ECLI:NL:GHAMS:2023:1132

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
23-003104-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling gewapende winkeloverval in vereniging met vrijspraak voorhanden hebben wapens en munitie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2002, was betrokken bij een gewapende overval op een winkel in Amsterdam op 17 april 2021, waarbij iPhones werden gestolen. De medeverdachten hebben bekend de overval te hebben gepleegd, en camerabeelden toonden de verdachte die een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in handen had. Het hof oordeelde dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, omdat hij op de hoogte was van de overval en actief betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering ervan. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De vordering van de benadeelde partij, de winkel, tot schadevergoeding van € 1.930,00 werd toegewezen. De verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van wapens, omdat niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld om welk wapen het ging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de rol van de verdachte als medepleger van de overval bevestigde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003104-21
datum uitspraak: 26 april 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 november 2021 in de strafzaak onder de parketnummers 13106230-21 en 13-680128-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (beiden werkzaam en aanwezig in winkel [winkel01] , (filiaal [adres02] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de [winkel01] toebehoorde, door (in voornoemde winkel)
- een of meer vuurwapens, in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of
- voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een deur en/of een kluis te openen en/of voornoemde telefoons in een tas te stoppen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te zeggen: “Schiet op” en/of “Blijf hier” en/of “Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en/of “Blijf in deze ruimte”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan winkel [winkel01] (filiaal [adres02] ) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (beiden werkzaam en aanwezig in voornoemde winkel), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (in voornoemde winkel)
- een of meer vuurwapens, in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of
- voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een deur en/of een kluis te openen en/of voornoemde telefoons in een tas te stoppen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te zeggen: “Schiet op” en/of “Blijf hier” en/of “Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en/of “Blijf in deze ruimte”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (beiden werkzaam en aanwezig in winkel [winkel01] , (filiaal [adres02] ) heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde, te weten aan [winkel01] toebehoorde, door (in voornoemde winkel)
- een of meer vuurwapens, in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of
- voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een deur en/of een kluis te openen en/of voornoemde telefoons in een tas te stoppen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te zeggen: “Schiet op” en/of “Blijf hier” en/of “Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en/of “Blijf in deze ruimte”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van voornoemde misdrijf heeft verschaft door aan voornoemde [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of diens mededader(s) een of meer (vuur)wapens(s) te leveren waarmee voornoemde overval kon worden gepleegd en/of met voornoemde [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of diens mededader(s) te bespreken op welke wijze voornoemde overval kon worden gepleegd en/of door vervoer te regelen naar en van de plek van de overval en/of door af te spreken na de overval en/of omtrent de verdeling van de buit, een (mede)dader gebracht naar de plaats van samenkomen met (mede)daders, zijnde de plaats voor het ophalen van wapens en terugbrengen van de buit;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan die [medeverdachte01] en/of die [medeverdachte02] en/of zijn/haar mededader(s) en/of aan verdachte toebehoorde(n), te weten aan [winkel01] (filiaal [adres02] ), heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (beiden werkzaam en aanwezig in voornoemde winkel), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door (in voornoemde winkel)
- een of meer vuurwapens, in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of
- voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een deur en/of een kluis te openen en/of voornoemde telefoons in een tas te stoppen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] te zeggen: “Schiet op” en/of ”Blijf hier” en/of “Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en/of “Blijf in deze ruimte”, althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van voormeld misdrijf heeft verschaft, doordoor aan voornoemde [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of diens mededader(s) een of meer (vuur)wapens(s) te leveren waarmee voornoemde overval kon worden gepleegd en/of met voornoemde [medeverdachte01] en/of [medeverdachte02] en/of diens mededader(s) te bespreken op welke wijze voornoemde overval kon worden gepleegd en/of door vervoer te regelen naar en van de plek van de overval en/of door af te spreken na de overval en/of omtrent de verdeling van de buit, een (mede)dader gebracht naar de plaats van samenkomen met (mede)daders, zijnde de plaats voor het ophalen van wapens en terugbrengen van de buit;
2.
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gaspistool van het merk Walther, type P99, kaliber 9 mm P.A.K. en/of
- een gaspistool van het merk Zoraki, model 917, kaliber 9mm P.A.K. en/of
- een gasrevolver van het merk Record, model Chief '4", kaliber 9mm Rand Knal
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een of meer patronen van het merk Wadie, kaliber 9mm Knal en/of
- vijf, althans een of meer patronen van het merk Walther, kaliber 9mm Rand Knal,
voorhanden heeft/hebben gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Feit 1
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. De betrokkenheid van de verdachte kan niet worden gekwalificeerd als medeplegen.
