In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 12 juni 2019. De verdachte, geboren in 1959, was eerder vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak in eerste aanleg. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 12 april 2023 gehouden en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met aanvullende bewijsoverwegingen. De verdachte had kinderpornografisch materiaal op zijn computers, en het hof heeft vastgesteld dat er geen computervirussen aanwezig waren die de bestanden zelfstandig konden downloaden. De verdachte heeft verklaard niet te weten hoe de bestanden op zijn computers zijn gekomen, maar het hof acht het niet aannemelijk dat een ander verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van het materiaal.
De strafmaat is ook besproken, waarbij het hof opmerkt dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden. Ondanks dat een langere voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn, heeft het hof besloten om de straf zoals opgelegd door de rechtbank te handhaven. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor het deel dat betrekking heeft op de vrijspraak en heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd voor het overige.