ECLI:NL:GHAMS:2022:911

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
23-003088-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen op de openbare weg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen op de openbare weg, wat ook daadwerkelijk was gebruikt. De politierechter had een gevangenisstraf van vier maanden opgelegd, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf van negen maanden geëist. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf vernietigd en deze vastgesteld op vier maanden onvoorwaardelijk. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof constateerde ook dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, maar verbond hieraan geen gevolgen. De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003088-19
datum uitspraak: 25 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-174991-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht acht te slaan op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ten tijde van het bewezenverklaarde feit en aan de verdachte, mede gelet op het tijdsverloop en het bij de verdachte ontstane letsel, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op de openbare weg voorhanden hebben van een doorgeladen vuurwapen met bijbehorende scherpe munitie. Het ongeoorloofde bezit van vuurwapens draagt sterk bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat geldt te meer in de onderhavige zaak waarin het vuurwapen ook daadwerkelijk door de verdachte is gebruikt. Het feit dat de verdachte daarbij zichzelf met een kogel heeft geraakt, maakt, mede gelet op de mogelijkheid dat het vuurwapen ook in een andere richting af had kunnen gaan, in het bijzonder duidelijk wat voor een onaanvaardbare risico’s het ongeoorloofde bezit en gebruik van vuurwapens op de openbare weg voor de veiligheid van personen met zich brengt.
Het hof heeft verder gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Deze straffen hebben hun weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In die oriëntatiepunten, waarbij het hof als uitgangspunt neemt de oriëntatiepunten ten tijde van het bewezenverklaarde feit, wordt voor het enkel voorhanden hebben van een vuurwapen een gevangenisstraf van drie maanden genoemd. In strafverzwarende zin houdt het hof rekening met de omstandigheden dat het vuurwapen doorgeladen en binnen handbereik in een voertuig, op de openbare weg, is aangetroffen alsmede dat het vuurwapen ook daadwerkelijk is afgegaan.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden. In hetgeen de raadsman met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van de verdachte heeft aangevoerd heeft het hof, anders dan de politierechter, aldus geen reden gezien een lagere straf op te leggen. Het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht geeft daartoe evenmin aanleiding.
Redelijke termijn
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in hoger beroep is overschreden met een maand. Gelet op de geringe mate waarin deze termijn is overschreden, en gelet op de aard en omvang van de op te leggen straf, volstaat het hof met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden en verbindt het aan deze overschrijding geen gevolgen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. E. van Die en mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg, in tegenwoordigheid van mr. L. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 maart 2022.
Mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]