ECLI:NL:GHAMS:2023:1039

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
23-003055-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en grootschalige creditcardfraude met valse identiteitsdocumenten

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die op grote schaal creditcardfraude heeft gepleegd. De fraude bestond uit het skimmen van creditcardgegevens van reizigers op Schiphol, waarna deze gegevens werden gebruikt om valse creditcards te vervaardigen. De verdachte speelde een cruciale rol door personen te ronselen om met deze valse kaarten aankopen te doen. Hij verzamelde persoonsgegevens van deze personen en stelde hen valse creditcards ter beschikking, waarop zij hun handtekeningen moesten zetten. De aankopen vonden voornamelijk plaats in luxe winkels, wat leidde tot aanzienlijke financiële schade voor de betrokken creditcardmaatschappijen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet alleen betrokken was bij het vervaardigen van de valse kaarten, maar ook bij het instructies geven aan de medeverdachten over het gebruik ervan. De verdachte is vrijgesproken van enkele feiten, maar het hof heeft hem wel schuldig bevonden aan het opmaken van valse creditcards, het gebruik ervan, deelname aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van valse rijbewijzen. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 400 uur en 200 dagen hechtenis, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003055-17
datum uitspraak: 3 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 21 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer
15-870621-14 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1983,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Partiële niet-ontvankelijkheid feit 6 – rijbewijs op naam van [naam01]
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van het impliciet cumulatief tenlastegelegde voorhanden hebben van een rijbewijs op naam van [naam01] (feit 6). Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Sv, – voor zover thans inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Hoofddorp en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen) (creditcard(s)) valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), (telkens)
- ( skim)apparatuur voorhanden gehad bij een of meer (aankoop)transactie(s) (door de rechtmatige pashouder(s)) en/of (skim)apparatuur geplaatst in/op de betaalautoma(a)t(en) en/of pinautoma(a)t(en)en, van (een) winkel(s) behorende bij Schiphol Airport Retail, althans (een) winkel(s) op de luchthaven Schiphol en/of
- ( vervolgens) de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van een of meer originele betaalpas(sen) (valselijk) gekopieerd en/of geladen en/of verzonden middels (skim)apparatuur en/of
- voornoemde (gekopieerde) (magneetstrip)gegevens naar een of meer (blanco en/of halffabricaat) betaalpas(sen) overgezet en/of gekopieerd en/of
- op voornoemde (blanco en/of halffabricaat) betaalpas(sen) (het) (originele) betaalpasnummer(s) en/of betaalpaskenmerk(en) en/of (een) (valse) pashouder(s)na(a)m(en) geplaatst en/of geëmbosseerd en/of
- voornoemde betaalpas(sen) voorzien van (een) (valse) (pashouders)handtekening(en);
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Amsterdam en/of Diemen en/of Amstelveen en/of Den Haag en/of Rotterdam, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft/hebben gemaakt van een of meer valse of vervalste (betaal)pas(sen) (creditcard(s)), waardekaart(en) of enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en), bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware voornoemde betaalpas(sen) echt en onvervalst, en/of (telkens) zodanige betaalpas(sen) voorhanden heeft/hebben gehad,
bestaande het gebruikmaken (telkens) hierin dat hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- in diverse winkels diverse goederen (te weten onder meer: schoen(en) en/of kledingstuk(ken) en/of tas(sen) en/of luxe goed(eren) en/of cadeaupas(sen)) heeft/hebben aangeschaft en/of heeft/hebben geprobeerd aan te schaffen,
bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin
- dat voornoemde betaalpas(sen) niet zijn verstrekt en/of afgegeven door de betreffende creditcardmaatschappij(en) en/of
- dat de gegevens op voornoemde betaalpas(sen) frauduleus is/zijn verkregen en/of geproduceerd en/of
- de magneetstripgegevens en/of overige gegevens op voornoemde betaalpas(sen) niet aan vermeende pashouder(s) toebehoren en/of niet aan voornoemde betaalpas(sen) is/zijn gekoppeld en/of
- vermeende pashouder(s)na(a)m(en) en/of (pashouders)handtekening(en) op genoemde (valse of vervalste) betaalpas(sen) niet de rechtmatige pashouder(s) is/zijn,
terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat de betaalpas(sen) bestemd was/waren voor zodanig gebruik;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Hoofddorp en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, opzettelijk voorwerpen en/of gegevens voorhanden heeft/hebben gehad, te weten (onder meer)
- ( ongeveer) 445 stuks (blanco/halffabricaat) betaalpas(sen) en/of
- twee (2) embossingmachine(s) en/of
- een (1) tippingmachine en/of
- drie (3) rol(len) tippingfolie en/of
- twee (2) skimappara(a)t(en) en/of meerdere kaartlezer(s)
- ( magneetstrip)gegevens (van originele betaalpas(sen)),
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat voornoemde voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van enig in de artikelen 232 eerste lid, artikel 226 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 16 april 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, een of meerdere voorwerp(en te weten onder andere een of meer (paar) schoen(en) en/of kledingstuk(ken) en/of luxe goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten genoemd(e) schoen(en) en/of kledingstuk(ken) en/of luxe goed(eren) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Hoofddorp en/of Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) valselijk opmaken en/of vervalsen van (een) betaalpas(sen), zoals bedoeld in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) gebruik maken van (een) (ver)vals(t)e betaalpas(sen), zoals bedoeld in artikel 232 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) voorhanden hebben van voorwerpen en/of gegevens, zoals bedoeld in artikel 234 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) witwassen, zoals bedoeld in artikel 420bis lid 1 en/of artikel 420quater lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
6.
hij op of omstreeks 16 april 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e)
- Nederlands nationa(a)l(e) rijbewijs/rijbewijzen (te weten: twee (2) stuks, met rijbewijsnummer [nummer01] , op naam van " [naam02] "), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid (telkens) uit de volgende kenmerk(en):
- ( een) afwijkende productietechniek(en) en/of echtheidskenmerk(en) en/of beveiligingskenmerk(en) en/of basismaterial(en) en/of
- ( een) vals(e) rijbewijsnummer(s) en/of - (een) ontbrekend(e) Burgerservicenummer(s).

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, al omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1 (gedachtestreepje 1 tot en met 4) en feit 3

Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend zijn bewezen de strafbare feiten die aan de verdachte onder feit 1, gedachtestreepje 1 tot en met 4, en feit 3 zijn tenlastegelegd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt niet van betrokkenheid van de verdachte bij deze handelingen, ook niet in de vorm van medeplegen. De verdachte moet van deze feiten worden vrijgesproken.

Voorwaardelijk verzoek en betrouwbaarheid getuigenverklaringen

De verdediging heeft verzocht de getuigen [getuige01] (hierna: [getuige01] ) en [getuige02] (hierna: [getuige02] ) als getuigen ter terechtzitting te horen nu zij in hun verhoren bij de raadsheer-commissaris op 7 juni 2022 hun eerdere bij de politie afgelegde belastende verklaring hebben ingetrokken. De verdediging heeft dit verzoek voorwaardelijk gedaan, daarmee bedoelende dat dit verzoek alleen geldt indien het hof de belastende verklaringen zoals afgelegd bij de politie voor het bewijs gebruikt.
