ECLI:NL:GHAMS:2023:1038

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
23-003812-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en creditcardfraude met valse betaalpassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie die op grote schaal creditcardfraude heeft gepleegd. De fraude bestond uit het skimmen van creditcardgegevens van reizigers op Schiphol, waarna de verdachte deze gegevens gebruikte om valse creditcards te fabriceren. De verdachte speelde een cruciale rol binnen de organisatie, waarbij hij verantwoordelijk was voor het kopiëren van de creditcardgegevens op blanco kaarten en het vervaardigen van valse creditcards. Deze valse kaarten werden vervolgens gebruikt voor aankopen van luxe goederen, zoals kleding en schoenen, en cadeaukaarten van hoge waarde.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor bepaalde feiten, maar heeft de vrijspraken van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan meerdere feiten, waaronder het valselijk opmaken van betaalpassen, witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en 120 dagen hechtenis, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft ook verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen bevolen, waaronder luxe kledingstukken en schoenen, die als afkomstig uit misdrijf worden beschouwd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003812-16
datum uitspraak: 3 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer
15-860081-14 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

Niet-ontvankelijkheid feit 2 en partiële niet-ontvankelijkheid feit 4 (het geldbedrag van € 225,00) en
feit 6 (een (alarm) pistool)
De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 2 is tenlastegelegd. Daarnaast is de verdachte vrijgesproken van het onder feit 4 en feit 6 impliciet cumulatief tenlastegelegde witwassen van een geldbedrag van € 225,00 en het voorhanden hebben van een (alarm)pistool. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans inhoudelijk aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Hoofddorp en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, te weten een of meer betaalpas(sen) (creditcard(s)) valselijk heeft/hebben opgemaakt of heeft/hebben vervalst met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s), (telkens)
- ( skim)apparatuur voorhanden gehad bij een of meer (aankoop)transactie(s) (door de rechtmatige pashouder(s)) en/of (skim)apparatuur geplaatst in/op de betaalautoma(a)t(en) en/of pinautoma(a)t(en)en, van (een) winkel(s) behorende bij Schiphol Airport Retail, althans (een) winkel(s) op de luchthaven Schiphol en/of
- ( vervolgens) de oorspronkelijke (magneetstrip)gegevens van een of meer originele betaalpas(sen) (valselijk) gekopieerd en/of geladen en/of verzonden middels (skim)apparatuur en/of
- voornoemde (gekopieerde) (magneetstrip)gegevens naar een of meer (blanco en/of halffabricaat) betaalpas(sen) overgezet en/of gekopieerd en/of
- op voornoemde (blanco en/ofhalffabricaat) betaalpas(sen) (het) (originele) betaalpasnummer(s) en/of betaalpaskenmerk(en) en/of (een) (valse) pashouder(s)na(a)m(en) geplaatst en/of geëmbosseerd en/of
- voornoemde betaalpas(sen) voorzien van (een) (valse) (pashouders)handtekening(en);
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Hoofddorp en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, opzettelijk voorwerpen en/of gegevens voorhanden heeft/hebben gehad, te weten (onder meer)
- ( ongeveer) 445 stuks (blanco/halffabricaat) betaalpas(sen) en/of
- twee (2) embossingmachine(s) en/of
- een (1) tippingmachine en/of
- drie (3) rol(len) tippingfolie en/of
- twee (2) skimappara(a)t(en) en/of meerdere kaartlezer(s) en/of
- ( magneetstrip)gegevens (van originele betaalpas(sen)),
waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist/wisten dat voornoemde voorwerpen en/of gegevens bestemd was/waren tot het plegen van enig in de artikelen 232 eerste lid, artikel 226 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 16 april 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, een of meerdere voorwerp(en te weten onder andere een of meer (paar) schoen(en) en/of kledingstuk(ken) en/of luxe goed(eren) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een of meerdere voorwerp(en), te weten schoen(en) en/of kledingstuk(ken) en/of luxe goed(eren) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in omstreeks de periode van 01 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeeren/of Hoofddorp en/of Amsterdam, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) valselijk opmaken en/of vervalsen van (een) betaalpas(sen), zoals bedoeld in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) gebruik maken van (een) (ver)vals(t)e betaalpas(sen), zoals bedoeld in artikel 232 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) voorhanden hebben van voorwerpen en/of gegevens, zoals bedoeld in artikel 234 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en/of
- het meermalen, althans eenmaal (telkens) witwassen, zoals bedoeld in artikel 420bis lid 1 en/of artikel 420quater lid 1 van het Wetboek van Strafrecht;
6.
