In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1995, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging in vereniging, gepleegd op 5 april 2019 te Utrecht. De tenlastelegging omvatte het slaan, duwen en schoppen van het slachtoffer, met gebruik van een honkbalknuppel, wat resulteerde in lichamelijk letsel voor het slachtoffer. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het feit wettig en overtuigend bewezen verklaard, op basis van getuigenverklaringen en de aangifte van het slachtoffer. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij de aangeefster met haar handen heeft geslagen en met haar voeten heeft getrapt, en dat het geweld voortkwam uit een familieconflict. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen bij de strafoplegging. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij niet eerder veroordeeld is en dat het familieconflict inmiddels is bijgelegd.