ECLI:NL:GHAMS:2022:827

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
20 maart 2022
Zaaknummer
23-000749-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanvullende strafmotivering en contactverboden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1971, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 12 maart 2021, waarin vrijheidsbeperkende maatregelen waren opgelegd, waaronder contactverboden met zijn ex-partner en zoon. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de strafmotivering aangevuld. De raadsvrouw van de verdachte pleitte voor een beperking van de contactverboden tot alleen de ex-partner en de zoon, terwijl de dochter geen schriftelijke verklaring had ingediend. De advocaat-generaal vorderde dat de verdachte dezelfde straf en maatregelen opgelegd kreeg als door de politierechter. Het hof overwoog dat de dochter van de verdachte angstig is voor hem en dat de ex-partner en zoon ook baat hebben bij het contactverbod. Ondanks de motivatie van de verdachte om zijn problemen aan te pakken, concludeerde het hof dat hij nog geen klinische behandeling had ondergaan en dat er risico's waren voor de maatschappij. Daarom werd besloten dat de verdachte zich voor twee jaar moest onthouden van contact met zijn ex-partner, zoon en dochter, en zich niet in de nabijheid van hun woning mocht bevinden. De beslissing is gegrond op relevante wetgeving, waaronder de Wet tijdelijk huisverbod en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000749-21
datum uitspraak: 18 maart 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 12 maart 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-014037-21 en 15-013644-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de strafmotivering en toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult op navolgende wijze.

Oplegging van straf en maatregelen

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de oplegging van de vrijheids-beperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voor zover inhoudende een contactverbod met bepaalde personen, in hoger beroep beperkt dient te blijven tot een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de ex-partner en de zoon van de verdachte. De dochter van de verdachte, [slachtoffer 3], heeft, in tegenstelling tot hen, in hoger beroep geen schriftelijke slachtofferverklaring ingebracht, waardoor onduidelijk is of ook zij geen contact met de verdachte wenst. Tevens heeft de raadsvrouw bepleit dat rekening dient te worden gehouden met het feit dat de politierechter de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen dadelijk uitvoerbaar heeft verklaard, in zoverre dat deze in hoger beroep voor de duur van ten hoogste één jaar moeten worden opgelegd.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en maatregelen als opgelegd door de politierechter.
Het hof overweegt als volgt.
Dochter [slachtoffer 3] heeft op 16 januari 2021 bij de politie onder meer verklaard dat zij doodsbang is voor de verdachte en dat hij, sinds hij (weer) drugs gebruikt, weer agressief, paranoïde en onrustig is en (met name met haar moeder) veel ruzie maakt. Verder heeft zij verklaard dat zij door de situatie thuis moeite heeft met concentreren op school en altijd angstig is. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] van 7 februari 2022 blijkt dat haar kinderen thans ‘in vrede leven en gelukkig zijn.’ Daarom wenst zij dat het contactverbod wordt verlengd. Ook zoon [slachtoffer 2] heeft in zijn schriftelijke slachtofferverklaring van 7 februari 2022, kort gezegd, naar voren gebracht dat hij veel baat heeft bij het contactverbod en dat hij wenst dat dit wordt verlengd.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep en het reclasseringsrapport van Fivoor van 3 maart 2022 blijkt zonder meer dat de verdachte gemotiveerd is om zijn problemen aan te pakken. De verdachte ondergaat bijvoorbeeld sinds december 2020 een vrijwillige ambulante behandeling bij de Waag. Hij heeft ter terechtzitting evenwel verklaard dat hij af en toe een terugval heeft met alcohol. Voornoemd reclasseringsrapport vermeldt bovendien dat volgens de heer [naam], maatschappelijk werker van de verdachte bij HVO Querido, soms sprake is van impulsdoorbraken bij de verdachte en dat het regelmatig is voorgekomen dat de verdachte weerhouden moest worden om contact te zoeken met zijn gezinsleden en daardoor het contactverbod te overtreden. De verdachte heeft, mede door het in de onderhavige zaak ingestelde hoger beroep, sinds de tenlastegelegde feiten niet onder toezicht of begeleiding van de reclassering gestaan. Door de reclassering wordt geconcludeerd, en de verdachte beaamt dit, dat een klinische behandeling noodzakelijk is met het oog op zijn psychische problematiek en middelengebruik. De verdachte staat op de wachtlijst voor een klinische behandeling bij [centrum], maar doordat hij nog niet over stabiele huisvesting beschikt, is deze nog niet aangevangen.
Het hof concludeert dat de verdachte, hoewel hij de goede weg is ingeslagen, sinds de bewezenverklaarde delicten relatief beperkt is begeleid, dat sprake is geweest van (dreigende) terugvallen, en dat hij nog geen klinische behandeling heeft ondergaan voor zijn middelen-gerelateerde en psychische problematiek. Dit bezien, in samenhang met voornoemde verklaringen van de ex-partner, zoon en dochter van de verdachte acht het hof het, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, noodzakelijk dat de verdachte (nogmaals) wordt bevolen zich voor 2 jaren van contact te onthouden met [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De verdachte dient daarom eveneens te worden bevolen dat hij zich in die periode noch zal ophouden in een straal van 100 meter rondom hun woning, te weten de woning aan het adres [adres 2], noch in die woning zelf. Het hof verenigt zich dus ook voor wat betreft de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregelen met het vonnis.

Aanvulling toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn ook gegrond op artikel 1 en 2 van de Wet tijdelijk huisverbod en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.A. van Eijk en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2022.