Het hof overweegt als volgt.
Op 17 april 2021 vond een gewapende overval plaats op de [winkel01] winkel aan de [adres02] in Amsterdam. Hierbij zijn iPhones weggenomen. De medeverdachten [medeverdachte02] en [medeverdachte01] hebben bekend deze overval te hebben gepleegd. Voorafgaand aan de overval zijn zij naar de woning van de medeverdachte [medeverdachte03] aan de [adres03] gegaan. Uit camerabeelden volgt dat [medeverdachte03] de ochtend van de overval in de woonkamer aanwezig was en dat [medeverdachte02] binnenkwam. Een aantal minuten later kwamen de verdachte en [medeverdachte01] binnen. Op de beelden is te zien dat de verdachte een zwarte handschoen aandeed. [medeverdachte02] haalde uit zijn zak een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en gaf dit aan de verdachte. Vervolgens verlieten zij alle vier de woning, waarna zij in de centrale hal van het gebouw stonden. Medeverdachte [medeverdachte03] liep met [medeverdachte02] en [medeverdachte01] achter hem aan naar buiten en kwam even later weer alleen terug. Ruim een half uur later is te zien dat de verdachte en [medeverdachte03] naar buiten liepen en bleven wachten. Hierna liepen zij met [medeverdachte02] en [medeverdachte01] naar binnen. Op de twaalfde verdieping van het wooncomplex aan de [adres03] zijn tassen met daarin drie vuurwapens en verschillende buitgemaakte telefoons aangetroffen. Op een van de telefoondoosjes zijn de dactyloscopische sporen van de verdachte aangetroffen.
De telefoon van de verdachte is onderzocht, nadat in eerste aanleg vonnis was gewezen. Op die telefoon is in de map “Chats” een groepschat van 16 april 2021 aangetroffen tussen de verdachte, een contact met de naam “ [naam01] ”, met het telefoonnummer van medeverdachte [medeverdachte03] , en een onbekend gebleven persoon. In deze groepschat werd door de verdachte een bijlage van een andere chat met een zekere “ [naam02] ” gestuurd. In deze bijlage schrijft “ [naam02] ”: ‘Nee die losse zitte in die lades En die veel stuks staan op de grond in 2 soms 3 grote [winkel01] dozen daar zitten allemaal gesealde in.’ Even later schrijft “ [naam02] ”: ‘is goed als dit goed gaat geef ik je nog 1tje ik val soms in bij andere locatie als daar personeelstekort is’. Ook werden in de map “Images” beeldschermafdrukken aangetroffen van Snapchat-gesprekken met “ [naam02] ”, waarin werd gesproken over een buit, een grote hoeveelheid iPhones en de [adres02] , het adres van de [winkel01] winkel die is overvallen. Daarnaast bleek dat in de ochtend van 17 april 2021, vlak voor de overval, op de telefoon van de verdachte gezocht is naar “ [winkel01] ” en “ [winkel01] ”.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij betrokken was bij de overval. Hij zou een deel van de buit krijgen. Hij kende [medeverdachte01] van buiten op straat. [medeverdachte01] had hem gevraagd of hij iets wist om geld te verdienen. De verdachte wist dat deze overval zou plaatsvinden. Hij had hierover ongeveer drie dagen voor de overval contact gehad met medeverdachte [medeverdachte03] . Op de dag van de overval heeft hij [medeverdachte01] naar de woning van [medeverdachte03] gebracht. In de woning heeft hij een vuurwapen in handen gehad. Hij heeft op zijn telefoon opgezocht hoe laat de [winkel01] winkel open zou gaan en heeft dit doorgegeven. De beeldschermafdrukken in het dossier gaan over de overval. Hij wist dat er iemand binnen zou meewerken.
Het hof kwalificeert de rol van de verdachte als medeplegen. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit dient dan van voldoende gewicht te zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Uit voornoemde feiten en omstandigheden blijkt dat de verdachte op de hoogte was van de overval, de aan te treffen buit en de betrokkenheid van een medewerker van de [winkel01] winkel en dat hij dit onder meer heeft doorgegeven aan medeverdachte [medeverdachte03] . Voorts blijkt dat de verdachte medeverdachte [medeverdachte01] heeft betrokken bij de overval en dat hij hem op de dag van de overval naar de woning van [medeverdachte03] heeft gebracht, waar ook medeverdachte [medeverdachte02] aanwezig was, die daar een vuurwapen voorhanden had. De verdachte heeft verder de openingstijden van de [winkel01] winkel opgezocht en aan de medeverdachten doorgegeven. De verdachte was aanwezig op het moment dat [medeverdachte02] en [medeverdachte01] vertrokken om de overval te gaan plegen. Hij was ook aanwezig op het moment dat [medeverdachte02] en [medeverdachte01] met de buit terugkwamen en heeft in ieder geval één gestolen telefoon in handen gehad. Tot slot is gebleken dat de verdachte zou meedelen in de buit. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. De bijdrage van de verdachte is naar het oordeel van het hof van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. Het hof acht daarmee het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen.
