ECLI:NL:GHAMS:2023:1077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.320.594/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen met bekrachtiging van de bestreden beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 10 juni 2023. De vader en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats B] (GI) steunden de verlenging. De kinderen staan sinds 21 juli 2021 onder toezicht van de GI, en de ondertoezichtstelling is eerder verlengd. De ouders, die gezamenlijk het gezag uitoefenen, zijn gescheiden en de kinderen verblijven bij de moeder.

De moeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling niet meer aanwezig zijn, omdat zij meewerkt aan de hulpverlening. De GI en de vader zijn van mening dat de verlenging noodzakelijk is, gezien de complexe situatie en de noodzaak voor goede afspraken over de omgang tussen de vader en de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen, met de opmerking dat de ondertoezichtstelling niet te lang moet duren.

Het hof heeft overwogen dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling aanwezig waren, gezien de eerdere negatieve ontwikkelingen en de noodzaak voor begeleiding in de omgang tussen de vader en de kinderen. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, met de verwachting dat de GI met de ouders tot een haalbare zorgregeling kan komen voordat de ondertoezichtstelling afloopt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.320.594/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/332950/ JU RK 22-1579
Beschikking van de meervoudige kamer van 2 mei 2023 inzake
[de moeder] ,
wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A. Vogelaar te Wormerveer,
en
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats B] ,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Het hof heeft als (overige) belanghebbenden in deze procedure aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] ), geboren [in] 2016 te [plaats C] ;
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] ), geboren [in] 2018 te [gemeente] ;
- [de vader] (verder te noemen: de vader), bijgestaan door mr. K.J. Kanning, advocaat te Assen.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag,
locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (locatie: Haarlem) (hierna: de rechtbank) van 23 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De moeder is op 28 december 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
23 november 2022.
2.2
De vader heeft op 8 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
De GI heeft op 16 maart 2023 een verweerschrift ingediend.
2.4
Het hof heeft het volgende stuk ontvangen:
- een bericht van de moeder met bijlagen, ingekomen op 21 februari 2023.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 3 april 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.

