geen contact met een aannemer die bereid is tot een dergelijke (ongebruikelijke) overeenkomst. Aangezien partijen de door de vrouw gewenste aanpassingen aan de woning niet kunnen betalen, is er alleen daarom al geen reden om de verkoop uit te stellen en de werking van de bestreden beschikking te schorsen.
Partijen zijn het bovendien niet eens over de wenselijkheid van het opknappen van de woning voorafgaand aan de verkoop van de woning. Tenslotte heeft de vrouw geen concreet plan waaruit blijkt welke aanpassingen zij precies wenst, hoeveel die zouden kosten en tot welke waardevermeerdering die zouden leiden.
Alles afwegende wegen de belangen van de man bij het uitvoeren van de bestreden beschikking zwaarder dan de belangen van de vrouw bij schorsing. Dat betekent dat de vrouw moet meewerken aan de verkoop en de levering van de woning.

6.Beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de vrouw af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. J.M. van Baardewijk en mr. J.W. van Zaane, bijgestaan door mr. A.N. Biersteker als griffier, en is op 23 mei 2023 uitgesproken in het openbaar door de voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier.