ECLI:NL:GHAMS:2023:1128

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
23-003273-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen in vereniging met geweld en mobiel banditisme

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1998 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor meerdere diefstallen in vereniging, waarbij geweld werd gebruikt. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door het openbaar ministerie was ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, dat op 25 november 2021 was gewezen. Tijdens de zitting op 27 maart 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. De tenlastelegging omvatte vijf feiten van diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen op verschillende data en locaties in Amsterdam portemonnees en horloges heeft weggenomen, vaak met geweld of bedreiging. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij deze diefstallen en heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank voor de geweldscomponent in de eerste tenlastelegging herzien. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schadevergoeding aan de slachtoffers. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer05] en [slachtoffer06] toegewezen, respectievelijk voor bedragen van €4.500,00 en €430,00, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van mobiel banditisme op de samenleving.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003273-21
datum uitspraak: 7 april 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 25 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-206252-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [verdachte02] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1998,
adres: zonder bekende woon- of verblijfplaats.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 maart 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. zaaksdossier 51)
hij op of omstreeks 9 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op/nabij de Molenbrug, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door zich met kracht uit de greep van die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] los te rukken of te trekken en/of door die [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] weg te duwen;
2. ( zaaksdossier 13)
hij op of omstreeks 28 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op Plein 40-45, in elk geval op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (een imitatie van een horloge van het merk Rolex), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer03] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer03] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of een andere deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door dat horloge van de pols van die [slachtoffer03] te rukken of te trekken;
3. ( zaaksdossier 6)
hij op of omstreeks 19 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (van het merk Rolex), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer04] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
4. ( zaaksdossier 8)
hij op of omstreeks 26 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (van het merk Rolex), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer05] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s);
5. ( zaaksdossier 10)
hij op of omstreeks 12 mei 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (van het merk Rolex), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer06] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