3.De feiten

3.1
Uit het (in januari 2019 door echtscheiding ontbonden) huwelijk van de moeder en de vader (verder gezamenlijk te noemen: de ouders) zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (verder gezamenlijk te noemen: de kinderen) geboren.
De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen verblijven bij de moeder.
3.2
De kinderen staan sinds 21 juli 2021 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is daarna telkens verlengd. Een eerdere verlenging tot 10 december 2022 is door dit hof bekrachtigd op 22 november 2022.
3.3
Op 12 december 2018 heeft de rechtbank een tijdelijke zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de kinderen (begeleide) omgang met de vader zullen hebben, op een wijze en locatie en met een frequentie vast te stellen door het Jeugdteam.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd van
10 december 2022 tot 10 juni 2023.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, afwijzing van het inleidende verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van zes maanden.
4.3
De GI verzoekt afwijzing van het verzoek van de moeder en bekrachtiging van de bestreden beschikking.
4.4
De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar verzoek af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijke kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 260, eerste lid, in verband met artikel 255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengen met ten hoogste een jaar indien een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
Standpunten partijen
5.2
De moeder meent dat niet aan de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling wordt voldaan. Zij werkt mee aan de hulpverlening door NiCare en deze hulpverlening kan ook in het vrijwillig kader plaatsvinden. De ouders zijn daarnaast al jarenlang bezig met hulpverlening en dat heeft tot op heden nog geen zichtbaar resultaat opgeleverd. De ondertoezichtstelling dient daarom geen doel meer.
5.3
De GI is van mening dat verlenging van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk is. Er is sprake van een positieve ontwikkeling aangezien de moeder meewerkt met de hulpverlening en ook de communicatie tussen de ouders is verbeterd, maar verder is gebleken dat het door NiCare gegeven advies van een omgangsregeling van eens in de drie weken niet haalbaar is. De GI zet nu in op een begeleide omgangsregeling met een frequentie van een keer in de zes of acht weken, maar deze omgangsregeling dient nog te worden ingebed. De GI meent dat verlenging van de ondertoezichtstelling op dit moment nog noodzakelijk is om goede afspraken te maken met beide ouders en deze afspraken vast te laten leggen.
5.4
De vader stelt zich op het standpunt dat de ondertoezichtstelling verlengd dient te worden. De houding van de moeder is weliswaar veranderd en zij geeft nu aan mee te willen werken met hulpverlening in het vrijwillig kader, maar deze ontwikkeling is nog pril en dient goed gemonitord te worden. Er is sprake van een situatie waarin nog moet worden toegewerkt naar een vaste omgangsregeling tussen de vader en de kinderen, waarbij de moeder niet aanwezig is tijdens de omgangsmomenten.
Het advies van de raad
5.5
De raad adviseert om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De raad meent dat de ondertoezichtstelling niet te lang meer moet duren, maar acht verlenging van de ondertoezichtstelling tot 10 juni 2023 nog noodzakelijk om met beide ouders concrete afspraken met betrekking tot de omgang tussen de vader en de kinderen te maken en vervolgens vast te laten leggen.
De beoordeling door het hof
5.6
Het hof overweegt dat volgens vaste jurisprudentie hoge eisen dienen te worden gesteld aan de motivering van een zogenoemde ‘omgangsondertoezichtstelling’. Dit houdt in dat sprake dient te zijn van een onderbouwing waaruit blijkt dat voldaan is aan de wettelijke eisen
genoemd in artikel 1:255 lid 1 BW. Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent immers een inmenging in het gezinsleven van de ouders en het kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind.
5.7
De rechtbank heeft bij beschikking van 12 december 2018 een zorgregeling vastgesteld, welke regeling onder toezicht en begeleiding van het Jeugdteam zal worden uitgewerkt. In het vrijwillig kader is het de ouders echter niet gelukt de omgang tussen de vader en de kinderen goed vorm te geven, ook niet met behulp van het Omgangshuis. Er is sprake van een complexe echtscheiding waarbij de ouders niet in staat zijn om met elkaar te communiceren. In het kader van de ondertoezichtstelling zijn de ouders in oktober 2021 opnieuw gestart bij het Omgangshuis en daar is een begin gemaakt in het contact tussen de vader en de kinderen. Het Omgangshuis heeft geadviseerd de begeleide omgang voort te zetten. Hulpverleningsinstelling NiCare heeft de omgangsbegeleiding in april 2022 overgenomen. Op 28 juni, 6 juli, 28 juli, 16 augustus en 18 oktober 2022 heeft begeleide omgang plaatsgevonden. Vervolgens is de omgang een aantal keren niet doorgegaan wegens ziekte van de kinderen of omdat de vader niet kon komen vanwege de reiskosten of omdat hij moest werken. Na een tweetal overlegmomenten tussen de ouders, GI en NiCare, heeft er weer omgang plaatsgevonden op 8 februari 2023 en op 1 maart 2023. Het geplande omgangsmoment op 20 maart 2023 is vervolgens niet doorgegaan wegens ziekte van de vader. Na een evaluatie op 22 maart 2023 is besproken dat het advies van NiCare om de omgang om de drie weken te laten plaatsvinden, niet haalbaar is gebleken. Hoewel het met de kinderen op zich goed gaat en zij ook leuke momenten beleven tijdens de omgang met de vader, lijken ze ook nog steeds last te hebben van spanningen. Dit komt volgens de GI mede doordat er nog onvoldoende voorspelbaarheid en continuïteit is in de omgang. Er wordt momenteel vanuit de GI ingezet op een omgang tussen de vader en de kinderen met een lagere frequentie, te weten om de zes of acht weken, nog steeds onder begeleiding van NiCare. Ter zitting in hoger beroep hebben beide ouders aangegeven zich hierin te kunnen vinden. Ten aanzien van de moeder is gebleken dat zij, na aanvankelijk weerstand te hebben getoond, momenteel haar medewerking verleend aan de hulpverlening en het belang lijkt in te zien van een goed contact tussen de vader en de kinderen. De vader op zijn beurt doet zijn best en wil heel graag contact met de kinderen, maar heeft hierbij nog veel begeleiding nodig. Beide ouders hebben een eigen hulpverlener die hen tips geeft en ondersteunt.
5.8
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de gronden voor verlenging van de ondertoezichtstelling ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren. Zoals eerder is overwogen door dit hof in de beschikking van 22 november 2022 waarbij een eerdere verlenging van de ondertoezichtstelling is bekrachtigd, is de ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de kinderen gelegen in een combinatie van factoren. Deze factoren betreffen niet alleen de sterk afwijzende houding van de moeder ten aanzien van het contact tussen de vader en de kinderen en ten aanzien van de vader als ouder, maar ook het risico dat de kinderen zouden opgroeien bij hun moeder met een negatief beeld van de vader. Hoewel nu sprake is van een positieve ontwikkeling met betrekking tot de houding van de moeder ten opzichte van het contact tussen de vader en de kinderen en verder positief is dat zij haar medewerking
verleent aan de hulpverlening, acht het hof voortzetting van de hulpverlening in het gedwongen kader tot 10 juni 2023 nog noodzakelijk om tot een verantwoorde afronding van de gedwongen maatregel te kunnen komen. De GI kan met de ouders definitieve afspraken maken over een haalbare zorgregeling tussen de vader en de kinderen en deze kan zo nodig nog worden vastgelegd door de kinderrechter voordat de ondertoezichtstelling expireert.
De ouders kunnen vervolgens na het aflopen van de ondertoezichtstelling onder begeleiding van hulpverlening in het vrijwillig kader verder uitvoering geven aan deze regeling.
5.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.T. Hoogland, G.W. Brands-Bottema en
S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. V.A.M. Willemsen als griffier en is op
2 mei 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. M.C. Schenkeveld.