ECLI:NL:GHAMS:2022:802

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
23-002595-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen verstekveroordeling in strafzaak met terugwijzing naar politierechter

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 24 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verstekveroordeling door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was bij verstek veroordeeld voor diefstal van meerdere tandpasta's en een fiets. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de diefstal van tandpasta's op 25 mei 2020 in Bloemendaal en de diefstal van een fiets op 21 mei 2020 in Zandvoort. De raadsman van de verdachte betoogde dat de zaak teruggeworpen moest worden naar de politierechter, omdat de verdachte ten tijde van de eerste zitting in België gedetineerd was en de dagvaarding niet in persoon was betekend. Het hof heeft vastgesteld dat, hoewel de dagvaarding correct was betekend, de verdachte niet in zijn tegenwoordigheid was berecht, wat in strijd is met zijn recht. De advocaat-generaal heeft geen bezwaar gemaakt tegen de terugwijzing. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, zodat recht kan worden gedaan met inachtneming van dit arrest.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002595-21
datum uitspraak: 24 februari 2022
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 23 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-017062-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 februari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2020 te Bloemendaal, in elk geval in Nederland, meerdere tandpasta's (met een totale waarde van EUR 217,39), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan de [winkel], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2020 te Zandvoort, in elk geval in Nederland, een fiets (van het merk B'twin), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

De raadsman heeft betoogd dat het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen naar de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, nu de verdachte ten tijde van de terechtzitting in eerste aanleg gedetineerd was in België en hij bij verstek is veroordeeld. De dagvaarding voor de onderhavige zaak is hem niet in persoon betekend, zodat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. De verdachte heeft geen afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht.
De advocaat-generaal heeft zich niet tegen de terugwijzing van de zaak verzet. De dagvaarding is op juiste wijze betekend, maar nadien is gebleken dat de verdachte ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de zaak in eerste aanleg in België was gedetineerd.
Het hof stelt het volgende vast.
De verdachte is in deze strafzaak op 23 maart 2021 door de politierechter bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf. Het hof stelt daarnaast vast dat de verdachte ten tijde van deze zitting van de politierechter gedetineerd was in België. Hoewel de dagvaarding in eerste aanleg juist is betekend en aangenomen moet worden dat verdachtes detentie in het buitenland de politierechter onbekend was, is sprake van de situatie dat - in de woorden van de Hoge Raad - achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht is tekortgedaan. Nu de verdediging uitdrukkelijk heeft verzocht om terugwijzing naar de eerste rechter, als bedoeld in artikel 423, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal het hof daartoe overgaan, na vernietiging van het vonnis waartegen beroep is ingesteld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Noord-Holland ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 februari 2022.
mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.