Met de raadsman stelt het hof vast dat de getuigen [getuige01] en [getuige02] bij de raadsheer-commissaris hun eerdere verklaringen over de rol en betrokkenheid van de verdachte hebben ingetrokken, nu zij – kortgezegd – hebben verklaard dat niet de verdachte hen heeft gevraagd aankopen te doen met door hem ter beschikking gestelde creditcards, maar dat het
iemand andersis geweest die dat heeft gedaan. Gelet hierop is behoedzaamheid geboden ten aanzien van het gebruik van de eerder door hen afgelegde verklaringen. De eerder bij de politie afgelegde verklaringen van [getuige01] en [getuige02] staan echter niet op zichzelf. Zij hebben ieder onafhankelijk van elkaar grotendeels gelijkluidend verklaard over de betrokkenheid van de verdachte en hebben daarbij gedetailleerd aangegeven waar die betrokkenheid uit heeft bestaan. Deze verklaringen vinden voorts bevestiging in de andere bewijsmiddelen. Het hof wijst hierbij op de twee QuickTime-film bestanden die op de Acer Aspire laptop van de verdachte zijn aangetroffen. Deze laptop is bij de doorzoeking op 16 april 2014 op een tafel in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen. Op deze twee filmbestanden is te zien dat er een korte video opname wordt gemaakt van de inhoud van een handtas met daarin een Nederlands paspoort op naam van [getuige02] en een drietal creditcards. Op een van de creditcards is de naam [getuige02] te zien en een deel van het creditcardnummer. Op het tweede filmpje is hetzelfde te zien, zij het dat hier het volledige creditcardnummer op de creditcard zichtbaar is. Daarnaast wijst het hof op de camerabeelden uit de winkel [winkel01] te [plaats01] van 15 november 2013 waarop te zien is dat [getuige01] onder andere een Gucci kinderrugtas koopt waarvan de winkelmedewerker van [winkel01] heeft verklaard dat de winkel maar één exemplaar van die Gucci kinderrugtas heeft gehad en de verdachte hem heeft gezegd dat hij daar eerder een Gucci kinderrugtasje had gekocht, in combinatie met de foto die op 18 november 2013 op de [website account01] van de verdachte is geplaatst waarop een klein kind te zien is met eenzelfde Gucci kinderrugtas en de verklaring van [getuige01] in zijn verhoor van 17 april 2014 dat dit de rugtas is die hij aan de verdachte heeft afgegeven.
Gelet hierop ziet het hof geen noodzaak tot het ter terechtzitting horen van deze getuigen. Dat betekent dat het (voorwaardelijk) verzoek wordt afgewezen. Het hof acht de bij de politie afgelegde verklaringen gelet op bovenstaande ook voldoende betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten. Hetgeen hij hiertoe heeft aangevoerd zal hieronder per feit worden weergegeven en besproken.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Feit 1, gedachtestreepje 5 – opmaken valse creditcards
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken nu zijn betrokkenheid bij het maken van valse creditcards niet uit het dossier blijkt en er ook geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met anderen.
Het hof volgt de verdediging daarin niet. In een brievenbuspaneel in een loos vak schuin onder de brievenbus van het adres [adres02] , waar de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten woonde, zijn twintig valse creditcards aangetroffen waaronder acht op naam van [getuige02] of verbasteringen van die naam. Op de achterkant van deze creditcards waren handtekeningen geplaatst die overeenkwamen met de handtekening van [getuige02] . In het verhoor van [getuige02] op 18 april 2014 bij de politie, heeft zij verklaard dat zij door de verdachte werd opgehaald om aankopen te doen en dat zij in de auto creditcards van hem kreeg die op haar naam stonden en dat zij op de achterkant van de creditcards dan haar handtekening moest zetten. De creditcards moest zij nadat er aankopen waren gedaan weer bij hem inleveren. Daarbij is, als gezegd, op zijn laptop een filmpje aangetroffen waarbij in een tas een Nederlands paspoort op naam van [getuige02] en een creditcard op naam van [getuige02] te zien is, waaruit blijkt dat de personalia van [getuige02] bij de verdachte bekend zijn. Uit het vorenstaande volgt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met de medeverdachte [getuige02] gericht op het opmaken van valse creditcards door het (laten) plaatsen van een handtekening.
Feit 2 – gebruiken valse creditcards
Uit de verklaringen van [getuige01] en [getuige02] bij de politie blijkt dat zij in opdracht van de verdachte verschillende goederen hebben gekocht en geprobeerd te kopen bij diverse luxe winkels en bij [winkel02] cadeaukaarten hebben gekocht of hebben geprobeerd te kopen.