hij op of omstreeks 16 april 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, munitie van categorie III, te weten drie (3) patronen van kaliber .22, voorhanden heeft gehad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, al omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van alle feiten. Hetgeen zij hiertoe heeft aangevoerd zal hieronder per feit worden weergegeven en besproken.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle tenlastegelegde feiten.
Het hof overweegt als volgt.
Feit 1 – valselijk opmaken creditcards
De verdediging betwist dat de verdachte valse creditcards heeft gemaakt, en heeft aangevoerd dat uit het feit dat op verschillende apparaten vingerafdrukken van de verdachte zijn aangetroffen slechts blijkt dat de verdachte de apparaten heeft aangeraakt.
Tijdens de doorzoeking op 16 april 2014 op het adres [adres02] , waar de verdachte woonachtig was ten tijde van de in de tenlastelegging genoemde periode, zijn verschillende goederen aangetroffen die geschikt zijn om valse creditcards te maken. In een slaapkamer, die diende als opslagruimte, werden onder meer een embossingmachine, drie skimapparaten van het formaat van een aansteker en een kaartlezer type MSR G09 HID aangetroffen. De drie skimapparaten blijken magnetische strip kaartlezers van het type MSR 400 mini te zijn. In de slaapkamer van de verdachte werd een klein kartonnen doosje met gouden creditcards aangetroffen. Op elf van deze creditcards zijn op de magneetstrip nog geen gegevens geladen. Op een van deze creditcards staat de naam [naam01] met een creditcardnummer, handtekening en de CVV2 code. In de kledingkast van de verdachte werd een factuur aangetroffen van een bedrijf genaamd [bedrijf01] , gedateerd 25 april 2013, waaruit blijkt dat de verdachte een Mini 400 USB Portable Magnetic Credit Card Reader en een MSR 905 USB Reader/Writer heeft gekocht. Soortgelijke kaartlezers zijn tijdens de doorzoeking in de woning ook aangetroffen. Gebleken is dat met de kaartlezer Mini 400 USB magneetstripgegevens van een creditcard kunnen worden uitgelezen en opgeslagen op het apparaat. De Reader/Writer kan worden gebruikt om blanco magneetstrippen te voorzien van creditcard gegevens. In de muurkast op de gang van de woning werden een tippingmachine en een embossingmachine aangetroffen en in de berging van de woning werden twee dozen aangetroffen met respectievelijk 184 en 102 blanco creditcards.
Er is onderzoek verricht naar dactyloscopische sporen op de in beslag genomen goederen. Op verschillende creditcards uit de beide dozen uit de berging zijn vingersporen van de verdachte aangetroffen. Op één van de embossingmachines zijn vingersporen van de verdachte aangetroffen en op het gebruikte (opgerolde) folie uit de tippingmachine zijn op twee verschillende plaatsen ook vingersporen van de verdachte aangetroffen.
Op het gebruikte deel van de folie, waar als gezegd vingersporen van de verdachte op zijn aangetroffen, zijn meerdere creditcardnummers aangetroffen, met vervaldata en verschillende namen, onder meer van de hiervoor genoemde [naam01] , en van [naam02] . De laatste met een creditcardnummer eindigend op [nummer01] . Op 20 januari 2014 is bij [winkel01] met een creditcard op naam van [naam02] en eindigend op [nummer01] een cadeaukaart ter waarde van € 500,00 gekocht. Hieruit blijkt dat daadwerkelijk met de in de woning aangetroffen apparatuur valse creditcards zijn gemaakt.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de verdachte valse creditcards heeft gefabriceerd. In het licht van het voorgaande is diens verklaring dat hij de apparatuur alleen heeft aangeraakt, ongeloofwaardig, en het hof gaat hieraan dan ook voorbij.
