Uitspraak
zaak A:
zaak B:
1.primair
voorwerp, te schieten en/of
voorwerp, te richten op voornoemde [slachtoffer 2] ;
4.hij op of omstreeks 11 december 2017 te Amsterdam , in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [straatnaam 2] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , immers heeft/hebben hij, verdachte en/oz zijn mededader(s) eenmaal of meermalen
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen.
Naast dit verzoek heeft de verdediging op 1 maart 2022 verzocht om de schorsing van de behandeling van de zaak. Zij heeft in haar toelichting op het verzoek met name gewezen op de omstandigheid dat de verdediging niet voldoende tijd heeft gehad om alle gesprekken uit te luisteren en op de nalatigheid van het openbaar ministerie met betrekking tot de verstrekking van de opnames. De verdediging heeft daarbij aangetekend dat zij er geen bezwaar tegen heeft als het hof na sluiting van het onderzoek op dit verzoek beslist.
Bespreking van de verweren van de verdediging inzake [onderzoeksnaam 1]nader worden besproken.
.Na onderzoek is gebleken dat deze huls hetzelfde kaliber en bodemstempel heeft als de munitie in het patroonmagazijn. De huls is vermoedelijk verschoten met een (semi-) automatisch werkend machinepistool van het type Skorpion in het kaliber 7.65 mm Browning.
in onderzoek [onderzoeksnaam 2]) in combinatie met kentekenregistraties van Viales en bevindingen van verbalisanten op basis van observaties. Deze tijdlijn wordt omwille van de leesbaarheid als bijlage bij dit arrest gevoegd.
childedaar bijna elke dag met vrienden. Tussen 19:17 uur en 19:50 uur stuurde [slachtoffer 2] berichten aan [getuige 3] dat hij naar haar huis in [plaats 1] zou komen. Daarop sprak [getuige 3] een voicebericht in op de telefoon van [betrokkene 1] , met de strekking dat [slachtoffer 2] had gedreigd haar huis te komen ramponeren; dat de verdachte [slachtoffer 2] vandaag echt ging afmaken en dat [getuige 3] hem ging zeggen dat hij het maar lekker uit de hand moest laten lopen. Om 20:34 uur stuurde [getuige 3] het bericht aan de verdachte dat [slachtoffer 2] haar zat te dreigen. Tussendoor stuurde [getuige 3] ook aan anderen berichten met die strekking. Om 21:05 uur stuurde de verdachte aan [getuige 3] het bericht dat zij [slachtoffer 2] moest zeggen dat hij nu naar [buurt 2] moest komen:
Dan ga ik hem doodslaan. Even later liet hij haar weten dat zij [slachtoffer 2] niet moest laten weten dat de verdachte daar zou zijn, maar dat [getuige 3] daar zou zijn. De verdachte wilde [slachtoffer 2] een lesje leren. Om 21:37 uur liet [slachtoffer 2] aan [getuige 3] weten dat hij bij zijn oma was en:
Laat hem komen. Hij weet precies wat Scorpi is. Ik ben bij [bijnaam getuige 1] thuis.Om 21:39 uur liet de verdachte [getuige 3] weten dat zij de kinderen daar moest laten, nu moest komen en moest zeggen waar ze elkaar moesten ontmoeten. [getuige 3] berichtte om 21:40 uur aan de verdachte dat [slachtoffer 2] bij zijn oma aan [straatnaam 1] was en dat zij haar kinderen niet bij haar moeder kon laten. Enige minuten later belde [betrokkene 2] naar [voornaam medeverdachte 1] [medeverdachte 1] . De verbalisanten hebben op camerabeelden gezien dat zij elkaar daarvoor in café [cafenaam] hadden gesproken. Rond 22:07 uur liet [getuige 3] aan de verdachte weten dat ze
erwas. Om 22:11 uur belde de verdachte met [slachtoffer 2] , ze maakten ruzie, waarop [getuige 1] tegen de verdachte zei:
Waarom moet je hem bellen [verdachte] . Stop daarmee. [verdachte] jij bent toch verstandig hou je mond dicht. Om 22:27 uur vroeg (een zus van de verdachte genaamd) [betrokkene 3] aan [getuige 3] waar [verdachte] was en [getuige 3] zei dat hij
hierwas, [getuige 3] zei tegen een ander:
hier deze hof, nr [perceelnummer 1] .Even later liet zij aan [betrokkene 3] weten dat hij nu naar oma’s huis ging en dat hij een
babyhad. Om 22:29 uur zei [getuige 3] tegen (haar nicht) [betrokkene 4] :
ze zijn naar die oma’s huis gegaan.Hieruit volgt dat [getuige 3] de verdachte rond 22:27 uur met de auto heeft afgezet vlakbij de woning van [slachtoffer 2] oma.