Feit 4 – witwassen
De verdachte wordt verweten dat hij zich op 16 april 2014 schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Dit witwassen ziet op de verschillende schoenen en kledingstukken die op die datum tijdens de doorzoeking in zijn slaapkamer zijn aangetroffen en waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze hem toebehoren.
De verdediging heeft betwist dat sprake is van witwassen en heeft hiertoe gesteld dat de verdachte indertijd beschikte over een inkomen uit verrichte werkzaamheden als kapper en werkzaamheden in de beveiligingsbranche. Daarnaast ontving hij studiefinanciering en had hij weinig uitgaven of vaste lasten. Hij had weliswaar schulden maar dat betekent niet dat hij zijn inkomen niet aan luxegoederen kon uitgeven.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor het vaststellen van een criminele herkomst van gelden voor het aankopen van de schoenen en kledingstukken.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
De verdachte beschikte in de periode voorafgaand aan de doorzoeking op16 april 2014 over inkomsten uit werkzaamheden. De politie heeft daar onderzoek naar gedaan en heeft onder meer bij de Belastingdienst inkomensgegevens opgevraagd over de periode van 1 januari 2009 tot en met 25 maart 2014. Gebleken is dat de verdachte over het belastingjaar 2013 een inkomen heeft gehad van € 6.644,00. Over de overige jaren werden in de belastinggegevens geen inkomstenverhoudingen aangetroffen. In 2011 en 2012 betrof het saldo op de betaalrekeningen van de verdachte in totaal € 495,00, respectievelijk € 450,00 en de totale rente € 01,00, respectievelijk € 06,00. In 2013 was dit € 257,00 met een rente van € 02,00. Ook is informatie opgevraagd bij het UWV over de periode van 1 januari 2009 tot en met 16 april 2014. Bij het UWV was de verdachte niet bekend met een werkverleden.
In de slaapkamer van de verdachte zijn meerdere merkschoenen aangetroffen waarvan er twintig paar in beslag zijn genomen. Ook zijn eenentwintig merkkledingstukken en accessoires in beslag genomen. De inbeslaggenomen schoenen en kledingstukken waren van het zogenoemde luxesegment en hadden een waarde van in totaal € 26.422,20.
Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Van de verdachte mag dan worden verwacht dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag waarmee hij de aankoop van de merkschoenen en de merkkleding heeft betaald. Hetgeen door de raadsman van de verdachte is aangevoerd kan echter niet worden aangemerkt als een zodanige verklaring van de verdachte.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de bij de verdachte aangetroffen merkschoenen en merkkleding - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit bovendien wist.
Feit 5 – deelname aan criminele organisatie
De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van creditcardfraude, bestaande uit het skimmen van passen, namaken van passen en vervolgens gebruikmaken van de (valse) passen.
Wettelijk kader
Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie voorop dat voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad over deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr vloeit tevens voort dat daarvan slechts sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en daarnaast een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.