Vrijspraak
Feit 2
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat slechts bewezen zou kunnen worden dat de verdachte het wapen dat de medeverdachte [medeverdachte02] in de woning aan hem gaf, in vereniging voorhanden heeft gehad. Het hof kan echter aan de hand van het beschikbare bewijsmateriaal slechts vaststellen dat de verdachte een op een wapen gelijkend voorwerp heeft vastgehad, niet om welk object dit gaat. Hoewel voor de hand ligt dat dit één van de later aangetroffen wapens in het gebouw aan de [adres03] is, is niet met de voor bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast te stellen welk wapen dit dan geweest is, en daarmee kan niet worden bewezen dat het daadwerkelijk gaat om bezit van een verboden wapen. Onder die omstandigheden moet de verdachte worden vrijgesproken van dit feit.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 17 april 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer01] en [slachtoffer02] (beiden werkzaam en aanwezig in winkel [winkel01] , (filiaal [adres02] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid telefoons die aan de [winkel01] toebehoorde, door (in voornoemde winkel)
- vuurwapens aan voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te tonen en voor te houden en te houden in de richting van voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en
- voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een deur en een kluis te openen en voornoemde telefoons in een tas te stoppen en
- tegen voornoemde [slachtoffer01] en [slachtoffer02] te zeggen: “Schiet op” en “Blijf hier” en “Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en “Blijf in deze ruimte”.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het volwassenenstrafrecht wordt toegepast en dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, waarvan 16 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een contactverbod met de medeverdachten, inzicht geven in zijn financiën, medewerking verlenen aan het verkrijgen van een passende dagbesteding.
De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het volgende. Het is van belang dat de verdachte de positieve lijn die hij in zijn leven heeft ingezet, kan voortzetten. Als hij in detentie terechtkomt, wordt deze lijn doorbroken. De verdachte heeft een baan met een vast inkomen en ervaart hoge druk van het CJIB voor het aflossen van een eerdere veroordeling tot schadevergoeding. Voorts acht de raadsvrouw het van belang dat de jeugdbegeleiding die de verdachte ontvangt in het kader van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel, wordt voortgezet.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing in vereniging. De verdachte heeft, terwijl hij een enkelband droeg, twee minderjarigen een gewapende overval laten plegen op een [winkel01] winkel, waarbij meerdere iPhones zijn buitgemaakt. De verdachte heeft een van de minderjarigen naar een woning laten komen waar de twee minderjarigen zijn voorzien van vuurwapens. Voor zijn aandeel in de overval zou de verdachte een deel van de buit ontvangen. Dit is een zeer ernstig strafbaar feit. Het is algemeen bekend dat de slachtoffers van dit soort misdrijven nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. De verdachte en zijn mededaders hadden slechts hun eigen geldelijk gewin voor ogen. De verdachte heeft hiermee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 23 maart 2023 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld. Ten tijde van de onderhavige feiten liep de verdachte tevens in een proeftijd van een voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 14 oktober 2021, opgesteld door [naam03] . De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht, gelet op de justitiële voorgeschiedenis van de verdachte, de beperkte mogelijkheden voor een pedagogische aanpak in het ouderlijk gezin en de contacten met het criminele milieu. De reclassering adviseert voorts de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel, dan wel een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de deskundige [deskundige01] , jeugdreclasseerder/gezinsmanager bij Jeugdbescherming Amsterdam, toegelicht dat de verdachte op eigen initiatief is gaan solliciteren en nu in dienst is bij de [plek01] . In mei 2022 woonde hij begeleid bij [instelling01] , waar hij na een voorval geen bezoek meer mocht ontvangen. Omdat hij in de gang wel bezoek ontving, mocht hij niet meer bij [instelling01] verblijven. Nu staat de verdachte op de wachtlijst bij een woonvoorziening van het [instelling02] . De behandeling bij Inforsa is goed van start gegaan. Hij staat open voor hulpverlening. De verdachte vindt het moeilijk om afspraken na te komen en vindt het lastig om zijn baan te verliezen. De deskundige ziet ontwikkelingskansen in het traject waarmee de Jeugdbescherming bezig is. Het is van belang dat dit in een gedwongen kader blijft.