Feit 3 – voorhanden hebben goederen
Gelet op hetgeen hiervoor onder feit 1 is overwogen is het hof van oordeel dat de verdachte de genoemde goederen voorhanden heeft gehad. Het hierop betrekking hebbende verweer wordt verworpen.
Feit 4 – Witwassen
De verdachte wordt onder feit 4 verweten dat hij zich op 16 april 2014 schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Dit witwassen ziet op de verschillende schoenen en kledingstukken die op die datum tijdens de doorzoeking in zijn slaapkamer zijn aangetroffen en waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze hem toebehoren.
De verdediging heeft betwist dat sprake is van witwassen en heeft hiertoe gesteld dat de verdachte in de periode van 2011 tot en met 2013 over voldoende legale inkomsten beschikte om deze goederen te kunnen kopen. Daarbij is gewezen op de aan de verdachte toegekende studiebeurs in die jaren en het bij het Bureau Kredietregistratie geregistreerde doorlopend krediet bij een bank en bij een creditcardmaatschappij. In totaal had hij gemiddeld per maand € 340,00 te besteden waaruit de aankopen gemakkelijk kunnen worden verklaard, aldus de verdediging.
Het onderzoek in de onderhavige zaak heeft geen direct bewijs opgeleverd voor het vaststellen van een criminele herkomst van gelden voor het aankopen van de schoenen en kledingstukken.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het uit enig misdrijf afkomstig is.
De verdachte beschikte in de periode voorafgaand aan de doorzoeking op 16 april 2014 niet over inkomsten uit werkzaamheden. Hij woonde bij zijn moeder, was schoolgaand en ontving in verband daarmee een studiebeurs. Hij beschikte niet over spaargeld. De in de slaapkamer van de verdachte aangetroffen acht paar merkschoenen en vier stuks merkkleding waren van het zogenoemde luxesegment en hadden een waarde van in totaal € 8.202,85. Een aantal van de kledingstukken was nog voorzien van een prijskaartje. Het hof is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden een vermoeden van witwassen rechtvaardigden.
Bij de beoordeling of het tenlastegelegde witwassen bewezen kan worden verklaard is het hof van oordeel dat hetgeen door de verdachte is aangevoerd, in de kern dat hij over voldoende legale inkomsten voor het aankopen van de aangetroffen kleding en schoenen beschikte, niet geloofwaardig is. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte in de tenlastegelegde periode over beperkte inkomsten beschikte, de goederen deels nog waren voorzien van prijskaartjes en voorts is gebleken dat de verdachte betrokken was bij het vervaardigen van valse creditcards waarmee onder meer luxe goederen werden gekocht.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de bij de verdachte aangetroffen merkschoenen en merkkleding - onmiddellijk of middellijk - uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit bovendien wist.
Feit 5 – deelname aan criminele organisatie
De verdachte wordt verweten dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van creditcardfraude, bestaande uit het skimmen van passen, namaken van passen en vervolgens gebruikmaken van de (valse) passen.
Wettelijk kader
Het hof stelt bij de beantwoording van de vraag of de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie voorop dat voor de bewezenverklaring van ‘een organisatie’ als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is vereist dat sprake is van een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en tenminste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met, alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad over deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr vloeit tevens voort dat daarvan slechts sprake kan zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en daarnaast een aandeel heeft in gedragingen, dan wel die ondersteunt, die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk.