Feiten 1 (zaaksdossier 51), 2 (zaaksdossier 13), 3 (zaaksdossier 6) en 5 (zaaksdossier 10)
Het hof neemt over de inhoud van de overwegingen betreffende het bewijs van de feiten 1, 2, 3 en 5 zoals deze in het vonnis waarvan beroep onder 3.3 op pagina 3 tot en met 5 zijn weergegeven met dien verstande dat het hof de vijfde alinea op pagina 3 van het vonnis verwijdert en de verdachte vrijspreekt van de onder 1 ten laste gelegde geweldscomponent. Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het door de medeverdachte toegepaste geweld niet kan worden toegerekend aan de verdachte.
Voorts overweegt het hof aanvullend ten aanzien van feit 2 dat het hof anders dan de verdediging er vanuit gaat dat de verdachte NN1 is en niet NN2 die lang krullend haar tot de schouder heeft. Het hof merkt op dat in geval van cassatie het bewijs met betrekking tot feit 2 zal worden aangevuld.
Tot slot overweegt het hof aanvullend ten aanzien van feit 3, in reactie op het door de verdediging in hoger beroep gevoerde verweer, dat, gelet op het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2021 (nazending zaaksdossier 6, p. 36 e.v.), het hof anders dan de raadsvrouw er vanuit gaat dat de foto van het horloge van de aangever met de telefoon van de verdachte is gemaakt. Ook neemt het hof in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank heeft verklaard dat hij een litteken bij zijn wenkbrauw heeft, een kenmerk dat ook door de aangever wordt genoemd in het signalement van een van de daders. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de verdachte een van de mannen is geweest die het horloge van de aangever heeft weggenomen.
Feit 4 (zaaksdossier 8)
De advocaat-generaal acht het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte van het onder 4 ten laste gelegde vrij te spreken. De verdachte ontkent en zijn uiterlijk komt niet overeen met het signalement dat de aangever van de daders geeft. Het enkele uren later aantreffen van een foto van een horloge op de telefoon van de verdachte betekent niet dat de verdachte betrokken is geweest bij het wegnemen hiervan. Bovendien kan de aangever niet met zekerheid zeggen dat het horloge op de aangetroffen foto van hem is.
Het hof overweegt als volgt.
Op 26 april 2021 heeft [slachtoffer05] aangifte gedaan van de diefstal van zijn Rolex horloge op die dag rond 14.30 uur in de [adres01] in Amsterdam. Aangever zat op een bankje voor zijn woning en werd door twee jonge mannen aangesproken die hem vroegen waar het Leidseplein was. [slachtoffer05] liet dit zien, waarna de mannen erg joviaal werden, begonnen te lachen en hem een high five wilden geven. Het leek alsof de mannen met hem wilde dansen. Beide personen raakten hem aan. Een van de mannen pakte zijn hand vast en de andere man gaf hem een schouderklopje. Toen de mannen doorliepen, merkte de aangever dat hij zijn horloge niet meer om had.
Op de telefoon van de verdachte is een foto aangetroffen van een horloge. Deze foto is vastgelegd dan wel ontvangen op 26 april 2021 om 21:39 uur. De datumaanwijzer van het horloge op de foto stond op 26. In het proces-verbaal van bevindingen van 10 september 2021 (zaaksdossier 8, p. 22 e.v.) wordt gerelateerd dat deze foto is aangetroffen in thumbnails map op de telefoon, waardoor het waarschijnlijk is dat de foto met de telefoon is gemaakt. De foto is getoond aan de aangever. De aangever stelt dat dit heel goed zijn horloge kan zijn. Het patina van de wijzerplaat is precies hetzelfde en hij meent het krasje op het horloge te herkennen zoals hij zich dat herinnert.
Het hof acht deze feiten en omstandigheden redengevend voor het bewijs dat met de telefoon van de verdachte op de dag van de diefstal een foto van het horloge van de aangever is gemaakt en dat de verdachte op dat moment het horloge van de aangever in zijn bezit had.
Daarnaast constateert het hof dat de modus operandi van deze diefstal op essentiële punten overeenkomt met de modus operandi van de andere bewezenverklaarde diefstallen waarbij de verdachte betrokken is geweest. Zo spreekt een aantal mannen steeds een slachtoffer aan en wordt het slachtoffer vervolgens afgeleid door een zogeheten voetbal- of omhelzingstruc, waarbij de mannen met hun voeten de voeten van het slachtoffer aanraken of het slachtoffer vastpakken. Even later merken de slachtoffers dan dat hun horloge is weggenomen.
Gelet op het vorenstaande acht het hof ook feit 4 wettig en overtuigend bewezen Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verdachte geen aannemelijke de redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft afgelegd voor de aanwezigheid van de met zijn telefoon gemaakte foto van het horloge van [slachtoffer05] op zijn telefoon.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. zaaksdossier 51)
hij op 9 augustus 2021 te Amsterdam, op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer01] ;
2. ( zaaksdossier 13)
hij op 28 mei 2021 te Amsterdam, op Plein 40-45, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (een imitatie van een horloge van het merk Rolex), toebehorende aan [slachtoffer03] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer03] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door dat horloge van de pols van [slachtoffer03] te rukken;
3. ( zaaksdossier 6)
hij op 19 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (van het merk Rolex), toebehorende aan [slachtoffer04] ;
4. ( zaaksdossier 8)
hij op 26 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge (van het merk Rolex), toebehorende aan [slachtoffer05] ;
5. ( zaaksdossier 10)
hij op 12 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [slachtoffer06] .
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het onder 3, 4 en 5 bewezenverklaarde levert op:
telkens:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 5 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
De raadsvrouw heeft als strafverminderende factoren aangevoerd dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld, hij de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf volledig heeft uitgezeten en hij vanwege het feit dat hij een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland is, niet in aanmerking is gekomen voor de v.i.-regeling of strafonderbreking.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in een korte tijd schuldig gemaakt aan een reeks straatroven. De verdachte ging in georganiseerd verband te werk waarbij op geraffineerde wijze misbruik werd gemaakt van de hulpvaardigheid van de slachtoffers. De diefstallen werden gepleegd door middel van een zogenaamde voetbal- of omhelzingstruc, waarbij de slachtoffers werden afgeleid en op slinkse wijze werden ontdaan van hun portemonnee of horloge. Het betroffen veelal dure horloges vaak ook met grote emotionele waarde. Dergelijke diefstallen zijn ernstige feiten die voor overlast zorgen en gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaken.
Het dossier wijst erop dat de verdachte in zijn levensonderhoud voorzag door het veelvuldig plegen van vermogensdelicten in georganiseerd verband. De verdachte staat bekend onder verschillende aliassen. Hij heeft geen band met Nederland en heeft geen legale inkomsten. Daarmee constateert het hof dat sprake is van mobiel banditisme.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 maart 2023 is hij in Nederland niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Wel blijkt uit het dossier dat de verdachte ook in Zwitserland wegens soortgelijke feiten met de justitiële autoriteiten in aanraking is gekomen (p. 002 persoonsdossier [verdachte01] ).
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt als uitgangspunt voor zakkenrollerij waarbij sprake is van mobiel banditisme een gevangenisstraf van 2 maanden per feit genoemd. Voor een tasjesroof met een enkele duw of ruk wordt een gevangenisstraf van 3 maanden genoemd en voor een straatroof met licht geweld een gevangenisstraf van 6 maanden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. In hetgeen door de raadsvrouw is aangevoerd ziet het hof geen aanleiding tot oplegging van een lagere straf.