Voorts heeft de deskundige [deskundige02] , zittingsvertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat, gelet op de ontwikkelingen van de afgelopen anderhalf jaar, tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet langer wordt geadviseerd. De pedagogische meerwaarde daarvan wordt niet gezien. Het recidiverisico lijkt iets minder te zijn geworden. Het ambulante kader dient te worden voortgezet. Begeleiding is nog wel noodzakelijk. Het risico bestaat dat de verdachte onder stress wordt overvraagd. Hij is kwetsbaar en functioneert op een lager niveau. De deskundige ziet de noodzaak van de begeleiding door de jeugdreclassering, gezien de kwetsbaarheid van de verdachte, maar ziet geen draagvlak voor het jeugdkader.
De verdachte was ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten 19 jaar oud en dus meerderjarig. Gelet op het reclasseringsadvies van 14 oktober 2021 en hetgeen de deskundigen ter terechtzitting naar voren hebben gebracht, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat er geen aanleiding bestaat het jeugdstrafrecht toe te passen. Het hof zal daarom toepassing geven aan het volwassenenstrafrecht.
Het hof weegt in het kader van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee dat ter terechtzitting naar voren is gekomen dat de verdachte een baan met een vast inkomen en een vriendin heeft en daarmee op de goede weg lijkt te zijn. Sinds de behandeling van de zaak in eerste aanleg lijkt de verdachte een goede ontwikkeling te hebben doorgemaakt. Daarnaast weegt het hof in het voordeel van de verdachte zijn proceshouding mee, nu hij zijn aandeel in de ten laste gelegde feiten heeft bekend.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren passend en geboden. Het hof zal aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering in het advies van 14 oktober 2021 geadviseerd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [winkel01] B.V.

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.930,00, bestaande uit materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks € 1.930,00 aan materiële schade heeft geleden. De verdachte en zijn mededader(s) zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte en/of zijn mededader(s) wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2019 opgelegde voorwaardelijke PIJ-maatregel. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt. Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Als uitgangspunt geldt dat voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, essentieel is dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden. Echter, gelet op het feit dat deskundige van de Raad voor de Kinderbescherming ter terechtzitting heeft toegelicht dat de pedagogische meerwaarde van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel niet wordt gezien, acht het hof desalniettemin termen aanwezig om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
34 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich meldt bij Reclassering Nederland, locatie [adres04] , tel. [telefoonnummer01] , of nader te noemen locatie van de reclassering. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan de intakeprocedure en zich, indien geïndiceerd, laat behandelen door een nader te noemen instellen voor (forensische) GGZ, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verblijft in een nader te noemen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra er plek is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met [medeverdachte01] ( [geboortedatum02] -2005), [medeverdachte03] ( [geboortedatum03] -1999) en [medeverdachte02] ( [geboortedatum04] -2004);
  • zich gedurende de proeftijd niet bevindt in een straal van 500 meter rondom het adres [adres02] (plaats delict), [adres02] . De veroordeelde werkt mee aan Elektronische Controle op dit locatieverbod. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder de toestemming van de reclassering, omdat het voor de Elektronische Controle nodig is dat betrokkene in Nederland blijft;
  • gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft de veroordeelde op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk, of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft de veroordeelde een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. De veroordeelde werkt mee aan Elektronische Controle op dit locatiegebod.
Het verblijfadres is nog niet bepaald. Er werd EC onderzoek gedaan op het adres van zijn moeder: [adres01] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. De veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de Elektronische Controle nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering en/of advocaat de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. De aansluiting van het elektronisch controlemiddel kan plaatsvinden vanaf de derde werkdag nadat de reclassering is geïnformeerd over de ingangsdatum. De aansluiting zal plaatsvinden op een nader te noemen adres/in de Penitentiaire Inrichting;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het Openbaar Ministerie;
  • wordt verplicht om mee te werken aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van opleiding en/of werk/vrijwilligerswerk, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [winkel01] B.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [winkel01] B.V. ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.930,00 (duizend negenhonderddertig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [winkel01] B.V., ter zake van het onder 1 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.930,00 (duizend negenhonderddertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 29 (negenentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 april 2021.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Amsterdam van 12 juli 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2019, parketnummer 13-680128-18, voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. R.A.E. van Noort en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2023.
mrs. Van Noort en Kwak zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]