ECLI:NL:GHAMS:2022:825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
19 maart 2022
Zaaknummer
23-001324-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens gebrek aan schriftelijke bijzondere volmacht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 maart 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 11 mei 2021 was gewezen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar de advocaat-generaal heeft verzocht om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

De raadsvrouw van de verdachte had op 17 mei 2021 een schriftelijke bijzondere volmacht verleend aan een medewerker van de griffie van de rechtbank Amsterdam om namens de verdachte hoger beroep in te stellen. Echter, het hof constateerde dat deze volmacht niet voldeed aan de eisen van artikel 450, derde lid, Sv, omdat er geen adres was opgenomen voor de ontvangst van een afschrift van de dagvaarding door de verdachte.

Aangezien de verdachte zelf, noch een gemachtigde raadsvrouw, ter terechtzitting in hoger beroep aanwezig was, heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het hoger beroep. De beslissing van het hof was dan ook om de verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, wat betekent dat het hoger beroep niet verder in behandeling wordt genomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001324-21
datum uitspraak: 4 maart 2022
VERSTEK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2021 in de strafzaak onder de parketnummers
13-116566-21 en 16-038326-21 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres].

Onderzoek ter terechtzitting

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 4 maart 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkend tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het hoger beroep op grond van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

De raadsvrouw van de verdachte heeft bij een als bijlage bij een e-mailbericht gevoegde brief van 17 mei 2021 een schriftelijke bijzondere volmacht verleend aan een medewerker ter griffie van de rechtbank Amsterdam tot het instellen van hoger beroep namens de verdachte. Op 18 mei 2021 is krachtens die volmacht hoger beroep ingesteld.
Het hof stelt vast dat voormelde schriftelijke bijzondere volmacht niet voldoet aan de daaraan in artikel 450, derde lid, Sv gestelde eisen, nu daarin niet een adres is opgenomen voor de ontvangst door de verdachte van een afschrift van de dagvaarding. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de verdachte, noch een door hem op de voet van artikel 279 Sv gemachtigde raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, dient de verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard in het namens hem ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. H.A. van Eijk en mr. D. Abels, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 maart 2022.