babyspreken, zij niet spreken over een baby van vlees en bloed. Het hof gaat ervan uit dat in deze context daarmee een vuurwapen werd bedoeld. In een OVC gesprek tussen diezelfde personen op 22 februari 2018 vanaf 16:10:57 uur komt ter sprake wanneer de verdachte zijn
babyheeft getrokken. [getuige 3] :
hij zei ga niet stoer doen want ik ga gewoon schieten. [verdachte] trekt een…( [betrokkene 3] begint hard te lachen) [getuige 3] :
Hij zei gelijk: handen omhoog, handen omhoog, politie (..) Hij trekt gewoon die baby. Ik zei wat doe je?
nubij (..) was en dat zij tegen [slachtoffer 2] moest zeggen:
NU! Daarop berichtte [slachtoffer 2] aan [getuige 3] dat hij op het hof van zijn oma was en dat hij wachtte. [getuige 3] reageerde 1 minuut later met het bericht:
Ik ben hier, kom dan.
je maakt me kkr parra:
ik maak hem aftot:
ik zal hem een lesje leren.
oh my god ze schreeuwen, ik ren, ik hoor alleen maar jongens schreeuwen,waarop [getuige 3] antwoordde dat ze [verdachte] ging bellen.
babymee hadden maar volgens haar was de
babynu kwijt. De verdachte belde vrienden en zei dat er een probleempje was. Hij zei dat ze
dat ding hebben kwijt geraakt. [betrokkene 3] vroeg
wie? [getuige 3] antwoordde:
moet ik dat door de telefoon zeggen [betrokkene 3] ?
op mij schieten zijn jullie lauw ofzo.De uitingen van [slachtoffer 2] bij de politie vinden daarnaast steun in de verklaring van [getuige 1] en in het 112-gesprek ten tijde van de gebeurtenis van de kleindochter van [getuige 1] met de meldkamer. Geregistreerd werd, dat tijdens het gesprek op de achtergrond paniek was en werd geroepen. Op de vraag van de meldkamer of gezien is dat een pistool aanwezig is, vroeg de kleindochter:
[bijnaam getuige 1] , [bijnaam getuige 1] (het hof: zoals [getuige 1] ook wordt genoemd
) hebben jullie gezien dat [verdachte] een pistool in zijn hand heeft?Geregistreerd is dat op de achtergrond was te horen dat iemand
ja, jariep. Op de vraag hoe die jongen heette antwoordde de kleindochter:
[verdachte].
Uit de rapportage van het NFI van 30 maart 2018 blijkt dat tijdens een schietpartij op 18 januari 2018 (zaak [onderzoeksnaam 3] ) met hetzelfde wapen is geschoten. Uit de verklaring van het slachtoffer van dat schietincident blijkt dat het wapen dat op die dag gebruikt werd, zwart van kleur was. Daar komt bij dat het patroonmagazijn dat in de nacht van 9 op 10 februari 2018 is aangetroffen naast het [straatnaam 3] eveneens zwart van kleur is. Het aangetroffen magazijn is geschikt en bestemd voor een pistoolmitrailleur van het merk CZ model Vz61 Skorpion, kaliber 7.65 mm Browning. De aangetroffen patroonhuls heeft hetzelfde kaliber en bodemstempel als de munitie in het patroonmagazijn en is vermoedelijk met een Skorpion verschoten. Op basis van deze omstandigheden is het hof van oordeel dat kan worden vastgesteld dat op [tijdlijn 9 februari 2018] een zwarte Skorpion is gebruikt voor het lossen van het schot.
Uit het gesprek en de berichtenwisseling tussen [getuige 3] en [betrokkene 3] kan volgen dat de verdachte op
[tijdlijn 9 februari 2018] over een vuurwapen beschikte, dat wapen in handen heeft gehad bij de woning van de oma van [slachtoffer 2] en dat later op de avond dat wapen of een onderdeel ervan (dat ding) is kwijt geraakt. Dit sluit aan bij de verklaring van [getuige 1] dat zij de verdachte met een (zwart) vuurwapen heeft gezien en de vondst van de zwarte patroonhouder in de groenstrook langs het [straatnaam 3] .