Beslag

Het hof is van oordeel dat de nader te noemen onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte:
1. STK GSM (goednr. G6066928);
1. STK Horloge (goednr. G6089719).
Dit geldt niet voor het inbeslaggenomen geld (350 EUR, goednr. G6089719), omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat daarop naast klassiek beslag ook conservatoir beslag is gelegd, tot verhaal van een op te leggen schadevergoedingsmaatregel en/of een op te leggen betalingsverplichting aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer05]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.500,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in diens vordering dient te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks € 4.500,00 aan materiële schade heeft geleden. De verdachte en zijn mededader zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte en/of zijn mededader wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer06]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 980,01. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in diens vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft zij verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing. De vordering bevat geen stuk waaruit blijkt dat de benadeelde partij zijn horloge heeft laten maken. Om die reden kan niet worden vastgesteld of de benadeelde partij daarvoor kosten heeft gemaakt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 430,-. Uit de bij de vordering gevoegde prijsopgave van de juwelier volgt dat dit de kosten betreffen voor het vervangen van de horlogeband en het glas van het horloge, beschadigd door het onder 5 bewezenverklaarde. De verdachte en zijn mededader zijn tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag hoofdelijk zal worden toegewezen. Dat niet is gebleken dat de benadeelde partij gebruik heeft gemaakt van de diensten van de juwelier, maakt dit oordeel niet anders.
De complete service van € 550,01 is blijkens de prijsopgave noodzakelijk voor het correct functioneren van het uurwerk, nu de oliën in het uurwerk zijn ingedikt/uitgedroogd. Het hof acht het niet aannemelijk dat het indikken of uitdrogen van de oliën in het uurwerk het gevolg is van het onder 5 bewezenverklaarde handelen van de verdachte. Uit de stukken in het dossier volgt immers dat de benadeelde partij het horloge vlak voor de diefstal had laten repareren. De verdachte is in zoverre dus niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte en/of zijn mededader wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK GSM (goednr. G6066928);
1. STK Horloge (goednr. G6089719).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer05]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer05] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer05] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 55 (vijfenvijftig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 26 april 2021.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer06]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer06] ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 430,00 (vierhonderddertig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer06] , ter zake van het onder 5 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 430,00 (vierhonderddertig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 12 mei 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R. Kuiper en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne en mr. J. Lintjer, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 april 2023.
Mrs. Kwak, Klappe en Lintjer zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]