Tenslotte is volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad voor ‘deelneming’ in de zin van artikel 140 Sr voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Feitelijke invulling (structuur, taakverdeling)
Binnen het hiervoor geschetste juridische kader zal het hof beoordelen of en in hoeverre de verdachte moet worden aangemerkt als behorende tot een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
Het hof stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat de medeverdachte [medeverdachte01] de magneetstripgegevens van in ieder geval 26 creditcards van reizigers die zich in de transitzone van de luchthaven Schiphol bevonden, heeft gekopieerd met behulp van een skimapparaat. De verdachte heeft valse creditcards vervaardigd. Dit stelt het hof vast op grond van het aantreffen van de benodigde voorwerpen voor het fabriceren van valse creditcards in de woning van de verdachte, de uitkomsten van het sporenonderzoek naar deze voorwerpen en het aantreffen van een creditcard op naam van [naam01] op de slaapkamer van de verdachte, terwijl deze naam ook voorkomt op de uit een tippingmachine afkomstige rol folie waar meerdere vingersporen van de verdachte op zijn aangetroffen. Voor het maken van de valse creditcards is gebruik gemaakt van de persoonsgegevens van door de medeverdachte [medeverdachte02] (hierna [medeverdachte02] ) aangezochte personen. Ook heeft de medeverdachte [medeverdachte02] medeverdachte [medeverdachte03] een aantal valse creditcards waarop haar naam stond, laten voorzien van haar handtekening. Vervolgens is gebruik gemaakt van de valse creditcards met daarop de buitgemaakte creditcardgegevens door onder meer medeverdachten [medeverdachte03] en [medeverdachte04] . Die hebben elk voor zich verklaard dat zij door de medeverdachte [medeverdachte02] zijn benaderd om aankopen te doen en daarbij door hem werden geïnstrueerd. Zij moesten in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte02] bepaalde goederen kopen bij door hem aangewezen winkels. De valse creditcards werden telkens door de medeverdachte [medeverdachte02] ter beschikking gesteld, waarbij hij instructies gaf op welke wijze de valse creditcards gebruikt moesten worden. Na de aankopen nam de medeverdachte [medeverdachte02] de creditcards weer in ontvangst. In een brievenbuspaneel zijn in een loos vak schuin onder de brievenbus behorende bij het adres [adres02] , de woning van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte02] , valse creditcards aangetroffen waarvan acht waren voorzien van de naam en handtekening van de medeverdachte [medeverdachte03] . De medeverdachte [medeverdachte02] heeft de aangekochte goederen steeds in ontvangst genomen. Verder geeft het feit dat de verdachte een grote hoeveelheid blanco kaarten alsook meerdere skim- en vervalsingsapparaten voorhanden heeft gehad er blijk van dat hij zich op grote schaal en op geraffineerde wijze bezig hield met het vervaardigen van valse creditcards.
Dat sprake is geweest van een groep, waarvan de deelnemers participeren in een duurzame onderlinge samenwerking blijkt onder meer uit het volgende:
  • De aankopen die medeverdachten [medeverdachte03] en [medeverdachte04] in opdracht van de medeverdachte [medeverdachte02] deden, hebben plaatsgevonden in een periode van enkele maanden, te weten tussen 3 oktober 2013 en 24 december 2013.
  • Op 21 januari 2014 voldeed de medeverdachte [medeverdachte01] een betaling van € 500,00 bij [winkel01] met een cadeaukaart, die een dag eerder is aangeschaft door een ander met gebruikmaking van een valse creditcard op naam van [naam02] . Die valse creditcard was gefabriceerd met behulp van de tippingmachine die later in de woning van de verdachte is aangetroffen en waarop meerdere vingerafdrukken van de verdachte zijn aangetroffen.