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof buiten redelijke twijfel bewezen dat het de verdachte is geweest die op [tijdlijn 9 februari 2018] op [straatnaam 1] in de nabijheid van [slachtoffer 2] een schot heeft gelost met de zwarte Skorpion.
De verdachte is met [medeverdachte 1] , terwijl zij beiden gewapend waren, naar [slachtoffer 2] gegaan en heeft de confrontatie met hem opgezocht. De verdachte was kwaad op [slachtoffer 2] , waarvan hij in het telefoon- en berichtenverkeer voorafgaande aan die confrontatie meermalen blijk heeft gegeven. De verdachte heeft eenmaal met een Skorpion in de lucht geschoten. Dit is niet een handeling die erop is gericht iemand van het leven te beroven. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Gezien de gehele context waarin het incident heeft plaatsgevonden, mede gelet op de inhoud van het daaraan voorafgaande telefoon- en berichtenverkeer, is het hof van oordeel dat de verdachte het opzet had om [slachtoffer 2] te bedreigen. De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft hierop minst genomen voorwaardelijk opzet gehad: door met de verdachte met twee vuurwapens naar [slachtoffer 2] te gaan, heeft hij het risico aanvaard dat de vuurwapens zouden worden gebruikt om het slachtoffer mee te bedreigen.
Verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2]
Dat [getuige 2] geen wapen bij de verdachte heeft gezien is geen omstandigheid die de verdachte vrijpleit. [getuige 2] heeft immers verklaard dat hij op een afstand van twintig meter van de verdachte stond, dat hij zonder bril niet goed op afstand kon zien en dat hij geen bril droeg.
Het hof volgt evenmin het verweer dat de verdachte het schot niet heeft kunnen lossen vanwege de locatie van de aangetroffen patroonhouder. Niet is vast te stellen wanneer het patroonmagazijn uit het wapen is gevallen, hoe de verdachte is komen aanlopen naar het huis van [getuige 1] of wanneer hij het wapen in handen heeft gekregen. Deze onderzoeksbevinding doet daarom niet af aan de bewijsmiddelen die er op wijzen dat de verdachte het wapen in handen heeft gehad, zoals hiervoor is overwogen.
De verweren van de verdedigingnader worden besproken.
Voor de vraag wat het gevolg van dit vormverzuim dient te zijn, acht het hof het volgende van belang. De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn onder uitzonderlijke omstandigheden tot stand gekomen. Deze zijn afgelegd in een periode direct volgend op een voor [slachtoffer 1] zeer ingrijpend incident, terwijl hij in het ziekenhuis lag met zware verwondingen en hiervoor behandeling onderging. In het licht van deze omstandigheden, waaronder goed voorstelbaar is dat bij het afleggen van een verklaring of opmaken van het proces-verbaal misverstanden of onduidelijkheden ontstaan, is het hof van oordeel dat de verdediging zonder meer een belang heeft te toetsen of de verklaringen volledig en correct zijn geverbaliseerd en wat de exacte vragen en antwoorden waren. Het nadeel voor de verdediging dat door het ontbreken van de registraties is ontstaan, kan in deze zaak reeds vanwege het tijdsverloop niet worden gecompenseerd door het verhoor van [slachtoffer 1] bij de rechter-commissaris op 20 mei 2019. Het hof is daarom van oordeel dat onder deze bijzondere omstandigheden het vormverzuim zodanig ernstig is dat niet met strafvermindering kan worden volstaan, maar bewijsuitsluiting van de verklaringen van [slachtoffer 1] van 21, 22, 23, 24, 25 en 26 januari 2018 gerechtvaardigd is.
bron internet: weefselverscheuring)
bron internet: een breuk in de grote bot van de bovenarm)
bron internet: botontsteking)ulna/olecranon links op 09-08-2018 waarbij de PMMA spacer is verwijderd en bonegrafts zijn achtergelaten
bron internet: breuk uiteinde spaakbeen),ORIF
bron internet: fracturen in de handbeenderen), fix ex op 01-02-2018
aaahhhen zag dat hij in elkaar zakte. De getuige zag iemand naar rechts wegrennen in de richting van de parkeerplaats en heeft meteen 112 gebeld; zij zag op de telefoon dat dit om 19:05 uur was
.De man die wegrende droeg een lichtgrijze jas en had een capuchon op. Hij had een licht getinte huidskleur en een normaal postuur.