Tenslotte is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Feitelijke invulling (structuur, taakverdeling)
Binnen het hiervoor geschetste juridische kader zal het hof beoordelen of en in hoeverre
de verdachte moet worden aangemerkt als behorende tot een organisatie als bedoeld in artikel
140 Sr.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de medeverdachte [medeverdachte01] de magneetstripgegevens van in ieder geval zesentwintig creditcards van reizigers die zich in de transitzone van de luchthaven Schiphol bevonden, heeft gekopieerd met behulp van een skimapparaat. De medeverdachte [medeverdachte02] heeft valse creditcards vervaardigd. Dit stelt het hof vast op grond van het aantreffen van de benodigde voorwerpen voor het fabriceren van valse creditcards in de woning van de medeverdachte [medeverdachte02] , de uitkomsten van het sporenonderzoek naar deze voorwerpen en het aantreffen van een creditcard op naam van [naam03] op de slaapkamer van de medeverdachte [medeverdachte02] , terwijl deze naam ook voorkomt op de uit een tippingmachine afkomstige rol folie waar meerdere vingersporen van de medeverdachte [medeverdachte02] op zijn aangetroffen. Voor het maken van de valse creditcards is gebruik gemaakt van de persoonsgegevens van door de verdachte aangezochte personen. Ook heeft de verdachte de medeverdachte [getuige02] een aantal valse creditcards waarop haar naam stond, laten voorzien van haar handtekening. Vervolgens is gebruik gemaakt van de valse creditcards met daarop de buitgemaakte creditcardgegevens door onder meer de medeverdachten [getuige02] en [getuige01] . Die hebben elk voor zich verklaard dat zij door de verdachte zijn benaderd om aankopen te doen en daarbij door hem werden geïnstrueerd. Zij moesten in opdracht van de verdachte bepaalde goederen kopen bij door hem aangewezen winkels. De valse creditcards werden telkens door de verdachte ter beschikking gesteld, waarbij hij instructies gaf op welke wijze de valse creditcards gebruikt moesten worden. Na de aankopen nam de verdachte de creditcards weer in ontvangst. In een brievenbuspaneel zijn in een loos vak schuin onder de brievenbus behorende bij het adres [adres02], de woning van de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte02] , valse creditcards aangetroffen waarvan acht waren voorzien van de naam en handtekening van de medeverdachte [getuige02] . De verdachte profiteerde van het gebruik van de valse creditcards door de aangekochte goederen in ontvangst te nemen. Verder geeft het feit dat de medeverdachte [medeverdachte02] een grote hoeveelheid blanco kaarten alsook meerdere skim- en vervalsingsapparaten voorhanden heeft gehad er blijk van dat deze zich op grote schaal en op geraffineerde wijze bezig hield met het vervaardigen van valse creditcards.
Dat sprake is geweest van een groep, waarvan de deelnemers participeren in een duurzame onderlinge samenwerking, blijkt onder meer uit het volgende:
  • De aankopen die medeverdachten [getuige02] en [getuige01] in opdracht van de verdachte deden, hebben plaatsgevonden in een periode van enkele maanden, te weten tussen 3 oktober 2013 en 24 december 2013.
  • Op 21 januari 2014 voldeed de medeverdachte [medeverdachte01] een betaling van € 500,00 bij [winkel02] met een cadeaukaart, die een dag eerder was aangeschaft door een ander met gebruikmaking van een valse creditcard op naam van [naam04] . Die valse creditcard was gefabriceerd met behulp van de tippingmachine die later in de woning van de medeverdachte [medeverdachte02] en de verdachte is aangetroffen en waarop meerdere vingerafdrukken van de medeverdachte [medeverdachte02] zijn aangetroffen.
  • Op 29 november 2013 heeft de medeverdachte [getuige02] bij een winkel genaamd ‘7for all mankind’ te Amsterdam een spijkerbroek gekocht met gebruikmaking van een valse creditcard met eindcijfers [nummer02]. De magneetstripgegevens van deze creditcard zijn op Schiphol door de medeverdachte [medeverdachte01] buitgemaakt. Op 15 maart 2014 werd deze spijkerbroek door de medeverdachte [medeverdachte01] op [website01] te koop aangeboden. De koper heeft de spijkerbroek op 4 april 2014 ontvangen, de spijkerbroek was nog nieuw en het prijslabel zat er nog aan. De koper heeft de koopprijs op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte01] overgemaakt op een bankrekening van de verdachte.
De conclusie is dat sprake was van een samenwerkingsverband dat het oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het opmaken van valse creditcards en het gebruikmaken daarvan.
Uit de hiervoor beschreven handelingen van de verdachte, zijn taak bij de opeenvolgende stappen van het skimmen van originele creditcards tot het verwerven van goederen, volgt dat de verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen. Met het ronselen van de medeverdachten [getuige01] en [getuige02] , het vergaren van persoonsgegevens, het ter beschikking stellen van op hun naam gestelde creditcards, het instrueren en aansturen van deze medeverdachten is de verdachte een belangrijke en onmisbare schakel geweest binnen de organisatie om daadwerkelijk te kunnen profiteren van de eerder buitgemaakte creditcardgegevens.
