ECLI:NL:GHAMS:2023:1066

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 mei 2023
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
200.314.356/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in gerechtsdeurwaarderszaak met betrekking tot ongegrond verklaard verzet en appelverbod

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat klager heeft ingesteld tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, waarbij zijn verzet ongegrond is verklaard. Klager stelt dat er gebreken zijn aan de executoriale titel, omdat diverse vonnissen niet deugdelijk zijn ondertekend. Hij betoogt dat de tuchtrechter wel degelijk bevoegd is om een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van het gelegde beslag en dat hij zijn stellingen voldoende heeft onderbouwd.

Het hof heeft de zaak behandeld op 6 april 2023, waarbij klager is verschenen en het woord heeft gevoerd. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft laten weten niet ter zitting te verschijnen. Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg ontvangen en heeft zich uitsluitend gericht op de ontvankelijkheid van het hoger beroep.

De wet, artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet, bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen. Klager's bezwaren zijn niet voldoende om te concluderen dat fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden. Het hof heeft daarom besloten het hoger beroep af te wijzen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.314.356/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/704309 / DW RK 21/289
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 23 mei 2023
inzake
[appellant] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
tegen
[geïntimeerde] ,
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. M.J. van Rooij.
Partijen worden hierna klager en de toegevoegd gerechtsdeurwaarder genoemd.

1.De zaak in het kort

Klager komt in hoger beroep van een beslissing van de kamer waarbij het door hem ingediende verzet ongegrond is verklaard. Op grond van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) staat hiertegen geen hoger beroep open. Klager voert aan dat er gebreken kleven aan de executoriale titel (diverse vonnissen zijn niet deugdelijk ondertekend) en dat de tuchtrechter wel degelijk bevoegd is om een onderzoek in te stellen naar de rechtmatigheid van het gelegde beslag. Klager voert daarnaast aan dat hij zijn stellingen wel heeft onderbouwd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Klager heeft op 29 juli 2022 een beroepschrift – met bijlagen – bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 17 juni 2022 (ECLI:NL:TGDKG:2022:129).
2.2.
De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft op 2 december 2022 een verweerschrift (over de ontvankelijkheid) bij het hof ingediend.
2.3.
Klager heeft hierna nog enige e-mails aan het hof gezonden, waarin hij, onder meer, is ingegaan op de gang van zaken in eerste aanleg.
2.4.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.5.
De zaak is, uitsluitend op het punt van de ontvankelijkheid, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 april 2023. Klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft het hof laten weten dat hij niet ter zitting zou verschijnen.

3.Ontvankelijkheid

3.1.
Klager heeft bij de kamer een klacht ingediend tegen de toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. De voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 22 juni 2021 de klacht als (deels) kennelijk ongegrond en (deels) kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen.
Tegen die beslissing heeft klager tijdig verzet ingesteld bij de kamer. Bij de bestreden beslissing heeft de kamer het verzet ongegrond verklaard.
3.2.
Artikel 39 lid 4 Gdw bepaalt dat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor de klager geen rechtsmiddel openstaat. Dat is ook vermeld onder de bestreden beslissing. Van het in voormeld wetsartikel opgenomen rechtsmiddelenverbod kan slechts onder zeer bijzondere omstandigheden worden afgeweken, onder meer indien bij de totstandkoming van de beslissing een zo fundamenteel rechtsbeginsel is veronachtzaamd, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken.
3.3.
Klager stelt dat het onderliggende vonnis van de Rechtbank Zeeland-West- Brabant van 12 augustus 2015, op basis waarvan de toegevoegd gerechtsdeurwaarder executiemaatregelen heeft genomen, ondeugdelijk is ondertekend. De namen van de griffier en de rechter zijn door de stempels niet leesbaar. De (opvolgende) beslissingen naar aanleiding van het door klager ingediende klaagschrift zijn evenmin behoorlijk ondertekend. De toegevoegd gerechtsdeurwaarder heeft daarnaast akten afgegeven die niet authentiek zijn. Klager stelt ten slotte dat hij zijn stellingen in eerste aanleg wel degelijk heeft onderbouwd. De kamer heeft de door hem aangevoerde argumenten onvoldoende meegewogen.
3.4.
Gronden voor een doorbreking van het appelverbod zijn het hof niet gebleken. Dat klager het inhoudelijk niet eens is met de beslissing van de kamer en meent dat de kamer zijn oordeel onvoldoende heeft gemotiveerd is niet voldoende. Die bezwaren zien niet op schendingen van fundamentele rechtsbeginselen. Verder is het hof niet gebleken dat er formele gebreken kleven aan de beslissingen van de voorzitter van de kamer en van de kamer in deze zaak. Er is daarom geen reden om af te wijken van de regel dat voor klager geen hoger beroep openstaat tegen de beslissing van de kamer die het verzet ongegrond heeft verklaard. Het hoger beroep zal worden afgewezen.

4.Beslissing

Het hof:
- wijst het hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 17 juni 2022 af.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2023 door de rolraadsheer.