Het hof is van oordeel dat, gezien deze beschrijvingen, de verdachte op grond van zijn uiterlijke kenmerken niet als dader kan worden uitgesloten. Uit gegevens in het integrale bevragingssysteem van de politie blijkt dat de verdachte 1.83 m lang is. Zijn huidskleur kan worden omschreven als licht getint.
extreem veel waarschijnlijkerals de hulzen zijn verschoten met een en hetzelfde vuurwapen, dan als de hulzen zijn verschoten met twee vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken en dicht hieraan een cijfermatige bewijskracht toe van meer dan 1 miljoen.
hierna te noemen: het viaduct), waar het [straatnaam 3] vanaf het [straatnaam 11] onderdoor loopt in de richting van [straatnaam 1] .
Het hof zal dat niet doen, mede omdat het dossier wel de afzonderlijke beelden, maar geen compilatie daarvan bevat, waarvan de verbalisanten kennelijk zijn uitgegaan. Het hof zal slechts een zeer beperkt aantal waarnemingen van de camerabeelden voor het bewijs gebruiken, te weten die waarnemingen die steun vinden in andere bewijsmiddelen. De waarnemingen die het hof zal gebruiken, zijn weergegeven in de tijdlijn. De overige beelden en bevindingen daarvan acht het hof wegens ontoereikende kwaliteit niet bruikbaar voor het bewijs.
in onderzoek [onderzoeksnaam 2]) in combinatie met kentekenregistraties van Viales, bevindingen van verbalisanten en enkele camerabeelden.
het hof begrijpt hier en hiervoor: [betrokkene 2]). Ik heb voornamelijk met hem gesproken. Ik ben via dezelfde route terug gelopen naar [straatnaam 1] . Onder de woningen van [straatnaam 1] is een voetgangerstunneltje, als je dit tunneltje doorloopt kom je op [straatnaam 1] . Ik was net onder dit tunneltje door gelopen toen ik een knal hoorde. Ik draaide me om en ik zag een jongeman met een vuurwapen op me gericht. Ik schat dat de man op een meter bij mij vandaan stond. Ik hoorde nog meer knallen. Ik voelde dat ik in mijn benen, arm en buikstreek werd geraakt. Ik viel op de grond en begon te schreeuwen. Mijn pet is ook op de grond gevallen. Ik zag de dader wegrennen in de richting van de parkeerplaats. Het vuurwapen was zwart. Ik had niet het idee dat ik werd gevolgd.
bron: de algemeen toegankelijke internetbron Google Maps).
(het hof: waarschijnlijk wordt bedoeld: [wijk 1] )we zijn klaar.
(opmerking verbalisanten: waarschijnlijk is dit een telefoon).Het hof acht deze vaststelling van de verbalisanten aannemelijk, gezien het hierop gevolgde telefonische contact tussen [getuige 3] en [betrokkene 2] , in samenhang bezien met het feit dat [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij [betrokkene 2] op de heen- en terugweg onder het viaduct heeft gesproken en een verbalisant even later [betrokkene 2] heeft aangetroffen onder dat viaduct.
:
gewonde na schietpartij in Amsterdam [buurt 1] . Een man is naar het ziekenhuis vervoerd.
Google Mapsblijkt dan men van daaruit snel de [locatie 3] kan bereiken. [getuige 3] heeft de verdachte rond 19:10 uur, dus binnen een tijdsbestek van ongeveer 5 minuten nadat de schietpartij had plaatsgevonden, in haar Kia opgehaald. Drie minuten later reed de Kia van [getuige 3] op de afrit van [locatie 3] naar de A9 in de richting van de A2 in Amsterdam . Deze locatie ligt op de route van [straatnaam 1] naar [plaats 1] . Rond 19:16 uur is tweemaal gebeld met het toestel van [getuige 3] naar het toestel van [betrokkene 2] . Vanaf 19:35 uur werden met de telefoon van de verdachte op internet meermalen de sites [website 1] en [website 2] bezocht. Rond 19:50 uur is zijn telefoon geregistreerd in [plaats 3] , in de buurt van zijn woonplaats [plaats 1] .