Het hof acht dan ook bewezen hetgeen onder feit 5 is ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk betaalpassen (creditcards) valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, telkens eenbetaalpas voorzien van een valse pashoudershandtekening.
2.
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Amsterdam en Amstelveen telkens tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valse creditcard als ware deze echt en onvervalst, en telkens zodanige betaalpas voorhanden heeft gehad,
bestaande het gebruikmaken hierin dat zijn mededader(s)
- in diverse winkels diverse goederen (schoenen en kledingstukken en een tas en cadeaupassen) hebben aangeschaft en hebben geprobeerd aan te schaffen,
bestaande die valsheid telkens hierin
- dat voornoemde betaalpas niet is verstrekt en afgegeven door de betreffende creditcardmaatschappij en
- dat de gegevens op voornoemde betaalpas frauduleus zijn verkregen en
- de magneetstripgegevens en/of overige gegevens op voornoemde betaalpas niet aan vermeende pashouder toebehoren en niet aan voornoemde betaalpas is gekoppeld en
- vermeende pashoudersnaam en/of pashoudershandtekening op genoemde valse betaalpas niet van de rechtmatige pashouder is,
terwijl hij, verdachte en zijn mededaders, wisten dat de betaalpas bestemd was voor zodanig gebruik.
4.
hij op 16 april 2014 te Amsterdam, meerdere voorwerpen te weten meer paar schoenen en kledingstukken en luxe goederen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
5.
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 april 2014, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het valselijk opmaken van een betaalpas, zoals bedoeld in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en
- het gebruik maken van een valse betaalpas, zoals bedoeld in artikel 232 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en
- het meermalen, voorhanden hebben van voorwerpen en gegevens, zoals bedoeld in artikel 234 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
6.
hij op 16 april 2014, te Amsterdam opzettelijk voorhanden heeftgehad valse Nederlandse rijbewijzen (te weten: twee (2) stuks, met rijbewijsnummer [nummer01] , op naam van " [naam02] "), elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij wist dat deze geschriften bestemd waren voor gebruik als waren deze echt en onvervalst, bestaande die valsheid telkens uit de volgende kenmerken:
- een afwijkende productietechniek en echtheidskenmerk en beveiligingskenmerk en
- een vals rijbewijsnummer en
- een ontbrekend Burgerservicenummer.
Hetgeen onder 2, 4, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Kwalificatie

Witwassen
De rechtbank heeft de verdachte met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake zou zijn geweest van het voorhanden hebben van goederen die afkomstig waren uit een of meerdere door de verdachte zelf gepleegde misdrijven. De advocaat-generaal heeft in navolging daarvan gerekwireerd tot ontslag van alle rechtsvervolging. Het hof is echter van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de goederen die op de kamer van de verdachte zijn aangetroffen uit enig eigen misdrijf zijn verkregen. De verdachte heeft dit ook niet verklaard, en dit is ook niet door de verdediging naar voren gebracht.
Dat betekent dat er geen beletsel is het bewezenverklaarde te kwalificeren als witwassen.
Het bewezenverklaarde levert het volgende op:
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk een betaalpas bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een valse pas als bedoeld in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en een maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 5, en 6 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van eenentwintig maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 5 en (naar het hof begrijpt ook) 6 tenlastegelegde, voor zover in hoger beroep nog aan de orde en rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een criminele organisatie die op grote schaal creditcardfraude heeft gepleegd. Deze fraude heeft erin bestaan dat een persoon binnen de organisatie van reizigers op Schiphol de creditcardgegevens heeft geskimd en dat deze gegevens door een andere persoon binnen de organisatie op blanco kaarten en halffabricaat kaarten zijn gedrukt en zijn voorzien van valse pashoudernamen. De verdachte heeft in de organisatie een belangrijke rol vervuld door personen te ronselen om met de valse creditcards aankopen te doen. Hij heeft hun persoonsgegevens vergaard en hij heeft vervolgens valse creditcards aan deze personen ter beschikking gesteld die op hun naam waren gesteld en hen hun handtekeningen daarop laten plaatsen. Hij heeft hen daarop geïnstrueerd om aankopen te doen bij diverse winkels, met name winkels die merkschoenen en merkkleding verkopen in het luxesegment, en om cadeaukaarten met een hoge waarde te kopen bij [winkel02] .
