ECLI:NL:GHAMS:2023:1107
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewind op grond van artikel 1:449 lid 2 BW
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind van de rechthebbende. De rechthebbende, geboren in 1986, was sinds maart 2019 onder bewind gesteld vanwege verkwisting en problematische schulden. De rechthebbende verzocht om opheffing van het bewind, stellende dat hij geen schulden meer had en dat het bewind hem als een gevangenis aanvoelde. De bewindvoerder daarentegen, voerde aan dat de rechthebbende nog niet voldoende zelfredzaam was en dat het bewind noodzakelijk bleef. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd, oordelend dat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig was. Ondanks dat de rechthebbende inmiddels schuldenvrij was, bleek hij niet in staat om zijn financiën op een verantwoorde manier te beheren. Het hof concludeerde dat de rechthebbende nog steeds risico liep op financiële problemen zonder toezicht, en dat de bescherming die het bewind biedt, noodzakelijk blijft. De beslissing van het hof houdt in dat de rechthebbende niet aan de criteria voor opheffing van het bewind voldeed, zoals gesteld in artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.