ECLI:NL:GHAMS:2022:826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
20 maart 2022
Zaaknummer
23-001547-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1963, was aangeklaagd voor openlijke geweldpleging in vereniging, gepleegd op 3 september 2019 te IJmuiden. De tenlastelegging omvatte het meermalen stompen en schoppen van het slachtoffer, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder vier gebroken ribben en een klaplong. De verdachte ontkende geweld te hebben gebruikt en stelde dat hij slechts was gestruikeld, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat hij betrokken was bij het geweld. De getuigeverklaringen en de aangifte van het slachtoffer wezen op de actieve rol van de verdachte in de mishandeling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf van 100 uren op, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de impact op de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001547-20
datum uitspraak: 18 maart 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 14 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-016469-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primairhij op of omstreeks 3 september 2019, te IJmuiden, gemeente Velsen, openlijk, te weten aan de [straat], in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans één maal, met kracht stompen en/ of slaan op/ tegen het hoofd en/ of het gezicht en/ of het bovenlichaam van die [slachtoffer] en/ of het meermalen, althans één maal, met kracht trappen en/ of schoppen tegen de linkerzij, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer], terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, te weten vier gebroken ribben en een klaplong voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 3 september 2019, te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met kracht heeft gestompt en/ of heeft geslagen op/ tegen het hoofd en/ of het gezicht en/ of het bovenlichaam en/ of het meermalen, althans één maal, met kracht heeft getrapt en/ of heeft geschopt tegen de linkerzij, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:hij op of omstreeks 3 september 2019, te IJmuiden, gemeente Velsen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen, althans één maal, met kracht te stompen en/ of te slaan op/ tegen het hoofd en/ of het gezicht en/ of het bovenlichaam en/ of door het meermalen, althans één maal, met kracht te trappen en/ of te schoppen tegen de linkerzij, althans het bovenlichaam van die [slachtoffer].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep ontkend geweld te hebben gebruikt tegen de aangever. De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de verdachte geen wezenlijke of significante bijdrage heeft geleverd aan het tegen de aangever gepleegde geweld. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het geweld slechts is gepleegd door de medeverdachte [medeverdachte], hetgeen volgt uit de verklaring van de aangever. De enige manier waarop de verdachte met de aangever in aanraking is gekomen, is dat hij, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, is gestruikeld en daardoor met de aangever ten val is gekomen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat hij op 3 september 2019 voor de woning van de verdachte aan de [adres] stond. Een man van 1.80 meter lang kwam naar buiten en sloeg de aangever op zijn gezicht en bovenlijf. Zij vielen samen op de grond. Een andere man kwam vervolgens ook naar buiten uit dezelfde woning en begon tegen de verdachte te schreeuwen en aan zijn bretels te trekken. De man van 1.80 meter heeft vervolgens, terwijl de aangever op de grond lag, tegen de linkerzij van de aangever getrapt, waarna deze gekraak in zijn ribben hoorde en veel pijn voelde. Volgens een zich in het dossier bevindende geneeskundige verklaring van 4 september 2019 had de aangever onder meer een longcontusie, een klaplong en ribfracturen. De getuige [getuige] heeft verklaard te hebben gezien dat twee mannen een andere man, die op de grond lag, aan het mishandelen waren. De ene man schopte hem en de andere man hield hem in een wurggreep. Volgens [getuige] was een van die mannen wat ouder, had grijs haar en droeg zwarte kleding. Ook heeft zij tegen de politie direct na het voorval verklaard dat de man die de andere man in een wurggreep hield [adres] binnen was gelopen. De ter plaatse gekomen politieambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben waargenomen dat de verdachte uit [adres] kwam lopen, volledig in het zwart was gekleed, grijs haar had en dat hij bloed op zijn linker onderarm en verwondingen aan zijn rechter onderarm had.
Gelet op het voorgaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is het hof – in weerwil van hetgeen door de raadsman is aangevoerd – van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte, door [slachtoffer] in een wurggreep te houden terwijl de medeverdachte deze mishandelde, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer]. Daarbij kent het hof in het bijzonder waarde toe aan de verklaring van [getuige], die het door de verdachte naar voren gebrachte scenario weerspreekt. Het hof ziet geen enkele aanleiding te twijfelen aan de objectiviteit en juistheid van haar waarnemingen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2019 te IJmuiden, gemeente Velsen, openlijk, te weten aan de [straat], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan tegen het gezicht en het bovenlichaam van [slachtoffer] en het meermalen schoppen van [slachtoffer].
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het in het openbaar geweld plegen tegen het slachtoffer. Het slachtoffer is hierbij geslagen en getrapt, met aanzienlijk letsel tot gevolg, te weten vier gebroken ribben en een klaplong. Hiermee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijk geweld, gepleegd aan de openbare weg, versterkt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, in het bijzonder bij de personen die daarvan getuige zijn geweest.
Het hof heeft gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd en waarvan de oplegging haar weerslag heeft gevonden in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Hierin wordt voor openlijke geweldpleging zonder lichamelijk letsel, begaan tegen personen, een taakstraf van 120 uren als uitgangspunt genoemd. Het hof zal in het licht van de wetsystematiek inzake artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht uitgaan van dit oriëntatiepunt, nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat voornoemd letsel is toegebracht door de mededader en niet door de verdachte zelf.
Het hof acht, alles afwegende en rekening houdend met het tijdsverloop in deze zaak, een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.A. van Eijk en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 18 maart 2022.
=========================================================================
[…]