Dit heeft tot forse financiële schade geleid voor de creditcardmaatschappijen van de reizigers die door hen schadeloos zijn gesteld. Feiten als de deze ondermijnen bovendien het vertrouwen dat creditcardhouders, rekeninghouders en ook winkeliers in het algemeen in het betalingsverkeer mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het goed functioneren van het maatschappelijk en economisch verkeer.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een behoorlijke hoeveelheid luxe kledingstukken en schoenen en heeft hij twee valse rijbewijzen voorhanden gehad, terwijl hij wist dat dergelijke geschriften bestemd zijn voor gebruik als echt en onvervalst. De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat men in het algemeen in de juistheid van geschriften met bewijsbestemming, waaronder rijbewijzen, stelt.
De ernst van de feiten rechtvaardigt in beginsel een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof houdt er in het nadeel van de verdachte rekening mee dat hij, blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 april 2023, eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat hij ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten nog in een proeftijd liep. Dit heeft hem er kennelijk niet van weten te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts blijkt uit genoemd uittreksel dat hij in België voor fraudedelicten was veroordeeld, maar dat deze veroordeling pas na het plegen van de onderhavige feiten onherroepelijk is geworden. Nu de Belgische feiten hebben plaatsgevonden in 2013 en de verdachte na de onderhavige feiten niet in verband met misdrijven met politie en justitie in aanraking is gekomen, ziet het hof geen aanleiding voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Gelet op de ernst van de feiten en de vastgestelde recidive acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden passen en geboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden. Het hof neemt daarbij de datum van eerste verhoor van de verdachte op
16 april 2014 als aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank heeft op 21 augustus 2017 vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim één jaar en vier maanden overschreden. In hoger beroep betreft de overschrijding ruim drie jaar en acht maanden. In totaal is de redelijke termijn dus met bijna vijf jaren overschreden. Gelet op deze overschrijding zal het hof in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Bijkomende straf en een maatregel

Verbeurdverklaring
De onder de verdachte inbeslaggenomen schoenen en kledingstukken, op de beslaglijst opgenomen onder de nummers 6 tot en met 30, 39 tot en met 60 en 101, worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 4 bewezenverklaarde met betrekking tot die voorwerpen is begaan.
Daarnaast worden de onder de verdachte inbeslaggenomen goederen, op de beslaglijst opgenomen onder de nummers 66, 67, 70, 71, 72, 77, 79, 81, 84 tot en met 89, 91, 92, 93, 94 en 100 verbeurdverklaard nu het bewezenverklaarde onder feit 5, te weten deelname aan de criminele organisatie, met deze goederen is begaan.
Onttrekking aan verkeer
De twee valse rijbewijzen worden aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Beslag

Teruggave aan de verdachte
Het hof is van oordeel dat de volgende onder de verdachte inbeslaggenomen goederen dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt: de op de beslaglijst onder nummer 2, 3, 4, 5, 34, 36, 37, 61, 64, 65, 90 en 104 aangeduide goederen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36c, 57, 140, 225, 232, en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het tenlastegelegde onder 6 (het voorhanden hebben van een rijbewijs op naam van [naam01] ).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
400 (vierhonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
200 (tweehonderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen met nummer 6 tot en met 30, 39 tot en met 60, 66, 67, 70, 71, 72, 77, 79, 81, 84 tot en met 89, 91, 92, 93, 94, 100 en 101 van de beslaglijst.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen met nummer 35.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen met nummers 2, 3, 4, 5, 34, 36, 37, 61, 64, 65, 90 en 104.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. M. Lolkema en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 mei 2023.
=========================================================================
[…]