In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd, was beschuldigd van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne op 9 september 2021 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De eerdere veroordeling door de politierechter, die een gevangenisstraf van 7 maanden had opgelegd, werd vernietigd. Het hof heeft de straf bepaald op 10 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de justitiële geschiedenis van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor drugsgerelateerde misdrijven. Het hof heeft daarbij de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht in acht genomen.