delink te sturen en heeft haar daarna (toen genoemd bericht al openstond) laten weten dat zij
hetal had. Het hof deelt de conclusie van de advocaat-generaal op dit onderdeel dat op de telefoon van [getuige 3] dus gericht is gezocht naar berichtgeving rond de schietpartij die even daarvoor had plaatsgevonden. De verdachte heeft vanaf 19:51 uur eveneens op die websites gezocht. Het hof gaat ervan uit dat hij eveneens op zoek was naar berichten over de schietpartij, nu niet is gebleken dat hij toen berichten over andere onderwerpen heeft geopend.
Ik weet wat er is gebeurd. Ik weet verder van niks. Wat kom je hier bij mij doen? Moet ik nu gaan opletten of zo?
thumbnailbestanden aangetroffen waarop verschillende vuurwapens te zien zijn. De bestanden zijn aangemaakt op 7 en 8 januari 2018.
Movie 0065).Een verbalisant heeft geconstateerd dat op de foto op de linkerhand waarmee de Kalashnikov wordt vastgehouden, enkele specifieke kenmerken te zien zijn: de pinknagel is langer dan de andere nagels en op de nagel van de ringvinger is aan de bovenkant een donkere verkleuring zichtbaar. De verdachte is op 10 februari 2018 aangehouden in de zaak [onderzoeksnaam 1] . Toen zijn foto’s gemaakt van zijn handen. De verbalisant heeft daarop waargenomen dat de pinknagel van de linkerhand van de verdachte lang is en dat bovenaan op zijn nagel van de ringvinger een zwarte verkleuring te zien is.
Jullie denken echt dat jullie wat gaan vinden, ik ben niet kanker dom ofzo. Jullie gaan niks vinden.Eenmaal in de lift hoorde de verbalisant hem zeggen:
Jullie denken dat ik dom ben, wij schieten met handschoenen. Jullie gaan niks van bewijs vinden.De verbalisant zag dat de verdachte met zijn hand een pistool maakte en hoorde hem nogmaals zeggen:
Wij schieten met handschoenen. De verbalisant zag dat de verdachte zijn hand nog als een pistool hield en hoorde hem zeggen:
Bang Bang!
(p.774 en 775).
Gesprek tussen [betrokkene 2] met een onbekend gebleven man.
toch? [3] Is ie ook op [afkorting 2] gaan schieten ermee. Als ze die pipa hebben gevonden is ie meteen de
lul.
bewezenverklaring.
Duidelijk is dat in het gesprek 101500 van 17 februari 2018 geschoten moet zijn gezegd waar alleen een deel van het woord hoorbaar was. In de zinnen daarvoor is het woord ‘geschoten’ reeds twee keer gebruikt en duidelijk is dat de sprekers nog steeds over dezelfde gebeurtenis praten.
Dat de verdachte [bijnaam 2 verdachte] wordt genoemd, blijkt uit een samenhang van bewijsmiddelen die reeds hierboven zijn opgenomen. In een in die bewijsmiddelen opgenomen gesprek (231500 van 17 februari 2018) staat weliswaar een opmerking die niet geheel strookt met de (juridische) realiteit, maar de andere feiten zijn – met name in onderlinge samenhang – zeer onderscheidend en het hof acht niet onaannemelijk dat de kennis van de spreker op dit punt enigszins tekort schiet.
Desondanks is het hof is van oordeel dat de OVC-gesprekken voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De OVC-gesprekken zijn letterlijk uitgewerkt en aan de verdediging zijn auditieve opnames van de gesprekken zijn ter beschikking gesteld, zodat de verdediging en het hof de opeenvolgende gesprekken in hun context hebben kunnen beluisteren en hebben kunnen controleren of de gesprekken volledig en op de correcte wijze zijn uitgewerkt. Daarnaast overweegt het hof dat de OVC-gesprekken slechts als ondersteunend bewijs zullen worden gebruikt en dat deze geen cruciale of significante rol spelen in de bewijsvoering. Om die redenen is het hof van oordeel dat het ontbreken van een effectieve mogelijkheid tot het uitvoeren van het ondervragingsrecht van de getuige [betrokkene 2] niet in de weg staat aan het gebruik van deze gesprekken.