  • Op 29 november 2013 heeft de medeverdachte [medeverdachte03] bij een winkel genaamd ‘ [winkel02] ’ te Amsterdam een spijkerbroek gekocht met gebruikmaking van een valse creditcard met eindcijfers [nummer02]. De magneetstripgegevens van deze creditcard zijn op Schiphol door de medeverdachte [medeverdachte01] buitgemaakt. Op 15 maart 2014 werd deze spijkerbroek door de medeverdachte [medeverdachte01] op [website01] te koop aangeboden. De koper heeft de spijkerbroek op
4 april 2014 ontvangen, de spijkerbroek was nog nieuw en het prijslabel zat er nog aan. De koper heeft de koopprijs op verzoek van de medeverdachte [medeverdachte01] overgemaakt op een bankrekening van de medeverdachte [medeverdachte02] .
De conclusie is dat sprake was van een samenwerkingsverband dat het oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het opmaken van valse creditcards en het gebruikmaken daarvan.
Uit de hiervoor beschreven handelingen van de verdachte, zijn taak bij de opeenvolgende stappen van het skimmen van originele creditcards tot het verwerven van (luxe)goederen, volgt dat de verdachte aan de organisatie heeft deelgenomen. Met het fabriceren van valse creditcards is de verdachte een belangrijke en onmisbare schakel geweest binnen de organisatie om daadwerkelijk te kunnen profiteren van de eerder buitgemaakte creditcardgegevens.
Het hof acht dan ook bewezen hetgeen onder feit 5 is ten laste gelegd.
Het hof is bij haar overwegingen mede uitgegaan van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte04] en [medeverdachte03] zoals zij die op 17 april 2014, respectievelijk 18 april 2014 bij de politie hebben afgelegd. Het hof is van oordeel dat deze verklaringen voldoende betrouwbaar zijn nu de beide verklaringen concreet en gedetailleerd zijn en op belangrijke punten overeen komen. Bovendien vinden zij steun in andere bewijsmiddelen, zoals uit het hiervoor overwogene blijkt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 april 2014, te Amsterdam, telkens opzettelijk een betaalpas (creditcard), valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, immers heeft hij, verdachte, telkens
- gekopieerde (magneetstrip)gegevens naar een of meer (blanco en halffabricaat) betaalpassen gekopieerd en
- op voornoemde (blanco en halffabricaat) betaalpassen het originele betaalpasnummer en betaalpaskenmerk en een valse pashoudersnaam geplaatst en geëmbosseerd.
3.
hij op 16 april 2014, te Amsterdam, opzettelijk voorhanden heeft gehad,
- ( ongeveer) 184, 102 en 11 stuks (blanco/halffabricaat) betaalpassen en
- een embossingmachine en
- een tippingmachine en
- een skimapparaat en
- magneetstripgegevens van originele betaalpassen,
waarvan hij, verdachte, wist dat deze voorwerpen en gegevens bestemd waren tot het plegen van enig in artikel 232 eerste lid van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
4.
hij op 16 april 2014, te Amsterdam, schoenen en kledingstukken voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte wist, dat deze schoenen en kledingstukken - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
5.
hij in de periode van 1 september 2013 tot en met 16 april 2014, in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het valselijk opmaken van betaalpassen, zoals bedoeld in artikel 232 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en
- het gebruik maken van valse betaalpassen, zoals bedoeld in artikel 232 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht en
- het voorhanden hebben van voorwerpen en gegevens, zoals bedoeld in artikel 234 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.
6.
hij op 16 april 2014, te Amsterdam, munitie van categorie III, te weten drie (3) patronen van kaliber .22, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een betaalpas bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen langs geautomatiseerde weg, valselijk opmaken met het oogmerk zichzelf of een ander te bevoordelen, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
voorwerpen voorhanden hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
witwassen.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 6 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde, voor zover in hoger beroep nog aan de orde en rekening houdende met de overschrijding van de redelijke termijn, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft deel uitgemaakt van een organisatie die op grote schaal creditcardfraude heeft gepleegd. Deze fraude heeft erin bestaan dat een persoon binnen de organisatie, van reizigers op Schiphol de creditcardgegevens heeft geskimd. De verdachte heeft vervolgens de verkregen creditcardgegevens met door hem gekochte apparatuur op magneetstrips van blanco kaarten en halffabricaten gekopieerd en aldus valse creditcards gefabriceerd. Een andere persoon binnen de organisatie heeft mensen geronseld om met die valse creditcards aankopen te doen en heeft van die personen de persoonsgegevens verkregen en deze op de valse creditcards laten drukken. De geronselde personen hebben vervolgens met de aldus gefabriceerde valse creditcards aankopen gedaan. Meestal kleding en schoenen uit het luxesegment, en cadeaukaarten met een hoge waarde van [winkel01] . De verdachte heeft met zijn handelswijze binnen de organisatie een cruciale rol vervuld zonder welke het plegen van de creditcardfraude niet mogelijk was geweest.
