ECLI:NL:GHAMS:2022:825
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan schriftelijke bijzondere volmacht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 mei 2021 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de advocaat-generaal heeft verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De raadsvrouw van de verdachte had op 17 mei 2021 een schriftelijke bijzondere volmacht verleend aan een medewerker van de griffie van de rechtbank Amsterdam om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Echter, het hof constateerde dat deze volmacht niet voldeed aan de eisen van artikel 450, derde lid, Sv, omdat er geen adres was opgenomen voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding door de verdachte.
Aangezien de verdachte zelf, noch een gemachtigde raadsvrouw, ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig was, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof was dan ook om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, wat betekent dat het hoger beroep niet verder in behandeling wordt genomen.