ECLI:NL:GHAMS:2022:861
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Compensatie voor vertraging bij een vliegreis en de gevolgen van cederende vorderingen
In deze zaak heeft EUclaim B.V. hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 16 december 2020 werd gewezen. Het hoger beroep betreft een vordering tot compensatie voor vertraging bij een vlucht van Amsterdam naar Antalya op 22 juli 2018, waarbij het vliegtuig met meer dan drie uur vertraging aankwam. EUclaim heeft de vorderingen van passagiers die recht hebben op compensatie gecedeerd gekregen en heeft deze vorderingen in hoger beroep aan de orde gesteld. De kantonrechter had de vordering afgewezen, omdat hij de onderbouwing daarvan als tegenstrijdig en onbegrijpelijk beschouwde. EUclaim heeft in hoger beroep een memorie van grieven ingediend, waarin zij haar eis heeft gewijzigd en verzocht om toewijzing van de gewijzigde eis, inclusief buitengerechtelijke incassokosten.
Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van EUclaim niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft de vordering tot compensatie van € 400 per passagier toegewezen, wat resulteert in een totaalbedrag van € 13.200 voor 33 passagiers. Daarnaast heeft het hof de buitengerechtelijke kosten van € 1.980 afgewezen, maar wel een bedrag van € 875 toegewezen op basis van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd en Onur Air veroordeeld tot betaling van in totaal € 14.075 aan EUclaim, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van het geding in beide instanties.