Dit heeft tot forse financiële schade geleid voor de creditcardmaatschappijen van de reizigers die door hen schadeloos zijn gesteld. Feiten als de deze ondermijnen bovendien het vertrouwen dat creditcardhouders, rekeninghouders en ook winkeliers in het algemeen in het betalingsverkeer mogen hebben. Dit vertrouwen is van groot belang voor het goed functioneren van het maatschappelijk en economisch verkeer.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van luxe kledingstukken en schoenen, en heeft hij drie patronen voorhanden gehad.
Gelet op de ernst van de feiten acht het hof in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Het hof heeft acht geslagen op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 april 2023, waaruit blijkt dat hij ten tijde van het plegen van de onderhavige feiten niet eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk was veroordeeld, nu hij weliswaar in België voor fraudedelicten was veroordeeld, maar deze veroordeling pas na het plegen van de onderhavige feiten onherroepelijk is geworden. Nu de Belgische feiten hebben plaatsgevonden in 2013 en de verdachte na de onderhavige feiten niet in verband met misdrijven met politie en justitie in aanraking is gekomen, ziet het hof geen aanleiding voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf, zoals door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in eerste aanleg en in hoger beroep is overschreden. Het hof neemt daarbij de datum van eerste verhoor van de verdachte op
16 april 2014 als aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank heeft op 30 september 2016 vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg met ruim vijf maanden overschreden. In hoger beroep betreft de overschrijding ruim vier jaar en zeven maanden. In totaal is de redelijke termijn dus met bijna vijf jaren overschreden. Gelet op deze overschrijding zal het hof in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Bijkomende straf en een maatregel
Verbeurdverklaring
De onder de verdachte inbeslaggenomen schoenen en kledingstukken, op de beslaglijst opgenomen onder de nummers 18 tot en met 29, worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 4 bewezenverklaarde met betrekking tot die voorwerpen is begaan.
De onder de verdachte inbeslaggenomen 2 magneetstrips, op de beslaglijst opgenomen onder nummer 1, worden eveneens verbeurd verklaard nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder feit 1 bewezen verklaarde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan.
Onttrekking aan verkeer
Het tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de inbeslaggenomen kogelpatronen. Deze zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Hetzelfde geldt voor de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven elf creditcards, nu op een van de creditcards een naam, creditcardnummer en CVV is gestanst en het beslag niet is gesplitst, is het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd met het algemeen belang.
Beslag
Teruggave aan de verdachte
Het hof is van oordeel dat de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen (tot een totaal van
€ 225,00) dienen te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De overige inbeslaggenomen goederen, op de beslaglijst opgenomen onder de nummers 2, 7, 8, 12 en 14 dienen eveneens aan de verdachte te worden teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36c, 57, 140, 232, 234 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het tenlastegelegde onder 2, feit 4 (het geldbedrag van € 225,00) en feit 6 (een (alarm) pistool).
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3, 4, 5 en 6 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen met nummers 1, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, 29 van de beslaglijst.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen met de nummers 9 en 16 van de beslaglijst.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de voorwerpen met de nummers 11, 52, 53, 2, 7, 8, 12 en 14 van de beslaglijst.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Koolen - Zwijnenburg, mr. M. Lolkema en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 mei 2023.
=========================================================================
[…]