Het hof overweegt als volgt. Het wettelijk uitgangspunt is dat partijen gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen. Volgens vaste jurisprudentie brengt het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders niet zonder meer mee dat in het belang van het kind het gezag aan één van de ouders moet worden toegekend. Wel is voor gezamenlijk gezag vereist dat de ouders daadwerkelijk in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans ten minste in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond hun kind kunnen voordoen, zodanig dat het kind niet klem of verloren raakt tussen de ouders.
Het hof acht zich voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en zal het verzoek van de moeder tot aanhouding van de zaak in afwachting van een hulpverleningstraject, zoals ter zitting in hoger beroep gedaan, afwijzen.
Net als de rechtbank en de raad, is het hof van oordeel dat geen gronden aanwezig zijn om het verzoek van de vader af te wijzen. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is weliswaar gebleken dat er sinds het uiteengaan van partijen veel boosheid aan beide kanten bestaat, hetgeen de communicatie tussen de ouders belemmert. Ook het mediationtraject dat de ouders zijn aangegaan, is niet succesvol afgerond. Daarnaast heeft de moeder geen vertrouwen in het ouderschap van de vader door zijn alcohol- en softdrugsgebruik, waarvan zij meent dat de vader dit gebruik voortzet. Hoewel dit contra-indicaties kunnen zijn voor het verkrijgen van gezamenlijk gezag over [minderjarige] , blijkt evenwel uit het eindverslag van Levvel van 10 januari 2022 dat er veel bezoekcontacten zijn geweest in de afgelopen maanden, waarbij de ouders ervoeren dat deze contacten goed en zonder spanning zijn verlopen. Zij hebben beiden aangegeven in aanwezigheid van [minderjarige] goed te kunnen communiceren en geen belemmeringen meer te voelen om te overleggen over haar. De communicatie tussen ouders is broos maar verbeterd en Levvel ziet geen reden waarom de ouders niet het gezag over [minderjarige] zouden kunnen delen.
Ook ter zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de ouders afspraken kunnen maken over [minderjarige] . Het lukt de ouders om uitvoering te geven aan een voor hen beiden haalbare zorgregeling. De vader haalt [minderjarige] voor de omgang bij de moeder thuis in [plaats A] op en brengt haar vervolgens daar ook weer terug, aangezien de moeder immobiel is door een knieblessure en daardoor op krukken loopt. Ook de overdrachtsmomenten bij de moeder thuis gaan goed. Het lukt de ouders dus de strijdbijl te begraven en een gedeelde verantwoordelijkheid voor [minderjarige] ten toon te spreiden door haar emotionele toestemming te geven voor contact met beide ouders en hier ook uitvoering aan te geven. Tevens hebben beide ouders ter zitting in hoger beroep verklaard dat, als het noodzakelijk is, zij open staan voor een traject om de communicatie tussen hen te verbeteren, al dan niet (weer) bij Ouderschap Blijft. Met de raad leidt het hof hieruit af dat beide ouders bereid zijn om te investeren in het ouderschap. [minderjarige] is een vrolijk meisje en ontwikkelt zich goed. Zij heeft een goede band met beide ouders. Gelet op het voorgaande acht het hof niet aannemelijk dat er een onaanvaardbaar risico is dat [minderjarige] bij toewijzing van het verzoek tot gezamenlijk gezag klem of verloren raakt tussen de ouders, dan wel dat afwijzing van het verzoek van de vader om andere redenen in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Niet gebleken is dat de problemen die er nog zijn in de onderlinge communicatie van partijen, een dusdanig negatieve weerslag op [minderjarige] hebben dat van een dergelijke situatie zou kunnen worden gesproken. Evenmin is gebleken dat de vader gezagsbeslissingen frustreert. De door de moeder opgeworpen voorbeelden, zoals de inschrijving bij een nieuwe huisarts en bij de peuterspeelzaal in [plaats A] , speelden al even geleden, toen er net gezamenlijk gezag was. Dat was wennen voor beide ouders. Ook lijkt sprake te zijn geweest van miscommunicatie met betrekking tot het geven van toestemming van de vader aan de moeder voor een vakantie met [minderjarige] naar Suriname. Hoe het ook zij, dit is onvoldoende om aan de bepaling van het gezamenlijk gezag in de weg te staan. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen op dit onderdeel.
Bij gezamenlijke gezagsuitoefening wordt van beide ouders verwacht dat zij initiatief tonen en elkaar over [minderjarige] informeren. Nu [minderjarige] bij de moeder woont, is de vader voor veel informatie afhankelijk van de moeder. Dit gaat niet altijd goed volgens de vader. Zo mist hij juist de dagelijkse dingen van [minderjarige] op de peuterspeelzaal die regelmatig worden gedeeld met ouders van de kinderen door middel van foto’s en filmpjes. De moeder heeft ter zitting in hoger beroep aan de vader akkoord gegeven voor het rechtstreeks bij de peuterspeelzaal opvragen van foto’s en filmpjes van de belevenissen van [minderjarige] , zodat hij beter betrokken kan zijn bij haar leven.