ECLI:NL:GHAMS:2023:1151

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
200.313.494/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een vonnis van de kantonrechter inzake een overeenkomst tussen handelaar en consument met betrekking tot informatieplichten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een handelaar en een consument. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A. Quispel, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 26 april 2022 was gewezen. De kantonrechter had de vordering van de appellant afgewezen op grond van artikel 6:230l BW, omdat er onvoldoende informatie was verstrekt aan de consument over de totstandkoming van de overeenkomst.

In het hoger beroep heeft de appellant zijn vordering herhaald en aanvullende toelichting gegeven op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst. Het hof heeft geoordeeld dat de appellant aan zijn pre-contractuele informatieplichten heeft voldaan, waardoor de consument weloverwogen een beslissing kon nemen over de aankoop van de airconditioningsinstallatie. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de appellant niet ongegrond of onrechtmatig was, en heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd.

Het hof heeft de geïntimeerde veroordeeld tot betaling van € 6.913,15 aan de appellant, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 10 maart 2022. Daarnaast is de geïntimeerde veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten aan de zijde van de appellant zijn begroot op € 448,23 aan verschotten en € 836 voor salaris. De uitspraak is gedaan door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof, bestaande uit de rechters T.S. Pieters, G.C. Boot en A.S. Arnold.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.313.494/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 9759133 / CV EXPL 22-1733
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 23 mei 2023
inzake
[appellant] , h.o.d.n. [X] ,
wonend te [woonplaats 1] ,
appellant,
advocaat: mr. A. Quispel te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats 2] ,
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en [geïntimeerde] genoemd.
[appellant] is bij dagvaarding van 11 juli 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kantonrechter), van 26 april 2022, gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde] als gedaagde.
Ter rolle van 26 juli 2022 is tegen [geïntimeerde] verstek verleend.
[appellant] heeft een memorie van grieven met producties genomen en heeft bewijs van zijn stellingen aangeboden.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog - uitvoerbaar bij voorraad - zijn vordering zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
Ten slotte heeft [appellant] arrest gevraagd.

2.Beoordeling

3.1.
[appellant] heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van in hoofdsom € 6.142,50, vermeerderd met incassokosten en rente per saldo van € 6.913,15, te vermeerderen met rente vanaf de datum van de dagvaarding.
3.2.
[appellant] heeft aan de vordering ten grondslag gelegd dat hij aan [geïntimeerde] een airconditioningsinstallatie heeft verkocht en geleverd voor het bedrag van € 6.142,50 (inclusief installatiekosten) en dat [geïntimeerde] de daartoe opgemaakte factuur van 30 mei 2021, met een betalingstermijn van veertien dagen, ondanks aanmaning en sommatie, onbetaald heeft gelaten.
3.3.
De kantonrechter heeft de vordering afgewezen op de grond dat sprake is van een overeenkomst als bedoeld in artikel 6:230l BW, terwijl zonder concrete toelichting over de wijze van totstandkoming van de overeenkomst hij niet heeft kunnen vaststellen dat aan [geïntimeerde] op duidelijke en begrijpelijke wijze de in dat artikel bedoelde informatie was verstrekt.
3.4.
In grief 1 heeft [appellant] alsnog een toelichting gegeven op de wijze van totstandkoming van de overeenkomst. Het hof acht zich daardoor voldoende voorgelicht om te kunnen vaststellen dat [appellant] aan de op hem rustende pre-contractuele informatieplichten heeft voldaan, in dier voege dat [geïntimeerde] weloverwogen een besluit heeft kunnen nemen over de aankoop van de installatie. Ook overigens komt de vordering het hof ongegrond noch onrechtmatig voor, zodat de vordering toewijsbaar is.
3.5.
De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd behoudens de veroordeling van [appellant] in de kosten, nu in eerste aanleg zijn vordering op goede grond is afgewezen. nu de kantonrechter tot de in het bestreden vonnis bepaalde uitkomst heeft kunnen komen. De vordering van [appellant] wordt als na te melden toegewezen en [geïntimeerde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover daarbij de vordering van [appellant] is afgewezen; en
in zoverre opnieuw rechtdoende in hoger beroep:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan [appellant] te betalen € 6.913,15, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 10 maart 2022;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 448,23 aan verschotten en € 836 voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, G.C. Boot en A.S. Arnold en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023.