ECLI:NL:GHAMS:2023:1080

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.323.473/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondercuratelestelling van de rechthebbende, geboren in 1959, die de moeder is van twee kinderen. De rechthebbende was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de kantonrechter van 16 november 2022, waarin zij onder curatele was gesteld op verzoek van de bewindvoerder. De rechthebbende heeft haar beroepschrift echter pas op 21 februari 2023 ingediend, terwijl de beroepstermijn op 16 februari 2023 was verstreken. Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld, waarbij de rechthebbende aanvoerde dat haar termijnoverschrijding verschoonbaar was vanwege haar slechte medische toestand en het feit dat zij moeite had om een advocaat te vinden. Het hof heeft echter geoordeeld dat rechtsmiddelentermijnen van openbare orde zijn en dat er geen aanleiding is om van de wettelijke termijn af te wijken. De omstandigheden van de rechthebbende rechtvaardigen geen verlenging van de termijn. Het hof heeft de rechthebbende dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.323.473/01
zaak- / rekestnummer rechtbank: 10032541 EB VERZ 22-11188 (BM 11730)
beschikking van de meervoudige kamer van 2 mei 2023 inzake
[de rechthebbende] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. D. Duijvelshoff te Amsterdam.
Het hof heeft als belanghebbenden in deze zaak aangemerkt:
-[X] namens [X] Bewindvoering B.V., gevestigd te [plaats A] (hierna te noemen: de curator);
- [Y] handelend onder de naam Cocon Beschermingsbewind, gevestigd te Medemblik, (hierna te noemen: de voormalig bewindvoerder);
- [kind 1] wonende te ’ [plaats B] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] , wonende te [plaats A] (hierna te noemen: [kind 2] ).

1.Het verloop van de procedure bij de kantonrechter

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna te noemen: de kantonrechter) van 16 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 21 februari 2023 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 16 november 2022. Rechthebbende heeft bij bericht van 16 maart 2023 nadere stukken ingediend.
2.2
De mondelinge behandeling, die enkel als onderwerp had de ontvankelijkheid van het hoger beroep van verzoeker, heeft op 3 april 2023 plaatsgevonden. Verschenen is de advocaat van de rechthebbende.
De rechthebbende is niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1959. De rechthebbende is de moeder van [kind 1] en [kind 2] .
3.2
Bij beschikking van 6 december 2012 heeft de kantonrechter, over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, bewind ingesteld wegens lichamelijke/geestelijke toestand van de rechthebbende, met benoeming van [Y] , h.o.d.n. Cocon Beschermingsbewind tot bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter, op verzoek van de bewindvoerder tot omzetting van het bewind in curatele, de rechthebbende onder curatele gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand, met benoeming van [X] Bewindvoering B.V. als curator.
4.2
De rechthebbende verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre - zo begrijpt het hof -, de ondercuratelestelling op te heffen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Artikel 806 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering regelt voor zaken van personen- en familierecht de beroepstermijn en de aanvang daarvan. Op grond van het eerste lid, aanhef en onder a, van dat artikel kan van een beschikking door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. De bestreden beschikking dateert van 16 november 2022. Uit de bestreden beschikking is op te maken dat de rechthebbende ter zitting in eerste aanleg is verschenen. Dit brengt met zich dat zij in de procedure is verschenen als bedoeld in artikel 271 Rv. Verder blijkt uit de stukken dat de griffier van de rechtbank Amsterdam de bestreden beschikking op 17 november 2022 aan de rechthebbende heeft verzonden. Hiertegen had de rechthebbende uiterlijk op 16 februari 2023 hoger beroep moeten instellen. De rechthebbende heeft haar beroepschrift eerst op 21 februari 2023 ingediend.
5.2
Allereerst is aan de orde de vraag of de rechthebbende ontvankelijk is in haar hoger beroep.
5.3
De rechthebbende stelt zich op het standpunt dat zij in haar hoger beroep ontvankelijk is. Volgens haar is sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij is in de periode dat de beroepstermijn liep vaak in het ziekenhuis geweest vanwege haar slechte medische gesteldheid en heeft weliswaar geprobeerd om in die periode een advocaat te vinden, maar uiteindelijk is dit pas na het verstrijken van de hoger beroepstermijn gelukt. De rechthebbende verzoekt alsnog ontvankelijk te worden verklaard.
5.4
Het hof overweegt als volgt.
Volgens vaste rechtspraak zijn rechtsmiddelentermijnen van openbare orde en moeten deze door de rechter ambtshalve worden toegepast. In het belang van een goede rechtspleging moet duidelijkheid bestaan omtrent het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt. Aan rechtsmiddeltermijnen dient dan ook strikt de hand te worden gehouden. Het hof ziet in hetgeen namens de rechthebbende is aangevoerd geen aanleiding om uit te gaan van een ruimere hoger beroepstermijn dan de wettelijke. De omstandigheid dat het de rechthebbende wegens haar slechte medische gesteldheid niet is gelukt om binnen de beroepstermijn een advocaat te vinden, rechtvaardigt een verlenging van de hoger beroepstermijn niet. Het beroep op een verschoonbare termijnoverschrijding faalt. Het hof zal de rechthebbende dan ook in haar verzoek niet-ontvankelijk verklaren.
5.5
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
verklaart de rechthebbende niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.T. Hoogland, G.W. Brands-Bottema en
S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op 2 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. M.C. Schenkeveld.