Allereerst acht het hof het gegeven dat de getuigen verklaren dat de schutter een grijze jas of hoodie droeg geen ontlastende omstandigheid. Weliswaar is op camerabeelden te zien dat de verdachte om 18:20 uur een blauwe jas droeg, maar hieruit volgt niet dat hij deze jas nog droeg op het moment dat het schietincident plaats vond, 40 minuten later. Tussen de ontmoeting met [slachtoffer 1] en het schietincident is er immers voldoende gelegenheid geweest om de jas uit te trekken en ergens neer te leggen. Daarbij merkt het hof nog op dat uit de uitlatingen van de verdachte over het schieten met handschoenen blijkt dat hij bekend is met manieren om te voorkomen dat de opsporing een persoon koppelt aan een delict.
Het ontbreken van verklaringen van ooggetuigen over de witte schoenen acht het hof evenmin ontlastend voor de verdachte. Dat een verbalisant de schoenen van de verdachte heeft gebruikt om de verdachte te volgen op camerabeelden vanwege hun duidelijk herkenbare kleur, wil immers niet zeggen dat verwacht kan worden dat getuigen deze schoenen waarnemen tijdens een schietincident in hun woonomgeving.
Weliswaar kan, zoals de verdediging terecht stelt, uit de omstandigheid dat tijdens twee gelegenheden met hetzelfde wapen is geschoten op zichzelf niet worden vastgesteld dat het ook dezelfde schutter is geweest die het wapen tijdens deze gelegenheden heeft gebruikt, maar in combinatie met de andere bewijsmiddelen acht het hof deze omstandigheid bijzonder belastend voor de verdachte.
Uit deze jurisprudentie blijkt dat het EHRM van oordeel is dat het zwijgrecht geen absoluut recht is en dat onder omstandigheden aan het zwijgen van de verdachte bewijsrechtelijke gevolgen (inferences) kunnen worden verbonden. Of deze bewijsrechtelijke gevolgen de toets van artikel 6 EVRM kunnen doorstaan, hangt af van de procedurele waarborgen, de situatie waarin de gevolgen volgens het nationale stelsel mogen worden toegekend (oftewel: de vereiste kwaliteit van het verzamelde bewijs) en het gewicht dat aan de gevolgtrekkingen toekomt binnen de bewijsvoering (EHRM, 8 februari 1996, John Murray t. VK, EHRM, 20 maart 2001, Telfner t. Oostenrijk, EHRM, 18 maart 2010, Krumpholz t. Oostenrijk).
In de zaak Krumpholz en Telfner heeft het EHRM in het algemeen uiteen gezet dat de mogelijkheid tot het trekken van dergelijke bewijsrechtelijke gevolgen niet beperkt is tot rechtsstelsels waarin deze rechterlijke bevoegdheid expliciet is neergelegd en omschreven in een wettelijke bepaling, mits in de betreffende zaak het verzamelde bewijs zo sterk is dat op basis van gezond verstand uit het uitblijven van een verklaring van de verdachte slechts de conclusie kan worden getrokken dat hij geen antwoord heeft op de zaak tegen hem. Het EHRM gebruikt vervolgens bij het beoordelen van de specifieke feiten en omstandigheden in deze zaken alsnog de termen ‘prima facie case’ (Telfner-arrest) en ‘clearly calls for an explanation’ (Krumpholz-arrest).
1.
4.hij op 11 december 2017 te Amsterdam , met anderen, op de openbare weg het [straatnaam 2] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] , immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders:
thans feit B onder 4)veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaar met aftrek van voorarrest.
€ 770,00
€ 1.335,00toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
€ 25.000,00en heeft daarbij in het bijzonder gelet op:
- de omstandigheid dat de benadeelde partij als gevolg van het handelen van de verdachte fysiek letsel heeft opgelopen, bestaande uit onder meer weefselverscheuring van de lever, perforaties van de darmen, fracturen van de bovenarm, het spaakbeen en de handbeenderen;
- de omstandigheid dat de benadeelde partij verscheidene operaties heeft moeten ondergaan en heeft moeten revalideren;
- de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters in Nederland wordt toegekend.
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) jaren en 5 (vijf) maanden.
gijzelingop ten hoogste
166 (honderdzesenzestig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
18. 1.00 STK Patroonhouder (goednummer: 5529009).
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.